ECLI:NL:RBZLY:2009:BJ1598

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
30 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/420221-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging zware mishandeling van een politieagent met een bromfiets

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 30 juni 2009, stond de verdachte terecht voor poging zware mishandeling van een politieagent en mishandeling van een ander slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 29 juni 2008 in Zwolle opzettelijk met zijn bromfiets op de politieagent is ingereden, wat resulteerde in een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank achtte dit bewezen op basis van getuigenverklaringen en het proces-verbaal van aanhouding. De verdachte werd ook beschuldigd van het opzettelijk slaan van een ander slachtoffer op 22 juni 2008, wat eveneens bewezen werd verklaard. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldigingen.

De rechtbank hield rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zoals vastgesteld in rapportages. De officier van justitie had een werkstraf van 140 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie van 3 maanden geëist. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een werkstraf op, met de voorwaarde dat hij zich aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering moest houden. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die voortvloeide uit de mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de schade tot een bedrag van € 1.024,44 een rechtstreeks gevolg was van het bewezen verklaarde feit. De vordering van de benadeelde partij voor het overige werd niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De rechtbank besloot ook tot het opheffen van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
parketnummer: 07.420221-08
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 juni 2009
in de strafzaak tegen
Verdachte,
geboren (geboortejaar),
(adres).
Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting, achter gesloten deuren, van 16 juni 2009, waarbij de officier van justitie, mr. A. Doedens, de verdachte en mr. M.G. Pekkeriet – Bischop, advocaat te Zwolle, hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis wordt gehecht.
De bewijsoverwegingen
De rechtbank is evenals de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat vrijspraak dient te volgen voor het 1 primair, 1 subsidiair, onder 3 en 4 ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Ten aanzien van het 1 primair ten laste gelegde is naar het oordeel van de rechtbank niet vast komen te staan dat verdachte opzet op de dood van de politieagent (slachtoffer) heeft gehad, ook niet in de vorm van voorwaardelijk opzet. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat er een aanmerkelijke kans heeft bestaan dat het slachtoffer het leven zou laten ten gevolge van het handelen van verdachte, noch dat verdachte een dergelijke kans bewust zou hebben aanvaard.
Ten aanzien van het 1 subsidiair ten laste gelegde is naar het oordeel van de rechtbank bij gebrek aan een uiteenzetting van de letsels van het slachtoffer en de duur van het herstel van de verwondingen niet komen vast te staan dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel in juridische zin.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende uit het dossier blijkt op welke manier de fietsen door verdachte zijn gegooid en op welke wijze de slachtoffers door de fietsen zijn geraakt. Daarnaast is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzet - in welke vorm dan ook - heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de slachtoffers.
Ten aanzien van feit 4 is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet blijkt of de fietsen zijn vernield, beschadigd en/of onbruikbaar zijn geworden door het gooien daarmee door verdachte.
Het onder 1 meer subsidiair ten laste acht de rechtbank bewezen. Op basis van de inhoud van de processen-verbaal, waaronder het proces-verbaal van aanhouding van verdachte, de aangifte van (slachtoffer) en de getuigenverklaring van (naam) acht de rechtbank bewezen dat verdachte bewust op (slachtoffer) is ingereden. Het is een feit van algemene bekendheid dat indien met een bromfiets op een persoon wordt ingereden er een aanmerkelijke kans bestaat dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel oploopt. De rechtbank is van oordeel dat uit het handelen van verdachte blijkt dat hij die aanmerkelijke kans dat (slachtoffer) zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, heeft aanvaard.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde komt de rechtbank tot een bewezenverklaring op basis van de aangifte van verdachte en de bekennende verklaring van verdachte.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 1. op 29 juni 2008 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (slachtoffer), hoofdagent bij de Regiopolitie IJsselland, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- als bestuurder van een bromfiets, rijdende over de weg (fietspad), Van Hogendorpware, zonder voldoende snelheid te minderen en zonder voldoende te remmen recht op die (slachtoffer) is ingereden en/of
- vervolgens met die bromfiets tegen die (slachtoffer) is aangereden en
- die (slachtoffer) hierdoor ten val heeft gebracht en die (slachtoffer) een stukje heeft meegesleept over het fietspad,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. op 22 juni 2008 in de gemeente Hardenberg opzettelijk mishandelend (slachtoffer 2), tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze pijn heeft ondervonden
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
1 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert het volgende strafbare feit op:
1. poging zware mishandeling,
2. mishandeling.
2 De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
3. De strafoplegging
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf van 140 uren met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke jeugddetentie van 3 maanden, proeftijd 2 jaren, met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering.
3.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij een opsporingsambtenaar werkzaam in de uitoefening van zijn bediening heeft verwond door bewust op hem in te rijden enkel en alleen om daarbij te ontkomen aan een confrontatie met politie en/of justitie en aldus zijn eigen belangen voorop heeft gesteld, met het risico dat de opsporingsambtenaar ernstig letsel zou oplopen. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafrechtelijk verleden van verdachte.
In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank bij de strafoplegging in aanmerking dat verdachte, in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis met betrekking tot deze strafzaak, met positief resultaat heeft deelgenomen aan de ITB Harde Kern.
De rechtbank neemt de conclusies over uit de rapportages opgemaakt d.d. 25 augustus 2008 en 10 september 2008 door respectievelijk A.C. Bruijns en mw. drs. E. Vlieg, en maakt deze tot de hare voor zover die conclusies inhouden dat bij verdachte ten tijde van het begaan van het hem ten laste gelegde sprake was van enigszins/licht verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte.
4 De benadeelde partij
De benadeelde partij (slachtoffer), wonende te Zwolle, vordert een schadevergoeding van € 2.587,44 voor feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1024,44 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 24,44 ter zake van materiële schade en € 1000,-- ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
5 Het beslag
De officier van justitie heeft ter zitting de verbeurdverklaring gevorderd van een aantal goederen die onder verdachte in beslag zouden zijn genomen.
De rechtbank heeft bij gebreke van een beslaglijst, niet kunnen constateren óf en zo ja welke goederen er in beslag genomen en nog niet terug gegeven zijn. Gelet daarop wijst de rechtbank de vordering van de officier van justitie af.
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 27, 36f, 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
7 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair, 1 subsidiair, 3 en 4 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder de bewezenverklaring staat omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
1. poging zware mishandeling
2. mishandeling
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 140 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 70 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg Overijssel;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer) van € 1.024,44 waarvan € 24,44 ter zake van materiële schade en € 1.000,00 ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer (naam), € 1.024,44 te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De rechtbank heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.E.J. Goffin, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. F. Koster en mr. L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra-Meijer griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 30 juni 2009.
Mr. Koster, voornoemd is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.