ECLI:NL:RBZLY:2009:BJ1609

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
18 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/440066-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van goederen in Deventer met ISD-maatregel en schadevergoeding aan benadeelde partij

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 18 juni 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van goederen in Deventer. De verdachte werd ervan beschuldigd op 16 februari 2009 een aantal flesjes parfum te hebben gestolen bij de Etos en op 22 februari 2009 meerdere pakken koffie bij een tankstation. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen op basis van aangiften en bekennende verklaringen van de verdachte. De officier van justitie vorderde een ISD-maatregel van twee jaar, ondanks dat de verdachte nog openstaande vonnissen had. De verdediging betwistte de vordering, maar de rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel noodzakelijk was gezien de recidive en verslavingsproblematiek van de verdachte. De rechtbank legde de maatregel op voor de maximale termijn van twee jaar, met een tussentijdse beoordeling na negen maanden. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, Tankstations Deventer B.V., ter hoogte van € 33,27. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een gestructureerde behandeling voor de verdachte om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.440066-09 (P)
Uitspraak: 18 juni 2009
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren op (geboortejaar),
wonende te (adres),
thans verblijvende te (xxx).
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2009, waarbij zijn verschenen de verdachte, bijgestaan door mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer, en de officier van justitie mr. S.T.C. van der Werf.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 22 februari 2009 in de gemeente Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meer pakken koffie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (naam) tankstation Deventer, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
zij op of omstreeks 16 februari 2009 in de gemeente Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meer flesjes parfum, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Etos, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een kennelijke schrijffout. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in haar verdediging geschaad.
FORMELE VOORVRAGEN
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vordering worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor een schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
- de aangifte van (naam 1) , waarin aangeefster aangifte doet van diefstal van 4 à 5 pakken koffie van het merk Douwe Egberts bij (naam) tankstation Deventer op 22 februari 2009;
- de aangifte van (naam 2) , waarbij aangeefster aangifte doet van diefstal van 3 flesjes parfum bij de Etos te Deventer op 16 februari 2009;
- de bekennende verklaringen van verdachte bij de politie ;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 juni 2009, met dien verstande dat verdachte de diefstal van slechts één flesje parfum bij de Etos te Deventer op 16 februari 2009 heeft bekend.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
zij op 22 februari 2009 in de gemeente Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen pakken koffie, toebehorende aan (naam) tankstation Deventer;
2.
zij op 16 februari 2009 in de gemeente Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één flesje parfum, toebehorende aan de Etos.
Van het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Feit 1 en 2, telkens:
Diefstal, strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die de strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte terzake het onder 1 en 2 ten laste gelegde voor de duur van twee jaren in een inrichting voor stelselmatige daders te plaatsen (ISD-maatregel). Er is weliswaar niet voldaan aan het gestelde in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige zeer actieve veelplegers (hierna te noemen de Richtlijn) nu verdachte meer dan vier maanden aan lopende vonnissen heeft openstaan, maar indien gekeken wordt naar de aard van de feiten is het opleggen van de ISD-maatregel aangewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de officier van justitie geen ISD-maatregel kan vorderen gelet op de Richtlijn, nu verdachte nog 8 maanden aan onherroepelijke vonnissen heeft openstaan.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de bewezenverklaarde misdrijven geldt dat het feiten betreft waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Uit het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 7 april 2009 blijkt dat verdachte vanaf 1990 veelvuldig is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, met name vermogensmisdrijven.
In de vijf jaren voorafgaand aan de thans bewezen verklaarde feiten is verdachte veelvuldig
- veel meer dan driemaal - onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf voor het plegen van misdrijven en de hier bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het adviesrapport d.d. 29 mei 2009, uitgebracht door R. Zandbergen, reclasseringswerker bij Tactus verslavingszorg.
Uit de inhoud van voornoemde voorlichtingsrapportage en uit de door Zandbergen als deskundige ter terechtzitting gegeven toelichting komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een zeer langdurige verslavingsproblematiek alsmede psychische problematiek.
Na een psychologisch onderzoek is verdachte verwezen voor behandeling bij forensische polikliniek “de Tender” in Deventer, waar zij haar afspraken echter niet nakwam. Verdachte heeft de neiging om zich af te sluiten voor het contact met anderen en haar eigen leven te leiden. In haar gedrag laat zij zich sterk leiden door haar verslaving en vertoont zij impulsief gedrag zonder zich goed te realiseren welke consequenties dit heeft. Enkel in detentie is zij in staat haar problemen onder ogen te zien en tot voornemens te komen. Eenmaal buiten detentie volgt steevast snel terugval in middelengebruik.
Een langdurige klinische behandeling wordt wenselijk geacht. De afgelopen jaren is gebleken dat vanuit de reguliere verslavingszorg een dergelijk traject niet is op te starten aangezien bij verdachte in een ambulante setting de kaders hiervoor ontbreken. De stabiliteit van de maatregel ISD is de beste mogelijkheid om dit wel vorm te geven.
Verdachte heeft verklaard gemotiveerd te zijn voor een klinische behandeling en dat zij schoon schip wil maken in haar leven. Zij heeft voorts aangegeven dat zij hoopt op zo’n kort mogelijke termijn naar een kliniek te kunnen worden verwezen.
Naar het oordeel van de rechtbank staan de door verdachte gepleegde misdrijven in een onmiskenbaar verband met haar verslavingsproblematiek en moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte zich zonder adequaat ingrijpen in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van strafbare feiten. Gelet op het grote aantal misdrijven waarvoor verdachte is veroordeeld in combinatie met verdachtes (verslavings)problematiek is de rechtbank van oordeel dat niet valt te verwachten dat verdachte zonder strikte en gestructureerde intensieve begeleiding en behandeling zal stoppen met het plegen van strafbare feiten, zodat de veiligheid van goederen eist dat aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wordt opgelegd.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van haar problematiek alle kansen te geven, alsook ter optimale bescherming van de maatschappij en van verdachte zelf, acht de rechtbank het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders ten uitvoer te leggen. De rechtbank zal daarom de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat een ISD-maatregel niet kan worden opgelegd, omdat een onherroepelijke vrijheidsstraf van langer dan vier maanden openstaat.
Het betreffende onderdeel van de Richtlijn is – gelet op de bewoordingen van de wet en van die Richtlijn – geen waarborgnorm voor de verdachte, maar een instructienorm voor leden van het openbaar ministerie, aan welke beperking de rechter niet is gebonden. Voor oplegging van de ISD-maatregel is ingevolge artikel 38m, eerste lid, onder 2, Wetboek van Strafrecht vereist, dat de verdachte in een periode van vijf jaren voorafgaande aan het feit waarvoor die maatregel wordt opgelegd, ten minste drie maal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf is veroordeeld en dat het feit is begaan nadat in ieder geval die drie veroordelingen geheel ten uitvoer zijn gelegd. Indien aan deze voorwaarde is voldaan, staat aan oplegging van de maatregel niet in de weg dat ten tijde van de berechting sprake was van een nog openstaande straf voor andere feiten (HR 14-11-2006, NJ 2007, 221).
De rechtbank acht het noodzakelijk dat negen maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel een tussentijdse beoordeling van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel zal plaatsvinden.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 36f, 38m, 38n, 38s en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
BENADEELDE PARTIJ (NAAM) TANKSTATIONS DEVENTER B.V.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij (naam) Tankstations Deventer B.V. tot een bedrag van € 33,27, alsmede oplegging van de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van dit slachtoffer tot voornoemd bedrag.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (naam) Tankstations Deventer B.V. rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 1 bewezen verklaarde feit.
De hoogte van die schade is, gelet op de inhoud van het “voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces” en gelet op hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 33,27, vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 33,27 ten behoeve van het slachtoffer (naam) Tankstations Deventer B.V..
BESLISSING
Ten aanzien van de tenlastelegging
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank legt op de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar.
De rechtbank bepaalt daarbij dat uiterlijk negen maanden na aanvang van de maatregel een tussentijdse beoordeling zal plaatsvinden omtrent de noodzaak van voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel en bepaalt dat de officier van justitie uiterlijk veertien dagen vóór dat tijdstip de rechtbank bericht zal doen toekomen als bedoeld in artikel 38s, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij (naam) Tankstations Deventer B.V.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (naam) Tankstations Deventer B.V., gevestigd te Deventer, van een bedrag van € 33,27 (zegge: drieëndertig euro en zevenentwintig cent).
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 33,27, ten behoeve van het slachtoffer (naam) Tankstations Deventer B.V., bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat inzoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. G.P. Nieuwenhuis, voorzitter, mrs. H. Heins en A.P. de Jong-de Goede, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juni 2009.