ECLI:NL:RBZLY:2009:BJ2249
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.P. Nieuwenhuis
- H. Heins
- A.P. de Jong - de Goede
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs in strafzaak
In de strafzaak tegen de verdachte, die op 3 juni 2009 door de Rechtbank Zwolle-Lelystad werd behandeld, stond de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie centraal. De verdachte was beschuldigd van geweldsdelicten, maar de rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de tenlastelegging te ondersteunen. De aangeefster had weliswaar een belastende verklaring afgelegd, maar deze was niet ondertekend en er ontbrak ander bewijs. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier maanden geëist, maar de verdediging voerde aan dat de verdachte niet de juiste toegang tot zijn raadsman had gehad, wat in strijd zou zijn met artikel 6 van het EVRM. De rechtbank oordeelde dat de verdachte na het politieverhoor wel degelijk contact had gehad met zijn raadsman en dat er geen sprake was van een schending van het recht op een eerlijk proces. Hierdoor was de officier van justitie ontvankelijk in zijn vervolging.
Met betrekking tot het bewijs oordeelde de rechtbank dat de ontkennende verklaringen van de verdachte en de niet-ondertekende aangifte van het slachtoffer onvoldoende waren om tot een veroordeling te komen. De rechtbank nam ook in overweging dat het slachtoffer later een brief had gestuurd waarin zij aangaf dat er geen geweld was gebruikt. Gezien het gebrek aan bewijs sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank besloot dat de verweren van de raadsman over de uitsluiting van bewijsmiddelen niet meer aan de orde waren, nu de verdachte al was vrijgesproken. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.