ECLI:NL:RBZLY:2009:BI9285

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
28 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
440556 HA VERZ 09-53
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens onherstelbare verstoring van de arbeidsrelatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 28 april 2009 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van een werkgever tegen een werkneemster. De werkgever, een besloten vennootschap, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst vanwege een onherstelbare verstoring van de arbeidsrelatie, die voortvloeide uit een geschil over de werkuren en -tijden. De werkneemster, die in loondienst was als document management medewerker, had haar arbeidsovereenkomst eerder gewijzigd van fulltime naar parttime in verband met gezinsuitbreiding. De werkgever stelde dat de werkneemster zich niet als goed werknemer had gedragen door niet te reageren op voorstellen over de werktijden, terwijl de werkneemster betoogde dat het productieproces van de werkgever niet vereiste dat zij haar parttime uren wijzigde.

De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De rechter oordeelde dat de langdurige discussie over de werktijden en de verwijten van de werkneemster aan de werkgever, zoals het wegpesten, de arbeidsverhouding zodanig hadden verstoord dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer haalbaar was. De kantonrechter heeft daarbij geen rekening gehouden met eerdere processtukken die door de werkneemster waren overgelegd, omdat deze niet relevant waren voor de huidige beoordeling.

De rechter heeft vastgesteld dat de werkgever niet onredelijk handelde door terug te willen naar het eerder overeengekomen arbeidspatroon van 4 x 4 uren per week, en dat de werkneemster niet had aangetoond dat deze wijziging onaanvaardbaar was. De kantonrechter heeft ook overwogen dat de werkneemster, na het wegnemen van de psychische oorzaak van haar verzet tegen de wijziging van haar uren, de werkgever daarover niet had geïnformeerd, wat mogelijk had geleid tot een oplossing van het conflict. Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toegewezen, met ingang van 1 mei 2009, en de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
Zaaknr. : 440556 HA VERZ 09-53
Datum : 28 april 2009
Beschikking in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[WERKGEVER] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
verzoekende partij,
verder ook te noemen [werkgever],
gemachtigde mr. O.C.A. Millaard,
tegen
[WERKNEEMSTER],
wonende te [woonplaats],
verwerende partij,
verder ook te noemen [werkneemster],
gemachtigde mr. M.T.A. Lamers.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift, het verweerschrift en de produc-ties.
De mondelinge behandeling heeft op 9 april 2009 plaatsgevonden. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten nader toegelicht. De uitspraak is op vandaag vastgesteld.
Het geschil
[werkgever] verzoekt de ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen bestaande in een verandering in de omstandigheden.
[werkneemster] weerspreekt dit verzoek en maakt in geval van toewijzing aanspraak op een vergoeding van € 7.637,58.
De beoordeling
1.
Tussen partijen staat, voor zover thans van belang, het volgende vast.
[werkneemster], geboren [datum], is op [datum] in loondienst van [werkgever] getreden. Haar functie is document management medewerker en haar laatstgenoten salaris bedraagt € 589,00 bruto per maand exclusief vakantiebijslag.
Per 7 december 2004 is de voorheen fulltime arbeidsovereenkomst gewijzigd in een parttime arbeidsovereenkomst van 16 uren per week. Deze wijziging hield verband met de gezinsuit-breiding van [werkneemster].
In het in verband met deze wijziging opgestelde en ondertekende arbeidscontract staat onder meer het volgende:
7a AANVULLENDE BEPALINGEN ARBEIDSDUUR EN TIJDEN
De werkzaamheden dienen primair van maandag tot en met donderdag ’s morgens tussen 08.00 en 12.15 uur of ’s middags tussen 12.45 en 17.00 uur te worden uitgevoerd.
In overleg met de werkgever kan hier afhankelijk van het werkaanbod en soort van de werk-zaamheden tijdelijk van worden afgeweken waarbij de overeengekomen te werken uren op afwij-kende dagen en tijden kunnen worden ingevuld.
Overeenkomstig deze bepaling heeft [werkneemster] na afloop van haar bevallingsverlof tot haar eerste ziektedag op 23 april 2007 gedurende 2 x 8 uren per week gewerkt in plaats van 4 x 4 uren.
In verband met de arbeidsongeschiktheid van [werkneemster] heeft op 27 juni 2007 een gesprek tussen partijen in aanwezigheid van een medewerker van de arbodienst, [medewerker arbo-dienst] geheten, plaatsgevonden. Tot een oplossing heeft dit niet geleid.
Vervolgens heeft [werkgever] in september 2007 een verzoekschrift tot ontbinding van de ar-beidsovereenkomst ingediend dat, voorafgaand aan de mondelinge behandeling en nadat [werkneemster] een verweerschrift had ingediend, is ingetrokken.
In oktober/november 2007 heeft mediation plaatsgevonden die niet tot een positief resultaat heeft geleid.
Op 25 februari 2008 heeft [werkneemster] zich weer (volledig) ziek gemeld, nadat zij in toene-mende mate --uiteindelijk 2 x 8 uren per week-- op arbeidstherapeutische basis weer aan het werk was gegaan.
[werkgever] heeft in de loop van 2008 bij het UWV een deskundigenoordeel aangevraagd. Bij brief van 1 oktober 2008 heeft het UWV bericht dat [werkneemster] op 7 juli 2008 volledig arbeidsgeschikt was. [werkneemster] heeft vanaf 25 februari 2008 geen arbeid voor [werkgever] meer verricht.
2.
[werkgever] stelt, kort samengevat, het volgende.
[werkneemster] heeft zich niet als goed werknemer gedragen door in het conflict over de werk-tijden ‘niet te reageren en alle voorstellen af te houden’ nadat [werkgever] had aangegeven dat de als tijdelijk bedoelde, en als zodanig met [werkneemster] besproken afwijkende werktijden (2 x 8 uren) wegens het einde (in oktober 2006) van de opdracht waarvoor [werkneemster] was ingezet, niet langer konden worden gehandhaafd.
Gesprekken met [werkneemster] over haar werktijden hadden geen enkel positief resultaat; [werkneemster] hield vast aan 2 x 8 uren per week, hoewel het productieproces bij [werkgever] dat niet langer toeliet. Ook gesprekken in aanwezigheid van [medewerker arbodienst] en later, met de mediator, mochten niet baten.
3.
[werkneemster] stelt, kort samengevat, het volgende.
Volgens [werkneemster] is het mogelijk in het patroon van 2 x 8 uren per week te blijven wer-ken en noodzaakt het productieproces van [werkgever] niet tot een arbeidspatroon van 4 x 4 uren per week. [werkgever] houdt daaraan ten onrechte vast. De mediation, die na herhaalde adviezen van de bedrijfsarts in oktober 2007 eindelijk heeft plaatsgevonden, liep al snel vast door de rancuneuze opstelling van en onheuse bejegening door (de directeur van) [werkgever]. [werkgever] heeft geprobeerd [werkneemster] weg te pesten wat op (zaterdag) 23 februari 2008 een hoogtepunt heeft bereikt in verband waarmee [werkneemster] zich met ingang van (maan-dag) 25 februari 2008 wederom ziek heeft gemeld. Hoewel de bedrijfsarts opnieuw mediation heeft aanbevolen, heeft [werkgever] die aanbeveling niet opgevolgd.
De verstoring van de arbeidsverhouding is volledig aan [werkgever] te wijten. Om die reden is een vergoeding gebaseerd op C=2 billijk.
4.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
De kantonrechter heeft geen acht geslagen op de inhoud van het in augustus/september 2007 ingediende verzoekschrift en verweerschrift. [werkneemster] heeft deze processtukken overge-legd zonder aan te geven wat daaruit voor de beoordeling van het onderhavige verzoek van belang zou kunnen zijn. De kantonrechter is niet gehouden zelfstandig aan deze stukken feiten en omstandigheden te ontlenen die wellicht in het voordeel van [werkneemster] zouden kunnen worden uitgelegd, integendeel zelfs.
5.
Mede op grond van het verhandelde ter zitting is duidelijk geworden dat de arbeidsverhouding door de aanhoudende en langdurige (immers vanaf oktober 2006 bestaande) discussie tussen partijen over de arbeidstijden, en de door [werkneemster] aan [werkgever] gemaakte verwijten (kort gezegd: wegpesten) zodanig verstoord is geraakt, dat een voortzetting ervan redelijkerwij-ze niet haalbaar moet worden geacht. Deze vaststelling levert een voldoende grond voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op.
De vraag is vervolgens of [werkneemster] recht heeft op een billijke vergoeding. Die vraag beantwoordt de kantonrechter ontkennend en wel op grond van de volgende overwegingen.
6.
Artikel 2 lid 6 van de Wet aanpassing arbeidsduur (WAA) bepaalt dat de werkgever de sprei-ding van de arbeidsuren overeenkomstig de wensen van de werknemer vaststelt. De werkgever kan de gewenste spreiding van de uren wijzigen indien daarbij een zodanig belang bestaat, dat de wens van de werknemer daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wij-ken.
In december 2004 zijn partijen op verzoek van [werkneemster] een vermindering van de ar-beidsduur overeengekomen. Partijen zijn toen tevens de in voornoemd artikel 2 lid 6 bedoelde spreiding van de arbeidsuren overeengekomen, in die zin dat uitgangspunt is een arbeidspatroon van 4 x 4 uren en dat [werkneemster] tijdelijk 2 x 8 uren mocht werken.
In oktober 2006 heeft [werkgever] de wens geuit om de arbeidstijden naar het overeengekomen normale patroon van 4 x 4 uren terug te brengen, omdat de opdracht waaraan [werkneemster] werkte, en in verband waarmee het afwijkende arbeidspatroon mogelijk was, was beëindigd. [werkneemster] heeft de beëindiging van die opdracht niet weersproken, maar [werkneemster] acht het zonder noemenswaardige problemen mogelijk en haalbaar dat zij haar afwijkende ar-beidspatroon gewoon voortzet.
7.
De wens van [werkgever] dat [werkneemster] op een arbeidspatroon van 4 x 4 uren overscha-kelt, kan bezwaarlijk anders worden geduid dan een aanspraak op nakoming van de afspraak die met [werkneemster] in het kader van artikel 2 lid 6 WAA is gemaakt. De stelling van [werkneemster] dat [werkgever] gehouden is bedoelde wens ‘met argumenten’ te onderbouwen bij gebreke waarvan [werkneemster], gegeven haar weigering 4 x 4 uren te gaan werken, kenne-lijk van oordeel is dat zij niet tot nakoming is gehouden is onjuist, omdat de spreiding van de arbeidstijden reeds was afgesproken, zodat (de norm van) artikel 2 lid 6 WAA niet van toepas-sing is.
[werkgever] heeft immers na oktober 2006 niet de door [werkneemster] gewenste spreiding van de uren gewijzigd, in welk geval die wijziging overeenkomstig de tweede zin van artikel 6 lid 2 WAA moet worden getoetst aan de redelijkheid en de billijkheid, maar [werkgever] heeft op nakoming van de reeds gemaakte afspraak aangedrongen. Die gewenste nakoming dient bij bezwaar van [werkneemster] te worden getoetst aan de (zwaardere) norm van artikel 6:248 lid 2 BW, te weten de toets of de wens van [werkgever] dat [werkneemster] overeenkomstig de met haar gemaakte afspraak overschakelt naar het overeengekomen normale arbeidspatroon van 4 x 4 uren per week naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Dat laatste is gesteld noch gebleken, terwijl [werkgever] ter zitting heeft uitgelegd dat haar pro-ductieproces slechts efficiënt kan verlopen indien medewerkers die aan een bepaalde opdracht werken daaraan (ook) tegelijkertijd werken en als het ware ‘gelijk optrekken’. Gegeven de aard van die opdrachten --kort gezegd: het digitaliseren van grote hoeveelheden geordende documen-ten-- komt deze uitleg de kantonrechter niet onbegrijpelijk voor.
8.
Het (langdurige) verzet van [werkneemster] tegen 4 x 4 uren per week moet, zo is ter zitting gebleken, worden verklaard vanuit haar, op incestueuze ervaringen in de kring van de familie gebaseerde, angst en haar daaruit voortvloeiende weerstand haar kind aan een ander dan aan een haar vertrouwd persoon (in casu haar schoonvader) toe te vertrouwen. Een arbeidspatroon van 4 x 4 uren zou betekenen dat [werkneemster] die weerstand diende te overwinnen, omdat zij haar kind voor een deel van de arbeidstijd aan (bijvoorbeeld) een instelling voor kinderopvang zou moeten toevertrouwen. De overwinning van deze angst en weerstand is haar medio 2008 gelukt nadat zij met succes een therapie bij een psycholoog had gevolgd, zo heeft zij ter zitting ver-klaard.
In oktober/november 2007 tijdens de mediation heeft [werkneemster] aan [werkgever] deze werkelijke reden van haar verzet verteld. Dit is in strijd met hetgeen van [werkneemster] als goed werknemer mocht worden verwacht die, aangesproken tot nakoming van de met haar ge-maakte afspraak, [werkgever] lange tijd min of meer aan het lijntje heeft gehouden door [werk-gever] mee te delen dat ‘binnenkort’ het oppasprobleem zou worden opgelost, dan wel niet te reageren op vragen van [werkgever] omtrent de op dat punt door haar gemaakte vorderingen.
9.
[werkneemster] kan ook worden verweten dat zij, nadat de (psychische) oorzaak van haar wei-gering 4 x 4 uren per week te werken medio 2008 was weggenomen, [werkgever] daarover niet heeft geïnformeerd. Indien [werkneemster] medio 2008 bedoelde informatie wel had verstrekt was het dienstverband misschien nog te redden geweest. In dat geval had de kern van het con-flict, kort samen te vatten als 2 x 8 of 4 x 4 arbeidsuren per week, mogelijk snel kunnen worden opgelost, mede omdat [werkgever] in haar brief van 9 juli 2007 aan [werkneemster] reeds had aangeboden een financiële bijdrage te willen leveren in het bestrijden van de kosten van de kin-deropvang gedurende twee dagdelen per week.
10.
De door [werkneemster] aan het adres van [werkgever] gemaakte verwijten zijn niet aanneme-lijk geworden.
Uit het aantal uren dat de mediator op 1 november 2007 aan [werkgever] heeft gedeclareerd (drie uren) volgt niet dat [werkgever] de --volgens [werkneemster] eerste en enige-- ontmoeting tussen partijen bij de mediator bij aanvang al heeft gefrustreerd door zich onheus op te stellen, waardoor die ontmoeting zeer kort zou hebben geduurd. Het ligt meer voor de hand aan te ne-men dat er twee ontmoetingen bij de mediator hebben plaatsgevonden, zoals [werkgever] heeft gesteld.
[werkgever] was, anders dan [werkneemster] betoogt, niet gehouden in de loop van 2008 een tweede mediation op te starten. Hoewel het in het algemeen gesproken verstandig is een ar-beidsconflict met behulp van een mediator te trachten op te lossen, rust op een werkgever geen rechtsplicht in alle gevallen een mediator in te schakelen, laat staan een tweede keer bij hetzelf-de conflict. In dit geval was van een tweede mediation in redelijkheid geen positief resultaat te verwachten omdat de kern van het conflict bij gebreke van enige toenadering tussen partijen onoplosbaar was. Een oplossing was immers alleen mogelijk als óf [werkgever] óf [werkneem-ster] zou toegeven.
De stelling dat (de directeur van) [werkgever] getracht heeft [werkneemster] weg te pesten on-der meer door haar in de kantine onheus te bejegenen en haar op zaterdag 23 februari 2008 tij-dens een open dag van het bedrijf weg te sturen omdat zij immers alleen op maandag en don-derdag werkte, is betwist en niet aannemelijk gemaakt.
De door [werkneemster] overgelegde verklaring van een ex-werknemer van [werkgever] die de onheuse bejegening in de kantine heeft bevestigd, is (ruimschoots) weerlegd door een tegenge-stelde, schriftelijke verklaring ondertekend door een tiental werknemers van [werkgever].
11.
Het verzoek tot ontbinding houdt geen verband met een opzegverbod.
12.
De arbeidsovereenkomst zal overeenkomstig het verzoek worden ontbonden, zodat er geen grond bestaat [werkgever] de gelegenheid te geven haar verzoek in te trekken.
De proceskosten zullen op de hierna vermelde wijze worden gecompenseerd.
De beslissing
De kantonrechter:
1.
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 mei 2009;
2.
compenseert de proceskosten in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen.
Gegeven door mr. C.H. de Haan, kantonrechter, en in het bijzijn van de griffier uitgesproken in de openbare terechtzitting van 28 april 2009.