ECLI:NL:RBZLY:2009:BJ1612

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
18 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/410138-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot brandstichting met opzetverweer en bewuste aanvaarding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 18 juni 2009, stond de verdachte terecht voor poging tot brandstichting. De verdachte had op 3 december 2008 in haar woning in Kampen drie gaspitten van haar gasfornuis opengezet met de intentie om zelfmoord te plegen. Tijdens de zitting op 12 maart en 4 juni 2009 werd de verdachte bijgestaan door haar advocaat, mr. M.C. Janus. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De officier van justitie stelde dat er geen sprake was van voorwaardelijk opzet op het teweegbrengen van een ontploffing of brandstichting, en pleitte voor vrijspraak.

De verdediging voerde aan dat er geen opzet was, ook niet in voorwaardelijke zin. De rechtbank overwoog dat voorwaardelijk opzet aanwezig is wanneer de verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan een aanmerkelijke kans dat een bepaald gevolg zal intreden. De verdachte verklaarde dat ze dacht dat ze rustig zou inslapen en niet de intentie had om een ontploffing te veroorzaken. Psychologen die de verdachte hadden onderzocht, concludeerden dat ze ten tijde van de gedraging niet in staat was om de risico's van haar handelen te overzien.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte bewust de gaspitten had opengedraaid, ze niet had gedacht aan de mogelijkheid van een ontploffing met gevaar voor anderen. Daarom kon niet worden bewezen dat de verdachte opzet had, ook niet in voorwaardelijke zin. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit en hevelde het bevel tot voorlopige hechtenis op. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. A.P. de Jong-de Goede, voorzitter, en mrs. G.P. Nieuwenhuis en H. Heins, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. C.C. van Druten.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.410138-08 (P)
Uitspraak: 18 juni 2009
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren op (geboortejaar)
wonende te (adres),
thans verblijvende te (xxx)
1 Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 maart 2009 en op 4 juni 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.C. Janus, advocaat te Zwolle.
2 De tenlastelegging
De verdachte is –na toegelaten wijziging ter terechtzitting- ten laste gelegd dat:
Zij op of omstreeks 03 december 2008 in de gemeente Kampen ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen en/of brand te stichten in een woning aan de (adres), terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning, de aangrenzende woningen en/of de bewoners van de aangrenzende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, met dat opzet de gaskranen in die afgesloten woning, alwaar een brandend kaarsje stond, heeft opengezet, althans gas in die woning heeft laten vloeien, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1 Vaststaande feiten
Verdachte wilde op 3 december 2008 zelfmoord plegen. Zij heeft daartoe in haar woning aan de (adres) te Kampen drie gaspitten van haar gasfornuis opengezet. Verdachte heeft vervolgens plaatsgenomen in de woonkamer. De woonkamer en keuken van verdachte staan in open verbinding met elkaar. Verdachte heeft op een gegeven moment de politie gebeld.
4.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangevoerd, dat er geen sprake is van voorwaardelijk opzet op het teweegbrengen van een ontploffing of op brandstichting, zodat vrijspraak dient te volgen.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van opzet, ook in voorwaardelijke zin
4.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt met betrekking tot het bewijs het navolgende, op grond van de hierna vermelde bewijsmiddelen.
Ten laste gelegd is poging om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen en/of brand te stichten. De vraag dient beantwoord te worden of er bij verdachte sprake was van de ten laste gelegde opzet.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans, dat dat gevolg zal intreden. Dit betekent dat aan drie elementen moet zijn voldaan:
- er moet een aanmerkelijke kans zijn, dat een bepaald gevolg zal intreden,
- de verdachte moet wetenschap hebben van die aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden
- en de verdachte moet die kans ten tijde van de gedraging bewust hebben aanvaard.
Verdachte heeft verklaard, dat zij dacht dat door het openzetten van de gaskraan zij en haar poes Minoe rustig zouden inslapen. Het teweeg brengen van een ontploffing, wilde zij niet. Ze verklaart: “Zover heb ik niet nagedacht.”
Ook ter zitting heeft verdachte verklaard, dat zij rustig wilde inslapen en geen brand wilde veroorzaken. Zij stond er niet bij stil dat anderen ook gevaar liepen. Ze schrok ervan toen ze het hoorde. Op de vraag of ze, mocht ze in de toekomst ooit weer een poging willen doen om zelfmoord te plegen, weer voor deze methode zou kiezen, antwoordde ze, dat ze dit nooit weer zal doen vanwege de risico’s voor haar omgeving.
Psychiater I. Hazemeijer en psychiater i.o. S.J. Timmer hebben in hun rapport , in antwoord op de vraag of het tenlastegelegde aan verdachte kan worden toegerekend, geschreven “dat betrokkene ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit weliswaar de ongeoorloofdheid heeft kunnen inzien van het opendraaien en niet dichtdraaien van de gaskraan, maar in mindere mate dan de gemiddelde normale mens in staat is geweest haar wil in vrijheid, overeenkomstig een dergelijk besef, te bepalen. (…) dit feit, indien bewezen, haar in sterk verminderde mate kan worden toegerekend. Ten aanzien van het moedwillig veroorzaken van een ontploffing of stichten van brand menen ondergetekenden geen uitspraak te kunnen doen omtrent de mate van toerekenbaarheid daar betrokkene op dit punt zich ontkennend heeft uitgelaten.”
Psycholoog K. Chateau, heeft in haar rapport over het moment van het ten laste gelegde vermeld: “In de ogen van rapporteur dissocieerde zij. Ze beschrijft een bewustzijnsvernauwing.”
In antwoord op de vraag of het tenlastegelegde aan verdachte kan worden toegerekend schrijft zij : “Indien bewezen geacht, kan met betrekking tot het ten laste gelegde slechts geconcludeerd worden dat het gevaar voor anderen is voortgekomen uit hetgeen zichzelf wilde aandoen. Hoewel betrokkene weet kan hebben van het risico dat haar handelen met zich meebracht verkeerde zij ten tijde van het ten laste gelegde in een situatie waarin zij niet in staat was de risico’s en mogelijke gevolgen van haar gedrag te overwegen. Zij kon haar gedragskeuzes daarom niet afwegen.”
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel, dat verdachte weliswaar bewust de gaspitten heeft opengedraaid met als doel een einde te maken aan haar leven, maar dat zij ten tijde van die gedraging niet heeft gedacht aan de mogelijkheid, dat het opendraaien van de gaspitten ook uiteindelijk een ontploffing tot gevolg zou kunnen hebben met gevaar voor andere mensen en goederen. De rechtbank is dan ook van oordeel, dat niet is komen vast te staan dat verdachte ten tijde van de gedraging de kans dat er een ontploffing of brand zou volgen bewust heeft aanvaard.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel, dat opzet niet kan worden bewezen -ook niet in voorwaardelijke zin- zodat verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
5 De beslissing
Het ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. de Jong-de Goede, voorzitter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en H. Heins, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 juni 2009.