ECLI:NL:RBZLY:2009:BJ5710

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
9 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/400097-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 9 juli 2009, is de verdachte beschuldigd van het opzettelijk vervoeren, verkopen en afleveren van heroïne en cocaïne in de periode van 1 juli 2008 tot en met 25 maart 2009. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, op meerdere tijdstippen in de gemeente Zwolle handelingen heeft verricht die in strijd zijn met de Opiumwet. De verdachte werd ook beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 13,4 gram heroïne en cocaïne op 25 maart 2009. De rechtbank heeft de beschuldigingen tegen de verdachte grotendeels bewezen verklaard, met uitzondering van enkele andere tenlasteleggingen waar de verdachte van werd vrijgesproken.

De rechtbank oordeelde dat de aard en ernst van de feiten een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf vereisen, mede gezien het strafrechtelijk verleden van de verdachte. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 20 maanden geëist, maar de rechtbank besloot tot een straf van 12 maanden. De rechtbank heeft ook bepaald dat de in beslag genomen drugs onttrokken worden aan het verkeer, aangezien het bezit daarvan in strijd is met de wet. De beslissing is genomen na zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte, waarbij ook rapporten van justitiële documentatie en verslavingszorg zijn betrokken.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnrs. : 07.400097-09
Uitspraak : 9 juli 2009
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren op (geboortejaar),
wonende te (adres),
thans verblijvende in (verblijfplaats)
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K. Kok, advocaat te Zwolle.
De officier van justitie, mr. A. Doedens, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en onttrekking aan het verkeer van 11,9 gram heroïne.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juli 2008 tot
en met 25 maart 2009 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft vervoerd en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan (onder meer) (naam 1) en/of
(naam 2) en/of (naam 3) en/of (naam 4) en/of (naam 5) en/of
(naam 6) en/of (naam 7) en/of (naam 8), dealers- en/of
gebruikershoeveelheden heroïne (diacetylmorfine) en/of cocaïne, in elk geval
(telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne
(diacetylmorfine) en/of cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) (een)
middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 25 maart 2009 in de gemeente Zwolle tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig
heeft gehad ongeveer 13.4 gram heroïne en/of cocaïne, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of
cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) (een) middel(en) als bedoeld
in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 3 Opiumwet
BEWIJS
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij op meer tijdstippen in de periode van 01 juli 2008 tot en met 25 maart 2009 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander, (telkens) opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan (onder meer) (naam 1) en/of
(naam 2) en/of (naam 3) en/of (naam 4) en/of (naam 5) en/of
(naam 6) en/of (naam 7) en/of (naam 8), en/of (naam 9) en/of (naam 10) en/of (naam 11), dealers- en/of gebruikershoeveelheden heroïne (diacetylmorfine) en/of cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2.
hij op 25 maart 2009 in de gemeente Zwolle, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 111,9 gram heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Van het 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
1: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet, gegeven verbod, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
2: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Ten aanzien van de hoogte van de op te leggen vrijheidsstraf is de rechtbank van oordeel dat, ter bescherming van de maatschappij, een straf als hierna te melden op zijn plaats is nu verdachte geen blijk heeft gegeven lering te trekken uit zijn verleden.
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen drugs dienen te worden onttrokken aan het verkeer aangezien het een middel is met betrekking tot welke het onder 2 bewezen verklaarde feit is begaan en het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 29 mei 2009.
- een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 28 mei 2009 uitgebracht door de instelling voor verslavingszorg Tactus.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 57, 63 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer van 11,9 gram heroïne.
Aldus gewezen door mr. F.E.J. Goffin, voorzitter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en H.J. Buijsman, rechters, in tegenwoordigheid van W.F. Grotenhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 juli 2009.
Mr. Nieuwenhuis was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.