ECLI:NL:RBZLY:2009:BJ2242
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Raadkamer
- W.P.M. Elderman
- G.A. Versteeg
- S.E. Bins – van Waegeningh
- Rechtspraak.nl
Afstel voorwaardelijke invrijheidstelling en ontvankelijkheid openbaar ministerie
In deze zaak heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad op 30 juni 2009 uitspraak gedaan over de vordering tot afstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde was bij vonnis van 5 augustus 2008 door de meervoudige kamer van de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan de tenuitvoerlegging op 8 april 2008 was gestart. De voorwaardelijke invrijheidstelling stond gepland voor 9 juli 2009, onder de voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet schuldig zou maken aan een strafbaar feit.
De officier van justitie heeft op 11 juni 2009 een schriftelijke vordering ingediend om de voorwaardelijke invrijheidstelling achterwege te laten. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat deze vordering te laat was ingediend, aangezien deze uiterlijk 30 dagen voor de ingangsdatum van de voorwaardelijke invrijheidstelling bij de griffie van de rechtbank had moeten zijn ontvangen. De rechtbank heeft geen bijzondere omstandigheden kunnen vaststellen die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel er enige verdenking van een strafbaar feit door de veroordeelde bestond, het dossier onvoldoende bewijs bevatte om te concluderen dat er ernstige bezwaren waren die de vordering tot afstel konden rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de officier van justitie de mogelijkheid had om eventuele ernstige bezwaren door de rechter-commissaris te laten toetsen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot afstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling, en deze beslissing is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 30 juni 2009.