ECLI:NL:RBZLY:2009:BJ5706

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
9 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/400096-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 9 juli 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie, mr. A. Doedens, eiste een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. De verdachte was beschuldigd van het vervoeren, verkopen en afleveren van heroïne en cocaïne in de periode van 1 juli 2008 tot en met 25 maart 2009 in de gemeente Zwolle. Daarnaast werd hem ten laste gelegd dat hij op 25 maart 2009 opzettelijk ongeveer 13.4 gram heroïne en cocaïne aanwezig had.

De rechtbank achtte de tenlastelegging grotendeels bewezen, met uitzondering van enkele onderdelen. De verdachte werd veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, zoals vastgelegd in artikel 2, onder B en C van de Opiumwet, en artikel 10 van de Opiumwet juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank oordeelde dat de aard en ernst van de feiten een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigden, maar dat er ook ruimte was voor een voorwaardelijke straf, gezien de mogelijkheid voor de verdachte om deel te nemen aan een begeleidingsprogramma.

De rechtbank verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot verbeurdverklaring van het aangetroffen geldbedrag, omdat er geen bewijs was dat dit geldbedrag in beslag was genomen. Wel werd 1,5 gram cocaïne en/of heroïne onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een uittreksel justitiële documentatie en een voorlichtingsrapport van het Leger des Heils.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnrs. : 07.400096-09
Uitspraak : 9 juli 2009
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren op (geboortejaar),
wonende (adres),
thans verblijvende in (verblijfplaats)
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.A. Bos, advocaat te Zwolle.
De officier van justitie, mr. A. Doedens, heeft ter terechtzitting terzake het onder 1 en 2 ten laste gelegde gevorderd de veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf van
15 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, ook als die een plaatsing in Stichting De Ontmoeting, woon- en werkcentrum Huize Norel en deelname aan het begeleidingsprogramma voor de duur van maximaal 16 maanden inhouden, verbeurdverklaring van het aangetroffen geldbedrag en onttrekking aan het verkeer van 1,5 gram cocaïne.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juli 2008 tot
en met 25 maart 2009 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft vervoerd en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan (onder meer) (naam 1) en/of
(naam 2) en/of (naam 3) en/of (naam 4) en/of (naam 5) en/of
(naam 6) en/of (naam 7) en/of (naam 8), dealers- en/of
gebruikershoeveelheden heroïne (diacetylmorfine) en/of cocaïne, in elk geval
(telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne
(diacetylmorfine) en/of cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) (een)
middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 25 maart 2009 in de gemeente Zwolle tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig
heeft gehad ongeveer 13.4 gram heroïne en/of cocaïne, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of
cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) (een) middel(en) als bedoeld
in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 3 Opiumwet
BEWIJS
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij op meer tijdstippen in de periode van 01 juli 2008 tot en met 25 maart 2009 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan (onder meer) (naam 1) en/of
(naam 2) en/of (naam 3) en/of (naam 4) en/of (naam 5) en/of
(naam 6) en/of (naam 7) en/of (naam 8), en/of (naam 9) en/of (naam 10) en/of (naam 11) dealers- en/of gebruikershoeveelheden heroïne (diacetylmorfine) en/of cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2.
hij op 25 maart 2009 in de gemeente Zwolle, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoe-
veelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne (telkens) een middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Van het 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
1: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet, gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
2: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Hoewel de rechtbank van oordeel is dat bij feiten als de onderhavige in beginsel een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf op haar plaats is zal zij deze thans – gelet op voormelde rapportage en gelet op de omstandigheid dat verdachte op korte termijn kan deelnemen aan het programma van het begeleidingsprogramma van Stichting De Ontmoeting (woon- en werkcentrum Huize Norel), welk programma maximaal 16 maanden in beslag zal nemen - voor een groot deel voorwaardelijk opleggen
De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering met betrekking tot de verbeurdverklaring van het aangetroffen geldbedrag, aangezien zij bij de zich in het dossier bevindende stukken geen kennisgeving van inbeslagname of een beslaglijst heeft aangetroffen en derhalve niet blijkt dat het geldbedrag in beslag is genomen.
De rechtbank is van oordeel dat 1,5 gram cocaïne en/of heroïne dienen te worden onttrokken aan het verkeer, omdat het middelen zijn met betrekking tot welke het onder 2 ten laste gelegde feit is begaan, terwijl het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 29 mei 2009.
- een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 28 mei 2009 uitgebracht door het Leger des Heils te Zutphen.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 57, 63 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 9 (negen) maanden, niet worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, ook als die een behandeling in de Stichting De Ontmoeting, woon- en werkcentrum Huize Norel en deelname aan het begeleidingsprogramma voor de duur van maximaal 16 maanden inhouden, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot verbeurdverklaring van het aangetroffen geldbedrag.
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer 1,5 gram cocaïne en/of heroïne.
Aldus gewezen door mr. F.E.J. Goffin, voorzitter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en H.J. Buijsman, rechters, in tegenwoordigheid van W.F. Grotenhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 juli 2009.
Mr. Nieuwenhuis was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.