ECLI:NL:RBZLY:2009:BJ6418

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
18 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.607164-08 + 07.607164-07 (vtvv), 07.600347-09 en 07.607023-09 (gev.ttz.)
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak met meerdere inbraken en diefstallen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 18 augustus 2009, stonden de verdachte en zijn medeverdachte terecht voor een reeks van inbraken en diefstallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in vereniging met een ander, betrokken was bij meerdere auto-inbraken en woninginbraken in de periode van mei tot en met oktober 2008. De feiten omvatten onder andere het stelen van navigatiesystemen, sieraden, en andere waardevolle goederen uit voertuigen en woningen. De verdachte werd op heterdaad betrapt door verbalisanten, die hem en zijn medeverdachte zagen vluchten na het plegen van een inbraak. Tijdens de aanhouding werden gestolen goederen aangetroffen, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte en zijn medeverdachte nauw samenwerkten bij de gepleegde misdrijven. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten, waaronder diefstal met braak en belediging van ambtenaren in functie. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 26 maanden, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummers: 07.607164-08 + 07.607164-07 (vtvv), 07.600347-09 en 07.607023-09 (gev.ttz.) (P)
Datum: 18 augustus 2009
Vonnis in de zaak van
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit anderen hoofde gedetineerd in de penitentiaire inrichtingen [plaats].
ONDERZOEK VAN DE ZAAK
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het onderzoek is gehouden ter openbare terechtzitting van 23 april 2009 en 4 augustus 2009. Op 23 april 2009 is de verdachte verschenen, bijgestaan door mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, advocaat te Amsterdam. Bij de behandeling ter terechtzitting op 4 augustus 2009 is de verdachte niet verschenen; hij heeft afstand gedaan van zijn recht ter terechtzitting aanwezig te zijn. De raadsvrouw van verdachte, mr. R.C. Honig, advocaat te Amsterdam, is evenmin verschenen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.J.E. Vink.
TENLASTELEGGING
De zaak is aanhangig gemaakt bij een drietal dagvaardingen van 2 april 2009. De tenlasteleggingen zijn als bijlagen aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven op neer dat verdachte:
07.607164-08:
Feit 1 tot en met 4: in vereniging, dan wel alleen, een viertal auto-inbraken heeft gepleegd.
07.600347-09:
Feiten 1, 3, 5, 7 en 9: in vereniging, dan wel alleen, heeft ingebroken in woningen en daar goederen heeft weggenomen.
Feiten 2 en 6: in vereniging, dan wel alleen, geld heeft gestolen uit een geldautomaat door middel van een valse sleutel.
Feit 4 en 10: ambtenaren in functie heeft beledigd.
Feit 8 primair en subsidiair: in vereniging, dan wel alleen, heeft geprobeerd in te breken in een woning dan wel in vereniging, dan wel alleen, een ruit heeft vernield.
07.607023-09:
Feit 1: heeft geprobeerd in te breken in een woning.
Feit 2 primair en subsidiair: in vereniging, dan wel alleen, heeft ingebroken in een woning, dan wel twee (gouden) armbanden voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze afkomstig waren van een misdrijf.
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJS
A. Vaststaande feiten
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten stelt de rechtbank de navolgende feiten vast.
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 07.607164-08:
Blijkens een proces-verbaal van aanhouding rijden twee verbalisanten op 21 mei 2008 omstreeks 4.25 uur in [plaats] over de [adres]. Zij zien twee mannen lopen over het voetpad tussen de [adres] en de [adres]. Deze mannen maken volgens de verbalisanten bij het zien van het opvallende dienstvoertuig een nerveuze onzekere indruk. Zij liepen niet door of weg en stonden achter elkaar.
Een van de mannen maakte zich af en toe klein. Zijn handen waren niet te zien en het was onduidelijk waar hij mee bezig was. Door de aanwezigheid van een haag konden de verbalisanten niet zien wat er mogelijk bij die man op straat was te zien.
De andere man liep weg en verloor de dienstauto geen seconde uit het oog. Aangekomen bij de [adres] zagen de verbalisanten de tweede man de weg oversteken en lopen richting [adres].
Op het moment dat de verbalisanten uitstappen uit het dienstvoertuig op de hoek [adres] met de [adres] zagen de verbalisanten de eerste man nog net de [adres] inrennen, kennelijk achter de andere man aan.
Van beide mannen kunnen de verbalisanten een signalement en kleur van jas waarnemen.
Op de plaats waar de personen hadden gestaan op het moment dat de verbalisanten hen zagen staan, is door een van de verbalisanten een sporttas aangetroffen met daarin onder meer (onderdelen van) navigatieapparatuur, een lamp, een schroevendraaier en zwarte handschoenen.
Vervolgens wordt door de verbalisanten een onderzoek ingesteld naar de twee personen.
Een van de verbalisanten ziet beide mannen op 400 m afstand lopen op het [adres] richting het [adres] sportpark. Hij herkent hen aan hun postuur. Hij ziet dat beide mannen de bosjes in springen.
Verdachte is even later aangehouden op het [adres] en is aan de hand van zijn signalement herkend door de verbalisanten die hem hebben gezien nabij de tas.
[medeverdachte] is in de buurt aangehouden; hij had zich verschanst in de bosjes tussen het [adres] en honkbalvereniging [naam].
Bij [medeverdachte] wordt bij zijn aanhouding onder meer een tweetal zonnebrillen aangetroffen en in beslag genomen, waaronder een zonnebril van Dolce & Gabbana.
Verdachte heeft verklaard, dat hij met [medeverdachte] door [plaats] liep om de tijd te doden.
Onder de inbeslaggenomen navigatieapparatuur bevindt zich een TOMTOM navigatiesysteem. Blijkens een proces-verbaal van bevindingen is door een verbalisant onderzoek gedaan naar deze TOMTOM, waarbij daarin als huisadres blijkt te zijn opgenomen het adres [adres] te [plaats]. Blijkens het GBA blijkt [aangever] woonachtig te zijn. Met hem wordt contact opgenomen.
Feit 1:
Naar aanleiding van het voorgaande wordt op 21 mei 2008 door [aangever] aangifte gedaan. Hij doet aangifte van diefstal met braak uit zijn auto waarbij een TOMTOM navigatiesysteem met bijbehorende afstandsbediening en bevestiging zijn weggenomen. Aan aangever wordt een TOMTOM navigatiesysteem met bijbehorende bevestiging en afstandsbediening getoond die in de sporttas zijn aangetroffen en aangever verklaart dat hij de goederen herkent als zijn eigendom. Hij verklaart dat hij het krasje aan de rechterzijde van de TOMTOM herkent en als huisadres het adres [adres] heeft ingevoerd.
Feit 2:
Op 23 mei 2008 wordt door [aangever2], mede namens [aa[aangever2], aangifte gedaan. Zij doet aangifte van diefstal met braak uit haar auto en uit de auto van haar partner [aangever2], waarbij uit haar auto een Navman navigatiesysteem met bijbehorende houder zijn weggenomen. Zij heeft verder verklaard dat beide auto's op naam van hun vennootschap staan en aangegeven welke goederen uit de auto van [aangever2] zijn gestolen.
Aangeefster verklaart dat zij haar auto op 20 mei 2008 omstreeks 17:00 uur heeft geparkeerd en haar man zijn auto omstreeks 18:30 uur, alsmede dat zij omstreeks 00:00 uur zijn gaan slapen en dat er toen nog niets aan de hand was; bij het sluiten van de gordijnen heeft zij haar eigen auto gezien en niets bijzonders waargenomen.
Aan aangeefster wordt een Navman Navigatiesysteem met bijbehorende houder getoond die in de sporttas zijn aangetroffen en zij verklaart deze te herkennen als haar eigendom. Zij toont de verbalisant een bon met het serienummer van het navigatiesysteem en blijkens een noot van de verbalisant komt dit nummer overeen met het nummer op het navigatiesysteem. Ook was haar thuisadres in het navigatiesysteem geprogrammeerd.
Feit 3:
Middels een internetaangifte wordt door [aangever3] aangifte gedaan van diefstal met braak uit zijn auto van een Nintendo spelcomputer tussen 20 mei 2008 21:00 uur en 21 mei 2008 07:00 uur. Blijkens een proces-verbaal van verhoor aangever wordt op 30 mei 2008 aan [aangever3] een Nintendo spelcomputer getoond die is aangetroffen in de sporttas. Aangever verklaart deze te herkennen als de spelcomputer van zijn dochter aan de kleur en aan het spel dat er nog in zit.
Feit 4:
Middels een internetaangifte wordt door [aangever4] aangifte gedaan van diefstal met braak uit zijn auto van een zonnebril van het merk Dolce & Gabbana tussen 20 mei 2008 19:30 uur en 21 mei 2008 08:15 uur. Blijkens een proces-verbaal van verhoor aangever wordt op 22 mei 2008 aan [aangever4] een zonnebril getoond die is aangetroffen bij de [medeverdachte]. Aangever verklaart deze zonnebril te herkennen als zijn eigendom; hij herkent de bril aan de kleur, het model, het enigszins krom staan van de pootjes en de speling in de pootjes.
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij de bij hem aangetroffen zonnebrillen heeft gekocht.
Door verdachte zijn geen verklaringen afgelegd ter zake de bovengenoemde feiten.
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 07.600347-09:
Feiten 1 en 2:
[aangever5] heeft aangifte gedaan van een inbraak in haar woning in [plaats] aan de [adres] op 25 septmber 2008 tussen 8:30 en 18:00 uur. Zij geeft aan dat uit haar woning onder meer een pinpas met pincode, diverse sieraden en een portemonnee met daarin een geldbedrag van € 90,00 zijn weggenomen. Zij verklaart dat met de gestolen pinpas op 25 september 2008 omstreeks 14:24 uur bij de [bank] in [plaats] een bedrag van € 950,00 is gepind van een zakelijke rekening van het bedrijf van haar zoon, waarvoor aangeefster een pinpas in haar woning had liggen.
Blijkens een proces-verbaal van bevindingen zijn de camerabeelden van de pinautomaat opgevraagd bij de bank en de verbalisant herkent de persoon die (blijkens de foto’s) op 25 september 2008 om 14.24 uur zichtbaar is op de beelden aan het profiel van zijn gelaat en zijn postuur als verdachte.
Feiten 3 en 4:
[getuige] ziet op 14 oktober 2008 tussen 13:00 en 13:30 uur iemand (met een schroevendraaier) een keukenraam open wrikken van de woning aan de [adres] te [plaats] en ziet dat hij spullen van de vensterbank pakt en in de achtertuin van de woning weg legt. Zij belt de politie en geeft een signalement door. Zij ziet dat de persoon wegloopt als de politie arriveert en ziet de verbalisanten wegrennen in diezelfde richting.
Blijkens een proces-verbaal van aanhouding krijgen verbalisanten op 14 oktober 2008 omstreeks 13.00 uur een melding van een woninginbraak die gaande zou zijn. Via de centralist krijgen zij een signalement te horen en deze persoon zou aan de achterzijde van de betreffende woning staan. Ter plaatse aangekomen zien zij een persoon die aan het signalement voldoet en zij zien deze persoon wegrennen. Tijdens het wegrennen keek deze persoon om in de richting van de verbalisanten, waardoor zij die persoon goed in het gezicht hebben kunnen zien. Zij achtervolgen de man, raken hem een moment kwijt, krijgen een aanwijzing van een (andere) getuige , krijgen hem uiteindelijk weer in het vizier en houden hem aan. Zij herkennen de aangehouden persoon aan zijn gezicht. Het betreft verdachte. Zij nemen waar, dat verdachte bezweet is.
Bij de aanhouding van de verdachte horen de verbalisanten hem roepen: “Kankerlijers, omdat ik een Marokkaan ben zeker!” en “Vuile joden! Vieze nazi’s! Kankerhoeren!”
Op 14 oktober 2008 wordt door [aangever6] aangifte gedaan van diefstal uit haar woning.
Feiten 5 en 6:
[aangever7] is op 20 oktober 2008 te 12:00 uur op vakantie gegaan. Op 21 oktober 2008 is hij op zijn vakantieadres gebeld door zijn bank met de mededeling dat er vreemde transacties waren gedaan met zijn creditcard, die hij had achtergelaten in zijn woning aan de [adres] te [plaats]. Aangever heeft toen een bekende gevraagd te gaan kijken bij zijn woning, en die ontdekte dat er was ingebroken. Na het forceren van een raam was de woning betreden en zijn goederen meegenomen.
Op 21 oktober 2008 is met de gestolen creditcard € 500,-- gepind bij een geldautomaat van de [bank] aan het [adres] te [plaats] en € 250,-- bij een pinautomaat van de [bank] te [plaats] aan de [adres]. Ook is geprobeerd geld te pinnen in [plaats]. Van de pintransacties zijn de camerabeelden opgevraagd bij de twee banken . Op deze beelden is een man zichtbaar en deze wordt door vier verbalisanten herkend als verdachte .
Feit 7:
Op 21 oktober 2008 wordt door [aangever8] aangifte gedaan van een insluiping door een openstaand raam in haar woning te [plaats] aan de [adres] op 21 oktober 2008 tussen 20:00 en 22:45 uur, waarbij meerdere goederen zijn weggenomen.
Uit een proces-verbaal van bevindingen blijkt dat twee verbalisanten naar aanleiding van de aangifte ter plaatse gaan en in de bossages achter de woning een zwarte luiertas aan hebben getroffen met daarin diverse goederen afkomstig uit de woning. Onder die luiertas vinden zij een plastic [winkel] tas met daarin een zwart breekijzer en naast de tas treffen zij een knijpkat en een koevoet aan.
Op 22 oktober 2008 gaan twee (andere) verbalisanten met het aangetroffen breekijzer en de aangetroffen koevoet naar de [winkel] in [plaats] . Aan de hand van de serienummers/barcodes wordt geconstateerd dat het breekijzer en de koevoet op 20 oktober 2008 om 18.08 uur in die [winkel] winkel zijn gekocht door een man. Verbalisanten hebben vervolgens de videobeelden bekeken waarop zij een man zien binnenkomen om 18:05 uur tot en met zijn vertrek om 18:09 uur. Daarop zien zij hem onder meer om 18:08 uur afrekenen bij de kassa. Zij herkennen de man die afrekent als verdachte .
Feit 8:
Op 31 oktober 2008 wordt aan de meldkamer van de politie gemeld dat er een ruit is ingegooid van een woning aan de [adres] te [plaats]. Er wordt rekening gehouden met een woninginbraak. Twee verbalisanten gaan ter plaatse . Zij parkeren hun politieauto bij een naastgelegen school. De schoolkinderen hadden speelkwartier, waren op het schoolplein en riepen bij het zien van de politieauto "politie, politie".
Één van de verbalisanten loopt via de zijkant van de hoekwoning naar de achterkant van de woning. Toen hij de hoek passeerde, zag hij een man de [adres] inlopen. De verbalisant rent richting de [adres] om te kijken wie deze persoon is. Hij passeert een collega en beiden rennen achter de man aan. De man keek om richting beide verbalisanten, waarop zij de man herkenden als verdachte. Verdachte rent met hoge snelheid weg en beide verbalisanten zetten de achtervolging in en geven dat door via de mobilofoon. Bij de verdere achtervolging herkent ook een derde politieambtenaar verdachte. Verdachte weet te ontkomen.
Twee verbalisanten zien aan de achterzijde van de woning dat een ruit is ingegooid en zien tussen de glasscherven een baksteen liggen.
Op 31 oktober 2008 wordt door [aangever9] aangifte gedaan van een poging tot inbraak in zijn woning.
Feit 10:
Blijkens een proces-verbaal van bevindingen wilden twee verbalisanten verdachte op 9 november 2008 aanhouden, echter verdachte wist te ontkomen. Even later ziet [verbalisant] verdachte weer bij de hoofdingang van de [kerk] aan de [adres] te [plaats], en ziet dat verdachte, ten overstaan van publiek, zijn richting uitkijkt en met beide opgestoken handen een middelvinger opsteekt.
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 07.607023-09:
Feit 1:
[getuige] hoort op 15 januari 2009 omstreeks 19:50 uur in zijn woning aan het [adres] te [plaats] het geluid van een inbraakalarm. Hij kijkt uit zijn raam en ziet lichtflitsen van een alarmsysteem aan de overkant bij een woning aan de [adres] vandaan komen. Korte tijd later ziet hij een man wegrennen bij die woning vandaan. Hij heeft zijn mobiel gepakt, 112 gebeld en is achter de wegrennende persoon aangelopen. Hij heeft continu contact gehad met de meldkamer van de politie via zijn telefoon. Toen er een politiewagen aan kwam rijden, heeft hij de man aangewezen. Daarop is verdachte aangehouden .
Bij zijn insluitingsfouillering zijn twee armbanden (zie feit 2) en een zwart tasje in beslag genomen en is gezien dat de jas die verdachte droeg, een scheur had, waaruit witte pluisjes/veren kwamen, welke ook in beslag is genomen .
[verbalisanten] hebben op 15 januari 2009 omstreeks 20:15 uur samen met de bewaker van beveiligingsbedrijf [naam] de woning aan de [adres] te [plaats] betreden, gezien dat op de eerste etage een ruit was ingegooid en op de trap tussen de beneden verdieping en de eerste verdieping een hand vol donsveren aangetroffen, die zij in beslag hebben genomen .
[aangever10] heeft aangifte gedaan van inbraak in zijn woning aan de [adres] te [plaats]. In zijn aangifte maakt hij melding van het aantreffen van donsveertjes op de trap.
Het Nederlands Forensisch Instituut heeft donsvergelijkend en vezelcontactsporenonderzoek gedaan naar het dons, aangetroffen in de woning, en het dons, afkomstig uit de jas van verdachte. Volgens het rapport van 10 april 2009 verklaart de hypothese dat het materiaal, aangetroffen in de woning, afkomstig is van de jas, de onderzoeksresultaten zeer goed, maar kan niet worden uitgesloten, dat het materiaal dat is aangetroffen in de woning, afkomstig is van een willekeurig ander gevuld textiel voorwerp. Zo kan niet worden uitgesloten dat het materiaal aangetroffen in de woning uit een jas uit dezelfde batch afkomstig is of dat er andere niet te onderscheiden batches zijn. Ook kan niet worden uitgesloten, dat de (dons)veren uit de woning en het daarop aangetroffen vezelspoor uit afzonderlijke bronnen afkomstig zijn. De deskundige concludeert dat de onderzoeksresultaten waarschijnlijker zijn wanneer het materiaal aangetroffen in de woning afkomstig is van de jas, dan wanneer het afkomstig is van een willekeurig ander gevuld textiel voorwerp.
Feit 2:
Op 19 januari 2009 heeft [aangever11] aangifte gedaan van inbraak in haar woning aan de [adres] te [plaats] tussen 12 januari 2009 te 16:00 uur en 13 januari 2009 te 09:30 uur (tijdens haar vakantie, ontdekt door de buurvrouw die oppaste), waarbij een groot aantal sieraden is gestolen, waaronder twee gouden zogenaamde “slavenarmbanden”.
Op 24 februari 2009 heeft [verbalisant] aangevers van inbraken gebeld teneinde de eigenaar van de bij verdachte aangetroffen sieraden te achterhalen. Daarbij heeft hij ook gesproke[aangever11], die onder meer aan hem de armbanden beschreef zoals ze bij verdachte in beslag waren genomen. Aangeefster kon op gerichte vragen precies de details van die armbanden vertellen.
Later op 24 februari 2009 heeft [aangever11] als getuige verklaard, dat zij de aan haar getoonde armbanden zoals onder verdachte in beslag genomen, herkent; het toen eveneens in beslag genomen zwarte tasje herkent zij niet.
Daarop zijn deze sieraden aan [aangever11] teruggegeven.
B. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
C. Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van de ten laste gelegde feiten het volgende.
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 07.607164-08:
Het vreemde, tot nader onderzoek aanleiding gevend, gedrag van verdachte en zijn medeverdachte samen op de plaats waar de politie even later een tas met gestolen goederen en inbrekerswerktuigen heeft aangetroffen, de herkenning van verdachte aan de hand van zijn signalement, de verklaring dat verdachte met [medeverdachte] in [plaats] liep en de omstandigheid dat in ieder geval de inbraak in de auto van [aangever2] (feit 2) tussen middernacht en 4.25 uur is gepleegd, brengen de rechtbank tot het wettig en overtuigend bewijs van hun beider betrokkenheid bij de autoinbraken van de feiten 1 tot en met 3.
Uit hun gedrag bij de tas en hun gezamenlijke vlucht wordt afgeleid, dat zij daarbij nauw hebben samengewerkt.
Uit het tijdsverloop van op zijn hoogst enkele uren tussen de inbraak in de auto van [aangever2] en het aantreffen van verdachten en de gestolen goederen, alsmede uit de aanwezigheid van handschoenen, een lamp en een schroevedraaier leidt de rechtbank af, dat verdachte en zijn medeverdachte als inbrekers en niet als heler of iets dergelijks bij de feiten betrokken waren.
Omdat de [aangever4] de bij [medeverdachte] aangetroffen Dolce & Gabbana zonnebril heeft herkend aan de hand van heel specifieke, de individuele bril betreffende, kenmerkende afwijkingen/beschadigingen in combinatie met model en kleur, acht de rechtbank bewezen, dat die aangetroffen zonnebril de zonnebril is die was gestolen uit de auto van de aangever. Dat brengt ook mee, dat [medeverdachte] leugenachtig heeft verklaard met betrekking tot de zonnebril van feit 4. Uit de feiten 1 tot en met 3 wordt afgeleid dat verdachte en [medeverdachte] samen hebben geopereerd. Daarom en omdat de modus operandi (ruit ingeslagen) hetzelfde is, is wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte met zijn medeverdachte feit 4 heeft gepleegd.
Omdat niet is gebleken dat goederen van de buit uit de auto van [aangever2] zijn aangetroffen, zal verdachte van de inbraak in diens auto (feit 2) worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 07.600347-09:
Met betrekking tot de onder 9 tenlastegelegde woninginbraak is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende overtuigend bewijs is van betrokkenheid van verdachte bij deze woninginbraak. Tegenover de mededeling van de wijkagent dat hij verdachte een half uur voor de inbraak heeft zien lopen met een beige bruine jas met bontkraag, staat immers dat de verkoopster van de schroevedraaier die na de inbraak is aangetroffen in de woning, verdachte niet heeft herkend bij een fotoconfrontatie. Dit terwijl zij hetzelfde signalement heeft gegeven als de personen die de inbreker hebben overlopen, waaronder het dragen van een beige bruine jas met bontkraag. Verdachte dient dus van dit feit te worden vrijgesproken.
Er is geen bewijs dat verdachte een mededader heeft gehad. Bij de zaken waarbij verdachte is gezien, is niet gebleken dat er nog iemand bij was die een rol speelde bij de feiten.
Met betrekking tot feit 3 wordt overwogen, dat verdachte aan zijn gezicht is herkend door de verbalisanten, die hem weg zagen rennen van de woning aan de [adres], waar was ingebroken. Belastend voor verdachte is ook de omstandigheid dat de verbalisanten zagen dat hij bezweet was, hetgeen past bij het wegrennen. Verdachtes ontkenning dat hij in steegjes of achtertuinen heeft gelopen, niet in een tuin heeft gestaan en niet voor de politie is weggerend, is in het licht van deze waarneming en herkenning aan zijn gezicht niet geloofwaardig. Deze inbraak is bewezen.
Met betrekking tot feit 4 wordt overwogen, dat "vieze nazi's" is gezegd volgens het proces-verbaal van bevindingen, dus woorden van gelijke beledigende aard als "vuile nazi's".
Met betrekking tot feit 8 wordt het volgende overwogen.
Uit de omstandigheden dat verdachte in de straat achter de woning aan de [adres] is gezien en herkend door een aantal verbalisanten, terwijl kort ervoor een raam van die woning is ingegooid en toen de politie arriveerde de schoolkinderen "politie, politie" riepen (waardoor de dader de gelegenheid heeft gehad al weg te gaan bij de woning) en verdachte, toen hij politie zag, met hoge snelheid er vandoor ging, leidt de rechtbank af, dat verdachte de dader is van het ingooien van het raam met een baksteen. Aangezien verdachte (in dezelfde periode) bij een of meer andere inbraken betrokken is geweest, acht de rechtbank bewezen dat hij de intentie had naar binnen te gaan en te stelen. Derhalve is het primair tenlastegelegde te bewijzen.
Met betrekking tot feit 1 wordt overwogen, dat uit de omstandigheid dat verdachte het geld gepind heeft uiterlijk binnen enkele uren na de inbraak (feit 2), terwijl het niet voor de hand ligt dat een inbreker die op geldelijk gewin uit is en een pinpas vindt met (op een andere plaats in een andere kamer) de pincode niet zelf gebruik zou maken van de pinpas, doch deze zou overdragen aan een heler. Bovendien blijkt uit feiten 3 en 8 en feit 1 van de dagvaarding met parketnummer 07.607023-09 dat verdachte bereid is tot het plegen van woninginbraken. Daarom oordeelt de rechtbank dat de inbraak van feit 1 door verdachte bewezen kan worden verklaart. De gestolen goederen zijn blijkens de aangifte overigens hoofdzakelijk van aangeefster, maar een deel is van haar zoon.
Mutatis Mutandis geldt hetzelfde voor de woninginbraak, tenlastegelegd als feit 5, en de diefstal (feit 6) van geld uit een automaat in dezelfde plaats, [plaats], met de bij feit 5 gestolen creditcard binnen korte tijd na de inbraak waarbij die kaart is buitgemaakt.
Met betrekking tot feit 7 wordt overwogen, dat de inbrekerswerktuigen die op 21 oktober 2008 zijn aangetroffen nabij buit uit de woning aan het [adres], er op duiden dat de inbreker van dat feit die werktuigen bij zich heeft gehad (maar kennelijk niet heeft hoeven gebruiken, omdat hij kon inklimmen door een openstaand raam). Omdat koevoet en breekijzer de dag ervoor gekocht blijken te zijn door verdachte en verdachte er niet voor terugschrikt woninginbraken te plegen, acht de rechtbank verdachtes betrokkenheid als dader bij deze inbraak ook te bewijzen.
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 07.607023-09:
Op basis van het onder de feiten besproken bewijs, bezien in onderling verband en samenhang, acht de rechtbank de onder 1 ten laste gelegde poging woninginbraak te bewijzen.
Bij zijn aanhouding blijkt verdachte twee (kostbare) slavenarmbanden bij zich te hebben, die enkel dagen eerder bij een woninginbraak buit zijn gemaakt. Dit feit leidt de rechtbank, in combinatie met de omstandigheid dat verdachte, zoals is gebleken, zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan woninginbraken, tot het oordeel dat de primair tenlastegelegde woninginbraak wettig en overtuigend is te bewijzen. Voor het voorhanden hebben van deze armbanden heeft verdachte immers geen verklaring gegeven en er is geen enkele aanwijzing dat deze armbanden tussen de diefstal en het aantreffen onder verdachte enkele dagen later, aan verdachte zijn overhandigd.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de slotsom dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan vier autoinbraken, vijf woninginbraken, twee diefstallen met een valse sleutel, twee beledigingen van een ambtenaar in functie en twee pogingen tot woninginbraak.
D. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in de dagvaarding met parketnummer 07.607164-08 onder 1 tot en met 4, in de dagvaarding met parketnummer 07.600347-09 onder 1 tot en met 8 en onder 10 en in de dagvaarding met parketnummer 07.607023-09 onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat verdachte:
Parketnummer 07.607164-08:
1.
in de periode vanaf 20 mei 2008 tot en met 21 mei 2008 in de gemeente [plaats] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto ([merk en kenteken], geparkeerd staand aan de [adres]) heeft weggenomen een navigatiesysteem (merk Tomtom), toebehorende aan [aangever], waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
2.
in de periode vanaf 20 mei 2008 tot en met 21 mei 2008 in de gemeente [plaats] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto ([merk en kenteken], geparkeerd staand aan de [adres]) heeft weggenomen een navigatiesysteem (merk Navman N40i), toebehorende aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader, waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
3.
in de periode vanaf 20 mei 2008 tot en met 21 mei 2008 in de gemeente [plaats] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto ([merk en kenteken], geparkeerd staand op de [adres] op de hoek van de [adres]) heeft weggenomen een spelcomputer (Nintendo Gameboy advance, kleur zilver) inclusief spel Rayman, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
4.
in de periode van 20 mei 2008 tot en met 21 mei 2008 in de gemeente [plaats] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto ([merk en kenteken], geparkeerd staand aan de [adres] ter hoogte van de [adres]) heeft weggenomen een (zonne)bril (merk Dolce & Gabana), toebehorende aan [aangever4], waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
Parketnummer 07.600347-09:
1.
op 25 september 2008 in de gemeente [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen diverse sieraden en een pinpas en vijf horloges en een fotocamera en 90,- euro, toebehorende aan anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2.
op 25 september 2008 in de gemeente [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat heeft weggenomen 950,- euro, toebehorende aan een ander dan aan verdachte, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
3.
op 14 oktober 2008 in de gemeente [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een fruitschaal en een (houten) beeld (in de vorm van een eend), toebehorende aan [aangever], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
4.
op 14 oktober 2008 in de gemeente [plaats] opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [verbalisanten], gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, die [verbalisanten] in dier tegenwoordigheid meermalen mondeling heeft toegevoegd de woorden "Kankerlijers" en "Vuile Joden" en "Vuile nazi's" en "Kankerhoeren", althans woorden van gelijke beledigende aard en strekking;
5.
in de periode van 20 oktober 2008 tot en met 21 oktober 2008 in de gemeente [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een creditcard en een bankpas en diverse sieraden en een laptop en een horloge en een mobiele telefoon en vier spelcomputers en 20 DVD's en 7 spelcomputerspellen en een MP3-speler en 50,- euro, toebehorende aan [aangever], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
6.
op tijdstippen op 21 oktober 2008 in de gemeente [plaats], telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit geldautomaten heeft weggenomen een geldbedrag (in totaal 750,- euro), toebehorende aan [aangever], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
7.
op 21 oktober 2008 in de gemeente [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een luiertas en een geldkistje en een laptop en een oplader en een fototoestel en diverse ringen, toebehorende aan [aangever], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
8.
op 31 oktober 2008 in de gemeente [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres]) weg te nemen goederen en/of een geldbedrag van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en zich daarbij de toegang tot die woning (gelegen aan de [adres]) te verschaffen en die/dat weg te nemen goederen en/of geldbedrag van zijn gading onder zijn bereik te brengen door middel van braak, een baksteen door een ruit/raam van die woning aan de [adres] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
10.
op 9 november 2008 in de gemeente [plaats] opzettelij[verbalisant]edigend een ambtenaar, te weten [verbalisant], gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid zijn, verdachtes, middelvingers (het zogenaamde "Fuck You"-gebaar) in de richting van die [verbalisant] heeft opgestoken;
Parketnummer 07.607023-09:
1.
op 15 januari 2009 in de gemeente [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres]) weg te nemen goederen en/of enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die woning (gelegen aan de [adres]) te verschaffen en die weg te nemen goederen of geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak, toen aldaar een gat in een raam van die woning (gelegen aan de [adres]) heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 12 januari 2009 en/of 13 januari 2009 in de gemeente [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen diverse sieraden (waaronder twee gouden slavenarmbanden (ontworpen door Michaela Frey)), toebehorende aan [aangever], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Ten aanzien van 07.607164-08 feiten 1 tot en met 4, telkens:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van 07.600347-09 feiten 1, 3 en 5 en 07.607023-09 feit 2 primair, telkens:
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van 07.600347-09 feit 7:
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming, strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van 07.600347-09 feiten 2 en 6, telkens:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, strafbaar gesteld bij de artikel 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van 07.600347-09 feiten 4 en 10, telkens:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt gedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, strafbaar gesteld bij de artikelen 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van 07.600347-09 feit 8 primair en 07.607023-09 feit 1:
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, strafbaar gesteld bij de artikelen 45, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De feiten en de verdachte zijn deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
De officier heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank overweegt dat de verdachte meerdere malen heeft getracht in te breken en daadwerkelijk heeft ingebroken in woningen en auto’s. Dit zijn ergerlijke feiten die bij de gedupeerden schade veroorzaken. Dit, alsmede de schending van de privacy van de eigen woning, heeft verdachte ondergeschikt gemaakt aan zijn drang naar geldelijk gewin. Door zijn handelen draagt verdachte bovendien bij aan in de samenleving heersende gevoelens van onrust en onveiligheid.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur passend en noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, mede gelet ook op het feit dat de verdachte reeds meerdere malen is veroordeeld ter zake van soortgelijke delicten, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Gelet op het feit dat de rechtbank de verdachte van één van de ten laste gelegde feiten zal vrijspreken, zal zij een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
VORDERING VAN DE BENADEELDE PARTIJ
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [aangever5] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van de in de dagvaarding met parketnummer 07.600347-09 onder 1 en 2 aan verdachte ten laste gelegde feiten. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € [bedrag].
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De vordering van de benadeelde partij is naar het oordeel van de rechtbank (onvoldoende onderbouwd en derhalve) niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
BESLAG
De rechtbank is van oordeel dat de in de zaak met parketnummer 07.607164-08 onder 1 en 2 op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” vermelde voorwerpen, te weten een zwart Navman navigatiesysteem en een grijze I-pod, dienen te worden geretourneerd aan de rechtmatige eigenaar. De rechtbank zal de bewaring gelasten van vermelde voorwerpen, nu voorshands niet duidelijk is wie als zodanig kunnen worden aangemerkt.
De rechtbank is van oordeel dat de na te vermelden voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien met behulp van deze voorwerpen het feit/de feiten is/zijn begaan of voorbereid:
- de in de zaak met parketnummer 07.607164-08 onder 4 tot en met 7 op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” vermelde voorwerpen, te weten een grijze lamp, zwarte handschoenen, een zwarte tas en een zwarte schroevendraaier;
- de in de zaak met parketnummer 07.600347-09 onder 1 tot en met 4 op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” vermelde voorwerpen, te weten een trui, een handschoen, een koevoet en een tas;
- de in de zaak met parketnummer 07.607023-09 onder 1 tot en met 4 op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” vermelde voorwerpen, te weten een zwarte hoes, een blauwe jas met rood witte vlekken, Prada schoenen en kleding.
VORDERING TOT TENUITVOERLEGGING
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat de bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank d.d. [datum] in de zaak met parketnummer 07.607164-07 aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden zal worden ten uitvoer gelegd, op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit en mitsdien de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
Gelet op het feit dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit en gelet op het bepaalde in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank termen aanwezig de tenuitvoerlegging te gelasten van de in de zaak met parketnummer 07.607164-07 door de politierechter in deze rechtbank bij vonnis d.d. [datum] voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE BEPALINGEN
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Ten aanzien van de tenlasteleggingen
Het in de dagvaarding met parketnummer 07.600347-09 onder 9 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het in de dagvaarding met parketnummer 07.607164-08 onder 1 tot en met 4, het in de dagvaarding met parketnummer 07.600347-09 onder 1 tot en met 7, 8 primair en 10 en het in de dagvaarding met parketnummer 07.607023-09 onder 1 en 2 primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het in de dagvaarding met parketnummer 07.607164-08 onder 1 tot en met 4, het in de dagvaarding met parketnummer 07.600347-09 onder 1 tot en met 7, 8 primair en 10 en het in de dagvaarding met parketnummer 07.607023-09 onder 1 en 2 primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
De rechtbank gelast de bewaring ten behoeve van teruggave aan de rechthebbende van de in de zaak met parketnummer 07.607164-08 onder 1 en 2 op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” vermelde voorwerpen, te weten een zwart Navman navigatiesysteem en een grijze I-pod.
De rechtbank beveelt de onttrekking aan het verkeer van:
- de in de zaak met parketnummer 07.607164-08 onder 4 tot en met 7 op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” vermelde voorwerpen, te weten een grijze lamp, zwarte handschoenen, een zwarte tas en een zwarte schroevendraaier;
- de in de zaak met parketnummer 07.600347-09 onder 1 tot en met 4 op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” vermelde voorwerpen, te weten een trui, een handschoen, een koevoet en een tas;
- de in de zaak met parketnummer 07.607023-09 onder 1 tot en met 4 op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” vermelde voorwerpen, te weten een zwarte hoes, een blauwe jas met rood witte vlekken, Prada schoenen en kleding.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [aangever5] niet ontvankelijk is in haar vordering en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging
De rechtbank wijst de vordering toe.
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 07.607164-07 bij vonnis d.d. [datum] van de politierechter voorwaardelijk aan verdachte opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Aldus gewezen door mr. A.W.M. van Hoof, voorzitter, mrs. H.Th. Pos en L.G. Wijma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. van Olst-van Esch, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 augustus 2009.
De griffier was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.