ECLI:NL:RBZLY:2009:BJ3323

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
7 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
449532 HA 09-167
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden en inzet van uitzendkrachten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 7 juli 2009 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst. De verzoekende partij, een besloten vennootschap, heeft verzocht om de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de gedaagde partij, een magazijnmedewerker, vanwege bedrijfseconomische omstandigheden. De verzoekende partij heeft aangevoerd dat de omzet drastisch is teruggelopen en dat eerdere maatregelen om kosten te besparen niet het gewenste resultaat hebben opgeleverd. In maart 2009 is besloten om afscheid te nemen van 17 medewerkers, waarvan er 15 al per 1 juni 2009 zijn vertrokken. Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van de gedaagde partij is ingediend omdat hij, als gevolg van ziekte, niet in staat was om te werken.

De gedaagde partij heeft zich verzet tegen het verzoek en aangevoerd dat de verzoekende partij geen re-integratie-inspanningen heeft verricht en dat hij onevenredig zwaar getroffen zou worden door de beëindiging van zijn dienstverband. Hij heeft ook gesteld dat de verzoekende partij vijf uitzendkrachten in dienst heeft, die werkzaamheden verrichten die hij ook zou kunnen doen indien hij hersteld is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzoek tot ontbinding niet in verband staat met een opzegverbod, maar dat het volledig berust op verslechterde bedrijfseconomische omstandigheden.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verzoekende partij onvoldoende heeft aangetoond dat de gedaagde partij niet herplaatst kan worden in de organisatie, vooral gezien het feit dat er uitzendkrachten zijn aangenomen voor werkzaamheden die de gedaagde ook zou kunnen verrichten. De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding afgewezen en de verzoekende partij veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van re-integratie-inspanningen en de verplichting van de werkgever om te kijken naar herplaatsingsmogelijkheden voor zieke werknemers.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
Zaaknr. : 449532 HA VERZ 09-167
Datum : 7 juli 2009
Beschikking in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[VERZOEKENDE PARTIJ]
gevestigd te [vestigingsplaats],
eisende partij,
verder te noemen [verzoekende partij],
gemachtigde mr. D. Kneppel,
tegen
[VERWERENDE PARTIJ],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
verder te noemen [verwerende partij].
gemachtigde mr. Y. van Maarwijck.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoek- en verweerschrift en de overgelegde producties.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 juni 2009. Partijen en hun gemachtig-den zijn verschenen en hebben hun standpunten nader toegelicht. Daarna is de uitspraak op vandaag bepaald.
Het geschil
[verzoekende partij] verzoekt de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verwerende par-tij] wegens een verandering van omstandigheden.
[verwerende partij] verzet zich tegen het verzoek.
De beoordeling
1.
[verwerende partij], geboren [datum], is op [datum] in loondienst van [verzoekende partij] ge-treden. De functie van [verwerende partij] is ‘warehouse employee’ (magazijnmedewerker). Het salaris bedraagt € 1.956,05 bruto per maand inclusief vakantietoeslag bij een 36-urige werk-week.
2.
[verzoekende partij] legt aan haar verzoek, kort samengevat, de volgende stellingen ten grond-slag.
Haar omzet is drastisch teruggelopen. Verkocht zij in het verleden 1,1 miljoen trekhaken, in 2009 is een daling geprognosticeerd tot 750.000 stuks.
Eerder genomen maatregelen om de kosten te beperken hebben onvoldoende resultaat gehad. Zij heeft daarom in maart van dit jaar besloten, met instemming van de OR, van 17 medewer-kers afscheid te nemen. Vijftien van de zeventien medewerkers hebben het bedrijf met ingang van 1 juni 2009 verlaten. Ten aanzien van twee medewerkers, waaronder [verwerende partij], is een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend. Het andere ontbindingsver-zoek zal medio augustus worden behandeld.
3.
[verwerende partij] voert, kort samengevat, het volgende aan.
Op [datum in 2009] is [verwerende partij] door ziekte uitgevallen. [verzoekende partij] heeft geen re-integratie-inspanningen verricht. Hij wordt in geval van beëindiging van het dienstver-band onevenredig zwaar getroffen. [verzoekende partij] heeft uitzendkrachten te werk gesteld. Er is geen sprake van verlies, maar slechts van een lagere winst. [verwerende partij] is breed inzetbaar in de onderneming.
4.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Het verzoek houdt geen verband met enig opzegverbod. [verwerende partij] is weliswaar nog steeds ziek, maar het verzoek tot ontbinding berust geheel op verslechterde bedrijfseconomische omstandigheden.
[verzoekende partij] heeft onbestreden gesteld dat haar omzet sterk is teruggelopen. Bij een verminderde omzet past min of meer vanzelfsprekend een vermindering van het personeelsbe-stand; de hoeveelheid werk is immers afgenomen.
Een reorganisatie van het personeelsbestand kan ook plaatsvinden als (nog) geen sprake is van verlies; een verstandige ondernemer laat omzet en kosten in de pas lopen. Overigens heeft [ver-zoekende partij] ter zitting onweersproken gesteld dat na aftrek van rente en belastingen wel sprake is van een verliessituatie.
5.
Tijdens de zitting is gebleken dat [verzoekende partij] thans vijf uitzendkrachten fulltime in de afdeling productie te werk heeft gesteld en dat medewerkers van die afdeling hand- en span-diensten verlenen aan magazijnmedewerkers. Volgens [verzoekende partij] is sprake van een seizoensgebonden opleving van de vraag naar trekhaken. In augustus zal die vraag afnemen, zo verwacht [verzoekende partij]. Voorts heeft [verzoekende partij] erop gewezen dat de functie van [verwerende partij] en de functie van productiemedewerker niet uitwisselbaar zijn en dat uitzendkrachten elk moment weggestuurd kunnen worden indien de hoeveelheid werkzaamhe-den daartoe aanleiding geeft.
6.
Onweersproken is door [verwerende partij] gesteld dat hij in het verleden ook met enige regel-maat eenvoudige productiewerkzaamheden (het inpakken van producten) heeft verricht. [ver-zoekende partij] heeft onweersproken gesteld dat de functies in de productie en in het magazijn niet uitwisselbaar zijn, maar waar het om gaat is de vraag of [verwerende partij], evenals in het verleden soms het geval is geweest, ook nu in de productie te werk kan en behoort te worden gesteld, met name ten behoeve van het inpakken van producten. Op [verzoekende partij] rust immers de plicht [verwerende partij] zo mogelijk te herplaatsen.
In het onderhavige geval is de situatie feitelijk zo, dat [verzoekende partij] de ontbinding ver-zoekt van het dienstverband met [verwerende partij], hoewel [verwerende partij] bereid en (mits genezen) in staat is (ook) productiewerkzaamheden te verrichten, [verzoekende partij] ten be-hoeve van de productie maar liefst vijf fulltime uitzendkrachten heeft aangenomen en produc-tiemedewerkers (soms) assistentie verlenen in het magazijn. Het verzoek moet daarom stranden.
7.
Ten tijde van de adviesaanvraag aan de OR en het besluit tot reorganisatie waren de omstandig-heden onweersproken zodanig dat tot afvloeiing van in totaal 17 werknemers is besloten, maar inmiddels is de situatie in elk geval tijdelijk (zomerseizoen) zodanig verbeterd dat het verzoek tot ontbinding, althans op dit moment, behoort te worden afgewezen: er is meer vraag naar trek-haken en daarom meer werk waarvoor [verwerende partij] (mits hersteld) kan worden ingezet.
De omstandigheid dat [verwerende partij] thans wegens ziekte niet in staat is te werken mag bij dit alles geen rol spelen, omdat de ontbinding anders (mede) op de ziekte van [verwerende par-tij] zou worden gebaseerd. [verwerende partij] heeft overigens onweersproken gesteld dat zijn arbeidsongeschiktheid thans afneemt.
8.
[verzoekende partij] dient als verliezende partij in de proceskosten te worden veroordeeld.
De beslissing
De kantonrechter:
1. wijst het verzoek af;
2. veroordeelt [verzoekende partij] in de proceskosten tot op heden aan de kant van [verwerende partij] begroot op € 400,00 wegens salaris gemachtigde.
Gegeven door mr. C.H. de Haan, kantonrechter, en in het bijzijn van de griffier uitgesproken in de openbare terechtzitting van 7 juli 2009.