ECLI:NL:RBZLY:2009:BJ3583

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
21 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.607333-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige

Op 21 juli 2009 heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De tenlastelegging betrof handelingen die op 25 september 2008 in Lelystad plaatsvonden, waarbij de verdachte, een man van bijna zeventig jaar, een dertienjarig meisje heeft vastgepakt en haar op verschillende manieren heeft aangeraakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer heeft geschonden, wat ernstige gevolgen kan hebben voor de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen seksuele intentie had, maar de rechtbank oordeelde dat de handelingen van verdachte als ontuchtig moeten worden aangemerkt.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele van de ten laste gelegde feiten, maar achtte de bewezenverklaring van de ontuchtige handelingen wel gerechtvaardigd. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden, met een proeftijd van zes jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht om zich te houden aan de voorschriften van de reclassering, inclusief een behandeling bij De Waag gedurende het eerste jaar van de proeftijd. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €300,-- toegewezen aan het slachtoffer, ter compensatie van immateriële schade, en heeft de verdachte aansprakelijk gesteld voor deze schade.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de psychologische rapportages en het recidiverisico van de verdachte. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, maar dat dit niet afdoet aan de ernst van de gepleegde feiten. De beslissing van de rechtbank is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waaronder artikel 247, dat ontuchtige handelingen met minderjarigen strafbaar stelt.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
Parketnummer: 07.607333-08 [P]
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 juli 2009
in de strafzaak tegen,
[verdachte]
Geboren op [geboortedatum]
wonende te [adres]
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 juli 2009, waarbij de officier van justitie, mr. M. Kamper, de verdachte en de raadsvrouw van verdachte mr. S.M. Milani, advocaat te Lelystad hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 september 2008 in de gemeente Lelystad, met [slachtoffer], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, althans éénmaal,
- vastpakken en/of vasthouden van die [slachtoffer] en/of
- slaan en/of brengen van zijn, verdachtes, armen, om de middel, althans het lichaam, van die [slachtoffer] en/of
- het aanraken van de (blote) buik en/of (blote) zij en/of (blote) rug van die [slachtoffer], onder haar kleding en/of
- trekken aan het shirt, althans de kleding, van die [slachtoffer] en vervolgens in het shirt kijken (om naar de kleur van haar bh te kijken) en/of
- op de mond zoenen van die [slachtoffer].
Ten gevolge van een kennelijke vergissing staat in de tenlastelegging in de vijfde regel “de middel" in plaats van "het middel" en wordt gesproken over “[slachtoffer]” in plaats van “[slachtoffer]”. De rechtbank herstelt deze vergissingen door het laatste te lezen voor het eerste. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting wordt de verdachte daardoor in de verdediging niet geschaad.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Vaststaande feiten
Op 25 september 2008 gaat de dan dertien jaar oude [slachtoffer] haar zusje ophalen bij de buurman, hierna te noemen verdachte. Als haar zusje naar huis is gegaan wordt [slachtoffer] door verdachte vastgepakt. Verdachte slaat de armen om haar middel en raakt daarbij haar blote buik, haar blote zij en haar blote rug aan. Verdachte geeft [slachtoffer] vervolgens een zoen op haar mond, trekt haar truitje naar voren, en bekijkt de kleur van haar bh. Als [slachtoffer] hierna thuis komt vertelt zij huilend tegen haar moeder wat er is gebeurd.
4.2. Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot voornoemde vaststaande feiten op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
• de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 7 juli 2009;
• het op 26 september 2008 in de wettelijke vorm opgemaakte proces verbaal met nummer 2008070367-9, inhoudende een aangifte van de moeder van [slachtoffer], [moeder slachtoffer];
• het op 26 september 2008 in de wettelijke vorm opgemaakte proces verbaal met nummer 2008070367-10, inhoudende een verklaring van [slachtoffer].
4.3. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen. Zij stelt zich op het standpunt dat de handelingen van verdachte zoals ten laste gelegd ontuchtige handelingen zijn in de zin van artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht.
4.4. Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft bekend dat hij de handelingen zoals aan hem ten laste gelegd heeft verricht. Verdachte heeft verklaard dat het leek alsof [slachtoffer] een beetje in de put zat en dat hij haar wilde opbeuren. Van de zoen is hijzelf ook geschrokken en hij had verder geen rare bedoelingen, zo verklaart hij.
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat haar cliënt geen seksuele intentie had. Zij heeft aangevoerd dat haar cliënt [slachtoffer] niet doelbewust op de plekken zoals in de tenlastelegging vermeld heeft aangeraakt en dat hij niet doelbewust het truitje van [slachtoffer] naar voren heeft getrokken om haar bh te bekijken. De raadsvrouw is van oordeel dat ten aanzien van de eerste vier gedachtestreepjes het ontuchtig karakter van de handelingen ontbreekt, zodat alleen een bewezenverklaring kan volgen ten aanzien van het zoenen op de mond.
4.5. Het oordeel van de rechtbank
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van verdachte niet op zich moeten worden beoordeeld maar in onderlinge samenhang moeten worden bezien. Verdachte, een man van bijna zeventig, heeft een meisje van dertien jaar oud vastgepakt en haar daarbij aangeraakt op haar blote buik, zij en rug, opmerkingen gemaakt over haar bh en haar op de mond gezoend. Dit zijn handelingen van seksuele aard welke in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de handelingen van verdachte zoals ten laste gelegd als ontuchtig kunnen worden aangemerkt.
4.6. De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 september 2008 in de gemeente Lelystad, met [slachtoffer], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het,
- vastpakken van die [slachtoffer] en,
- slaan van zijn, verdachtes, armen, om het middel van die [slachtoffer], en
- het aanraken van de (blote) buik en (blote) zij en (blote) rug van die [slachtoffer],en
- trekken aan het shirt van die [slachtoffer] en vervolgens in het shirt kijken (om naar de kleur van haar bh te kijken) en
- op de mond zoenen van die [slachtoffer]
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het volgende strafbare feit op:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, strafbaar gesteld bij artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
7. De strafoplegging
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 10 jaren en als bijzondere voorwaarde dat hij zich, gedurende een proeftijd van drie jaren, zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de reclassering, ook als dat inhoudt een behandeling bij De Waag.
De officier van justitie heeft daarbij gewezen op de impact van de gedragingen van verdachte op het slachtoffer en op het recidiverisico zoals dat uit de rapportages naar voren komt.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting te kennen gegeven dat hij bereid is zich te houden aan de aanwijzingen en voorschriften van de reclassering, maar dat hij de behandeling bij De Waag niet nuttig vindt en dit als een zware belasting ervaart, nu hij daarvoor wekelijks naar Utrecht moet.
De raadsvrouw van verdachte heeft gewezen op de gevolgen die de ten laste gelegde gedragingen reeds voor haar cliënt hebben gehad. Hij heeft moeten verhuizen, heeft 15 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht en heeft deelgenomen aan een intensief begeleidingstraject.
De raadsvrouw heeft er voorts op gewezen dat de behandeling bij De Waag door haar cliënt niet als zinvol wordt ervaren. Wel is haar cliënt bereid om contact te houden met de reclassering en de wijkagent.
De raadsvrouw vindt de door de officier van justitie gevorderde proeftijd te lang.
Primair heeft de raadsvrouw verzocht aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen, zonder dat daaraan een bijzondere voorwaarde wordt gekoppeld. Subsidiair heeft zij verzocht alleen reclasseringscontact op te leggen als bijzondere voorwaarde, zonder dat daaraan gekoppeld is behandeling bij De Waag.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 17 juni 2009;
- een de verdachte betreffend psychologisch rapport d.d. 31 januari 2009 uitgebracht door M. van Heteren, GZ psycholoog;
- een de verdachte betreffend adviesrapport d.d. 26 juni 2009 uitgebracht door Reclassering Nederland.
- de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier.
De deskundige Van Heteren is in haar rapport tot de conclusie gekomen dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, zodat hij als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De rechtbank neemt die conclusie over en maakt die tot de hare.
Verdachte heeft de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] geschonden. Hierdoor heeft verdachte een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, mogelijk doorkruist. Het is een feit van algemene bekendheid dat handelingen als waarvan [slachtoffer] slachtoffer is geworden vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Gelet op bovengenoemde rapportages en het recidive risico dat daaruit naar voren komt is de rechtbank van oordeel dat een proeftijd van zes jaar passend en geboden is.
Deze voorwaardelijke straf maakt een verplichte begeleiding door de Reclassering mogelijk, hetgeen de rechtbank gelet op de rapportages noodzakelijk acht.
De proeftijd die voor begeleiding door de reclassering zal gelden kan gelet op jurisprudentie van de Hoge Raad niet langer zijn dan twee jaren De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte gedurende het eerste jaar van deze proeftijd ook moet meewerken aan een behandeling bij De Waag. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
8. De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 300,--.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
9. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
10. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.6 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 5 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van zes jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van zes jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens een proeftijd van twee jaar moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook indien dit inhoudt behandeling bij De Waag gedurende het eerste jaar van de proeftijd;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 300,--, ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 25 september 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], € 300,-- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 6 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Pot, voorzitter, mr. L.G. Wijma en mr. G.E.A. Neppelenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 juli 2009.
Mrs. L.G. Wijma en G.E.A. Neppelenbroek zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.