RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
parketnummer: 07/602494-09 (P)
Vonnis van de politierechter d.d. 12 augustus 2009
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
raadsvrouw mr. L. Jansen te Amsterdam.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 augustus 2009. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. Jansen. Tevens is verschenen mr. E. Lucas, advocaat van de benadeelde partij [slachtoffer].
De door verdachte meegebrachte getuige [getuige] is gehoord.
De officier van justitie, mr. G. Veenstra, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
1.
zij op of omstreeks 25 mei 2009 in de gemeente Lelystad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ambtenaar, raadsonderzoeker van de Raad voor de Kinderbescherming, te weten [slachtoffer], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, belast met de/een opdracht tot onderzoek naar de mogelijkheid en wenselijkheid voor een omgangsregeling met een minderjarige, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
-meermalen, in ieder geval één maal, die [slachtoffer] aan haar haren heeft vastgegrepen en/of heeft vastgehouden en/of (vervolgens) (telkens) (met kracht) aan die haren heeft getrokken en/of
-meermalen, in ieder geval één maal, die [slachtoffer] (met kracht) in/op/tegen haar gezicht, althans op/tegen haar hoofd, heeft gestompt/geslagen en/of
-meermalen, in ieder geval één maal, die [slachtoffer] (telkens) (met kracht) in/op/tegen haar rug, althans op/tegen de achterzijde van haar (boven)lichaam, heeft geschopt/getrapt en/of
-meermalen, in ieder geval één maal, die [slachtoffer] (telkens) (met kracht) in/op/tegen haar buik en/of borstkas, althans op/tegen de voorzijde van haar (boven)lichaam, heeft geschopt/getrapt en/of
-meermalen, in ieder geval één maal, die [slachtoffer] (telkens) (met kracht) op/tegen haar be(e)n(en) heeft geschopt/getrapt en/of
-meermalen, in ieder geval één maal, die [slachtoffer] (telkens) (met kracht) op tegen haar be(e)n(en) heeft gestoten met haar, verdachte, eigen, knie(ën),
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 25 mei 2009 in de gemeente Lelystad, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [slachtoffer], raadsonderzoeker van de Raad voor de Kinderbescherming, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, belast met de/een opdracht tot onderzoek naar de mogelijkheid en wenselijkheid voor een omgangsregeling met een minderjarige,
-meermalen, in ieder geval één maal, die [slachtoffer] aan haar haren heeft vastgegrepen en/of (vervolgens) heeft vastgehouden en/of (vervolgens) (telkens) (met kracht) aan die haren heeft getrokken en/of
-meermalen, in ieder geval één maal, die [slachtoffer] (met kracht) in/op/tegen haar gezicht, althans op/tegen haar hoofd, heeft gestompt/geslagen en/of
-meermalen, in ieder geval één maal, die [slachtoffer] (telkens) (met kracht) in/op/tegen haar rug, althans op/tegen de achterzijde van haar (boven)lichaam, heeft geschopt/getrapt en/of
-meermalen, in ieder geval één maal, die [slachtoffer] (telkens) (met kracht) in/op/tegen haar buik en/of borstkas, althans op/tegen de voorzijde van haar (boven)lichaam, heeft geschopt/getrapt en/of
-meermalen, in ieder geval één maal, die [slachtoffer] (telkens) (met kracht) op/tegen haar be(e)n(en) heeft geschopt/getrapt en/of
-meermalen, in ieder geval één maal, die [slachtoffer] (telkens) (met kracht) op tegen haar be(e)n(en) heeft gestoten met haar, verdachte, eigen, knie(ën),
waardoor voornoemde ambtenaar (telkens) letsel heeft bekomen en/of (telkens) pijn heeft ondervonden;
2.
zij op of omstreeks 25 mei 2009 in de gemeente Lelystad opzettelijk en wederrechtelijk een bril, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De politierechter is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 De vaststaande feiten
Op grond van de verklaringen die zijn opgenomen in de bijlagen bij het in wettige vorm opgemaakte proces-verbaal van verbalisant R. Overdijk, hoofdagent, Politie Flevoland, district Noord, Basiseenheid Lelystad Oost met nr 2009035282-1, gesloten op 4 juni 2009 staan de volgende feiten vast .
- Verdachte is gescheiden. Zij heeft de zorg voor dochter [X], die bij haar woont in Lelystad aan de [adres]. De vader van [X] heeft een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling gedaan bij de rechtbank en de rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming te Lelystad opgedragen een onderzoek te doen naar de mogelijkheid en wenselijkheid van een omgangsregeling. Dit onderzoek is door de Raad opgedragen aan mevrouw [slachtoffer], als raadsonderzoeker werkzaam bij de Raad voor de Kinderbescherming. Mevrouw [slachtoffer] wordt hierna aangeefster genoemd.
- Ten behoeve van haar onderzoek had aangeefster op 25 mei 2009 een afspraak ten huize van verdachte voor een gesprek met [X]. Al eerder had zij met verdachte gesproken.
- Verdachte woont in een galerijflat op de tweede verdieping.
- Op 25 mei 2009 vanaf 15.30 uur heeft aangeefster met [X] gesproken op de slaapkamer van [X]. Verdachte was daarbij niet aanwezig.
Aangeefster heeft aan [X] ‘smileys’ laten zien en (volgens haar aangifte) gezegd: “Misschien is je vader wel de smiley met de tranen, hij wil graag contact met je hebben en misschien huilt hij wel.” Daar raakte [X] overstuur van en zij is huilend naar haar moeder gelopen. Beneden heeft zij gezegd dat hij (haar vader) heeft gehuild.
- Daarop is verdachte zeer boos geworden op aangeefster . Verdachte heeft aangeefster verweten dat zij haar dochter heeft gemanipuleerd .
- Vervolgens heeft zich een handgemeen tussen verdachte en aangeefster voltrokken in de gang van de woning van verdachte en op de galerij van haar flat, tot bij het trappenhuis. Na aankomst van de politie is verdachte aangehouden.
4.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op basis van de aangifte en de getuigenverklaringen wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 subsidiair ten laste gelegde meermalen plegen van mishandeling van een ambtenaar en van de onder 2 ten laste gelegde vernieling van de bril van het slachtoffer. De verklaringen van de getuigen zijn consistent en congruent en komen wel overeen met de aangifte en niet met het relaas van verdachte.
4.3 Het standpunt van de verdediging
Verdachte ontkent dat zij aangeefster heeft mishandeld. Zij heeft verklaard dat zij boos is geworden en van aangeefster verlangde dat zij haar huis verliet. Daarop is zij, stelt zij, door aangeefster geschopt en aan haar haren getrokken. Zij ontkent aangeefster te hebben geslagen of geschopt. Zij erkent alleen dat zij aangeefster ook aan de haren vast heeft gepakt tijdens het incident, waarbij verdachte (ook) blauwe plekken heeft opgelopen.
De verdediging heeft aangevoerd, dat uit het dossier niet duidelijk wordt wat er is gebeurd, dat er geen overtuigend bewijs is voor het ten laste gelegde en dat dat niet te rijmen valt met de omstandigheden dat verdachte zelf heeft gevraagd de wijkagent te roepen en aangeefster een glaasje water heeft aangeboden na het incident.
Met betrekking tot feit 2 is aangevoerd dat er alleen een aangifte is, en daarmee geen wettig bewijs.
De verdediging concludeert tot vrijspraak voor beide ten laste gelegde feiten.
4.4 Het oordeel van de politierechter
Getuige [getuige 2] heeft bij de politie verklaard, dat zij in haar woning aan de [adres] was en geschreeuw hoorde en ging kijken. Op de galerij zag zij een angstige en om hulp roepende vrouw op de grond in een hoek zitten terwijl een andere vrouw voor haar stond en schoppende bewegingen maakte naar de vrouw op de grond, waarbij die op haar benen werd geraakt. De vrouw probeerde op te staan en de andere vrouw blokkeerde de galerijdeur. Er werd over en weer geschreeuwd. Opeens werd de vrouw die de deur blokkeerde helemaal gek en sloeg de andere vrouw met gebalde vuist. Later heeft de getuige begrepen dat de vrouw die in elkaar geslagen was een medewerkster van de kinderbescherming was en heeft zij gezien dat de vrouw die dit had gedaan, werd meegenomen door de politie.
Getuige [getuige 3] heeft bij de politie verklaard, dat zij thuis was in haar woning aan de [adres]. Zij hoorde iemand hard krijsen en ging kijken. Op de galerij zag zij haar buurvrouw van [adres] (verdachte), die een andere vrouw aan haar haren vast had. Deze vrouw (die later tegen de getuige heeft gezegd dat ze van de Kinderbescherming was) was helemaal in paniek.
Getuige [getuige 4] heeft bij de politie verklaard, dat zij in haar flatwoning aan de [adres] was en veel kabaal hoorde. Zij ging kijken en zag dat de buurvrouw van [adres] (verdachte) een andere vrouw bij de haren beet had. De getuige heeft gezien dat verdachte de andere vrouw met kracht een vuistslag in haar gezicht of hoofd heeft gegeven en met kracht een schop tegen haar borstbeen heeft gegeven. De getuige heeft gezien dat verdachte nogmaals met kracht een vuistslag in de buurt van haar hoofd heeft gegeven en met kracht een trap tegen haar lichaam.
De politierechter ziet geen reden te twijfelen aan deze drie verklaringen van getuigen, van wie twee verdachte hebben herkend als bewoner van de flatwoning op [adres]. Deze verklaringen zijn innerlijk consistent en sluiten op elkaar aan. Zij zijn betrouwbaar. Ook sluiten zij aan bij de aangifte, ook in relevante bijzonderheden (de aanleiding tot het handgemeen). Niemand verklaart dat aangeefster geweld heeft gebruikt. Alle getuigen verklaren dat verdachte fors geweld heeft gebruikt. Verdachte ontkent dat en houdt dat (kennelijk leugenachtig) vol.
De getuigen [getuige 4] en [getuige 3] beschrijven de angst/paniek van aangeefster en de heftige reactie/razernij van verdachte op aangeefster, met name wanneer over de aanleiding wordt gesproken.
Getuige [getuige] heeft ter zitting, zakelijk samengevat, verklaard, dat hij op 25 mei 2009 op bezoek is geweest bij verdachte, toen heeft gezien dat er een mevrouw op bezoek kwam, vervolgens naar zijn eigen, naast de woning van verdachte gelegen, flatwoning is gegaan, op een gegeven moment tumult hoorde uit het huis van verdachte en toen iemand hoorde roepen “laat me los, ik wil er uit”. Verder heeft hij gezien dat er is geschopt op de galerij; hij heeft niet gezien wie heeft geschopt.
De politierechter overweegt dat de verklaring van deze getuige aansluit bij de verklaring van aangeefster dat zij heeft geroepen dat zij weg wilde en dat zij door verdachte werd vast en tegen gehouden in haar woning.
Aangeefster heeft verklaard, dat zij op veel plaatsen van haar lichaam pijn en pijnlijke plekken had gehad en opgelopen, en schaafwonden had opgelopen op haar rechter enkel . In de medische verklaring van 26 mei 2009 is opgemerkt dat er twee kleine schaafwonden zijn bij rechter knie en rechter enkel (en geen hematomen), alsmede dat diverse drukpijnen rond spieren zijn vastgesteld.
De verklaringen van de getuigen zijn consistent. Drie getuigen hebben gezien dat alleen verdachte geweld heeft gebruikt, terwijl getuige [getuige] niet heeft gezien wie heeft geschopt. Hij verklaart dus niet ontlastend voor verdachte voor wat betreft het schoppen.
Daarmee acht de politierechter wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer meermalen heeft gestompt/geslagen en geschopt.
De aangifte vindt bevestiging in de verklaringen van de getuigen. Daarmee acht de politierechter op basis van de aangifte ook bewezen, dat verdachte aangeefster aan de haren heeft getrokken en tegen de benen heeft geschopt en met haar eigen knie tegen de benen heeft gestoten. Ook daarover heeft aangeefster consistent en gedetailleerd verklaard.
Tot slot wordt overwogen dat door met kracht te stompen tegen het hoofd en door met kracht te schoppen tegen het lichaam verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard, dat het slachtoffer daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt. Het is van algemene bekendheid dat daardoor immers kaakbreuken en/of hersenletsel kan ontstaan, alsmede ribbreuken (bij de trap tegen het borstbeen) en /of orgaanschade (bij een trap elders tegen het lichaam). Daarom acht de politierechter het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot feit 2 wordt het volgende overwogen.
Het klopt dat alleen in de aangifte met zoveel woorden melding is gemaakt van het vernielen van de bril van aangeefster, en dat andere bewijsmiddelen daar niet over reppen.
Aangeefster heeft verklaard, dat haar bril op de grond was gevallen, dat zij probeerde die op te pakken en dat verdachte die uit haar hand heeft gerukt en kapot geslagen op de grond, waarbij de bril helemaal kapot is gegaan met het glas eruit.
Omdat uit de hierboven ten aanzien van feit 1 besproken bewijsmiddelen volgt, dat een zeer heftig incident heeft plaatsgehad, waarbij nauwelijks voorstelbaar is dat aangeefster haar bril niet verloren zou hebben, is aan de eis van voldoende wettig bewijs middels die bewijsmiddelen plus de aangifte voldaan. Voor wettig bewijs is niet nodig dat elk element of bestanddeel van een strafbaar feit met meer dan één bewijsmiddel is belegd.
De verklaring van aangeefster blijkt betrouwbaar te zijn en de ontkenning van verdachte niet. In het licht daarvan is de vernieling van de bril ook overtuigend bewezen.
4.5 De bewezenverklaring
De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 25 mei 2009 in de gemeente Lelystad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ambtenaar, raadsonderzoeker van de Raad voor de Kinderbescherming, te weten [slachtoffer], gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening, belast met een opdracht tot onderzoek naar de mogelijkheid en wenselijkheid voor een omgangsregeling met een minderjarige, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
-die [slachtoffer] aan haar haren heeft vastgegrepen en heeft vastgehouden en (met kracht) aan die haren heeft getrokken en
-meermalen die [slachtoffer] (met kracht) tegen haar hoofd heeft gestompt/geslagen en
-in ieder geval één maal die [slachtoffer] (met kracht) tegen haar lichaam heeft geschopt/getrapt en
-in ieder geval één maal die [slachtoffer] (met kracht) tegen haar borstkas heeft geschopt/getrapt en
-die [slachtoffer] (met kracht) tegen haar benen heeft geschopt/getrapt en
-die [slachtoffer] (met kracht) tegen haar benen heeft gestoten met haar, verdachtes, eigen, knie(ën);
2.
op 25 mei 2009 in de gemeente Lelystad opzettelijk en wederrechtelijk een bril, toebehorende aan [slachtoffer], heeft vernield.
De politierechter acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte wegens feit 1 subsidiair en feit 2 op te leggen een werkstraf van 240 uren (met aftrek) en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Subsidiair heeft de verdediging een straf overeenkomstig de ondergane voorlopige hechtenis bepleit.
6.3 Het oordeel van de politierechter
De politierechter vindt het gebruikte geweld tegen een ambtenaar van de Raad voor de kinderbescherming zeer ernstig, ongehoord en schokkend. Te meer schokkend is, dat verdachte volhoudt en blijft volhouden, ook tegen drie verklaringen van getuigen in, dat zijzelf geen geweld heeft gebruikt en dat het slachtoffer is begonnen met geweld tegen haar. Dat maakt verdachtes gedrag en houding niet goed begrijpelijk.
Uit een oogpunt van vergelding en normhandhaving naar de maatschappij toe, is een forse onvoorwaardelijke straf op zijn plaats in een geval als dit, waarbij ernstig geweld is gepleegd tegen een ambtenaar.
Dat die ambtenaar zich mogelijk minder gelukkig heeft uitgedrukt tijdens het gesprek met de dochter van verdachte over de gevoelens van haar vader, doet daar uiteraard helemaal niets aan af.
Dat het geweld is gepleegd tegen een ambtenaar, is een strafverzwarende omstandigheid. In dit geval deelt de politierechter het standpunt van de officier van justitie dat daarom een vermeerdering van de hoogte van de straf op zijn plaats is. De ambtenaar (in casu het slachtoffer) is een ambtenaar welke niet getraind is om geweld te incasseren en daarmee om te gaan, anders dan bijvoorbeeld een politieambtenaar. Het slachtoffer hoeft tijdens de uitoefening van haar taak geen geweld tegen zich te verwachten.
Gezien de ernst van het geweld tegen een ambtenaar is de politierechter van oordeel, dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enkele maanden tot een half jaar in beginsel passend en geboden is.
Alleen de persoonlijke omstandigheid dat verdachte als alleenstaande moeder de zorg heeft voor haar minderjarige dochter geeft nog aanleiding om af te zien van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Verdachtes dochter zou immers ernstig nadeel ondervinden indien haar moeder gevangenisstraf moet ondergaan. Gezien de ernst van het feit is dan wel de maximale werkstraf geboden.
Een relatief forse voorwaardelijke vrijheidsstraf is nodig om aan verdachte duidelijk te maken dat zij haar handen en voeten thuis moet houden, ook wanneer iemand wellicht een ongelukkige opmerking maakt die haar in het verkeerde keelgat schiet. Ter bescherming van anderen en om verdachte daarbij te steunen zal daarom ook een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd worden.
Bij de beslissing is er rekening mee gehouden dat verdachte nog niet eerder is veroordeeld wegens geweld tegen personen, alsmede dat de eerder door haar gepleegde vernieling ook in relatie staat met de echtscheiding. Ook is rekening gehouden met het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland van 17 juli 2009, waaruit blijkt dat verdachte zeer wantrouwig en achterdochtig is naar instanties, al contact heeft met een psycholoog en op zich in staat lijkt zich door allerlei problemen te slaan (waarbij de politierechter begrijpt dat de reclassering dit in overdrachtelijke zin bedoelt).
Omdat niet is geadviseerd reclasseringscontact op te leggen en omdat verdachte zelf al contact met een psycholoog gezocht had, ziet de politierechter er van af een of meer bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf te verbinden.
7 De benadeelde partij
7.1 De vordering
De benadeelde partij heeft zich gevoegd en [bedrag] wegens vergoeding van materiële schade gevorderd en [bedrag] wegens immateriële schade. Namens mevrouw [slachtoffer] heeft mr. Lucas de vordering toegelicht.
7.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd de vordering integraal toe te wijzen met schadevergoedingsmaatregel.
7.3 Het standpunt van de verdediging
Mr. Jansen heeft primair bepleit de vordering wegens vrijspraak niet ontvankelijk te verklaren. Subsidiair is bepleit de vordering als niet eenvoudig van aard of onvoldoende duidelijk niet ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen. De noodzaak een advocaat in te schakelen, is onder meer betwist.
7.4 Het oordeel van de politierechter
Uit de bewezenverklaring van feit 2 volgt, dat voldoende aannemelijk is dat de bril vervangen moest worden. De kosten daarvan zijn met de nota van 26 mei 2009 voldoende onderbouwd.
Inschakeling van mr. Lucas door de benadeelde partij is niet onredelijk. Het enkele feit dat de benadeelde partij zich ook tot Slachtofferhulp had kunnen wenden, doet daaraan niet af. Het door mr. Lucas in rekening gebrachte bedrag is alleszins redelijk.
Dat het slachtoffer zeer aangedaan was door het jegens haar gepleegde geweld en daarvan psychische gevolgen heeft ondervonden en nog ondervindt, heeft zij overtuigend duidelijk gemaakt en toegelicht in haar slachtofferverklaring. Mede gezien vergelijkbare uitspraken begroot de politierechter de immateriële schade op ten minste [bedrag].
Het gevorderde bedrag is dus geheel toewijsbaar.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 56, 57, 302, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De politierechter:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
poging tot zware mishandeling terwijl het misdrijf is gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, strafbaar gesteld bij artikel 302 in samenhang met artikel 304 ten tweede en artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort, vernielen, strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 240 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] te Lelystad van een bedrag van [bedrag] vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 mei 2009 tot die van de voldoening;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot [bedrag], ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door [aantal] dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.M van Hoof, politierechter, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 augustus 2009.