ECLI:NL:RBZLY:2009:BI9200

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
25 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.607070-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • H.M. Schaak
  • S.E. Bins-van Waegeningh
  • H.H.J. Harmeijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met bedreiging en DNA-bewijs in Lelystad

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 25 mei 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal met bedreiging en een tweede diefstal. De verdachte werd ervan beschuldigd op 12 februari 2009 in Lelystad vijf paar kinderschoenen te hebben gestolen uit een winkel, waarbij hij geweld en bedreiging met een mes gebruikte tegen twee slachtoffers. Daarnaast werd hij beschuldigd van een diefstal op 20 mei 2008, waarbij hij een fotocamera en andere goederen uit een woning had weggenomen. De verdediging stelde dat de verdachte vrijgesproken moest worden van de eerste beschuldiging, omdat de camerabeelden niet duidelijk genoeg waren om hem als dader te identificeren. De rechtbank oordeelde echter dat de getuigenverklaringen betrouwbaar waren en dat de spiegelconfrontaties bruikbaar waren voor het bewijs.

Wat betreft de tweede beschuldiging, voerde de verdediging aan dat het DNA-bewijs niet betrouwbaar was vanwege vermeende vormverzuimen in het onderzoek. De rechtbank weerlegde deze argumenten door te stellen dat het DNA-profiel van de verdachte overeenkwam met het aangetroffen DNA op de plaats delict, en dat de methoden die gebruikt waren voor het DNA-onderzoek accreditatie hadden. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor beide feiten.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van acht maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de eerdere justitiële documentatie van de verdachte. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat zij geen schadevergoeding wenste. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig tijdens de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.607070-09
Uitspraak: 25 mei 2009
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans verblijvende in de [P.I.].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2009 en 11 mei 2009. De verdachte is daarbij telkens verschenen, telkens bijgestaan door mr. D.G. Nagel, advocaat te Almere.
De officier van justitie, mr. G. Veenstra, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde partij] in haar vordering tot schadevergoeding.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 februari 2009 in de gemeente Lelystad met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vijf paar kinderschoenen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, terwijl hij zich op zeer korte afstand van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] bevond,
- (met) een mes in de richting van voornoemde perso(o)n(en) heeft gehouden
en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt en/of
- daarbij dreigend de volgende woorden heeft toegevoegd:"Raak me niet aan en
achtervolg mij niet, want ik steek je neer!", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
A.
hij op of omstreeks 12 februari 2009 in de gemeente Lelystad met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vijf paar kinderschoenen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
en/of
B.
hij op of omstreeks 12 februari 2009 in de gemeente Lelystad [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (met) een mes in de richting van voornoemde perso(o)n(en) gehouden en/of zwaaiende bewegingen gemaakt, en/of (daarbij) meermalen, althans éénmaal, deze dreigend de woorden toegevoegd:"Raak me niet aan en achtervolg me niet want ik steek je neer!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 20 mei 2008 in de gemeente Lelystad tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een fotocamera (merk Nikon, type Coopix L11, kleur grijs) en/of (twee) oplaadbare batterijen en/of een cameratasje en/of een geheugenkaart (2 GB, merk Trancend) en/of een mobiele telefoon (merk Nokia, type N73) en/of een simkaart (provider Hi),in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goe onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Ten gevolge van een kennelijke vergissing staat in de tenlastelegging met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde in de negende regel "goe" in plaats van "goed(eren)" en in de vierde regel “Coopix”in plaats van “Coolpix”. De rechtbank herstelt deze vergissingen door het laatste te lezen voor het eerste. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting wordt de verdachte daardoor in de verdediging niet geschaad.
BEWIJS
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 1. ten laste gelegde, aangezien uit de cameraprints in het dossier niet af te leiden is dat de persoon op de camerabeelden verdachte is. De latere spiegelconfrontatie doet daaraan niets af. De herkenning van verdachte als dader door de getuigen is verschillend. Een enkelvoudige spiegelconfrontatie is niet zuiver op het moment dat verdachte als dader aan de getuigen wordt gepresenteerd.
Bovendien past de modus operandi van dit delict niet bij verdachte, aangezien op de justitiële documentatie van verdachte geen delicten met betrekking tot geweld dan wel bedreiging voorkomen. Afgeleid uit de verklaring van degene die rechtreeks bij het delict betrokken leek heeft de dader een vrouw en kinderen. Verdachte heeft geen vrouw en kinderen.
De rechtbank overweegt als volgt. Niet is gebleken dat de drie getuigen vooraf en ten tijde van de spiegelconfrontatie zodanig zijn beïnvloed dat de resultaten hiervan onbetrouwbaar moeten worden geacht. Niet is gebleken dat de getuigen anders dan uit eigen wetenschap hebben verklaard. De getuigen [getuige] en [slachtoffer 1] verklaren immers uit eigen beweging en zonder twijfel dat zij verdachte herkennen als de dader van de diefstal met bedreiging in de [winkel]. De herkenningen zijn bovendien genuanceerd. De rechtbank acht de resultaten van de spiegelconfrontaties bruikbaar voor het bewijs, in het bijzonder nu deze steun vinden in de overige bewijsmiddelen, te weten de twee processen-verbaal waarin een viertal politieambtenaren de persoon van de camaraprints en de camerabeelden ambtshalve herkennen als verdachte.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 2. ten laste gelegde. De verdediging verzoekt de processen-verbaal aangaande het DNA-onderzoek uit te sluiten voor het bewijs, aangezien sprake is van vormverzuimen. In strijd met artikel 10 van het Besluit DNA-onderzoek ontbreekt een verslag door de deskundige die het onderzoek heeft verricht. Hierdoor geven de processen-verbaal geen uitsluitsel omtrent het profiel van het aangetroffen DNA. Er dient getwijfeld te worden aan de betrouwbaarheid van de processen-verbaal van 15 september 2008 en 21 januari 2009, gezien de vele fouten van het sporenonderzoek. In het laatste proces-verbaal worden essentiële punten van het eerdere proces-verbaal gecorrigeerd. Controle van de juistheid van de gang van zaken omtrent het DNA-onderzoek en de door de verbalisant gemaakte conclusies is niet mogelijk.
Indien geen bewijsuitsluiting zal volgen, stelt de verdediging zich op het standpunt dat DNA-bewijs slechts aanvullend bewijs is, waardoor er onvoldoende wettig bewijs is om tot een veroordeling te kunnen komen.
De rechtbank overweegt als volgt. De verbalisant [verbalisant] heeft op 20 mei 2008 omstreeks 17.30 uur een spoor (SVO 39265) veiliggesteld in de woonkamer van aangeefster en bemonsterd (zegelnummer CHA866). Het van CHA866 vervaardigde DNA-profiel komt overeen met clusterprofiel 2791. Het DNA-profiel met clusterprofiel 2791 komt overeen met het DNA-profiel van verdachte.
Uit de sporenbijlage blijkt weliswaar dat SVO 39265 is aangetroffen op de buitenzijde van de schuurdeur, maar de verbalisant herstelt zich in zijn proces-verbaal van 21 januari 2009. De verbalisant geeft aan dat hij een vergissing heeft gemaakt en dat het spoor met zegelnummer CHA 866 het spoor betreft welke afkomstig is van de buitenzijde van de schuurdeur. Verder wordt wederom geconcludeerd dat het DNA-profiel afkomstig van dit spoor overeenkomt met het DNA-profiel van verdachte. Bovendien meldt verbalisant dat uit de resultaten van het NFI geconcludeerd kan worden dat het DNA-profiel van CHA866 overeenkomt met het bij aangeefster in de woonkamer aangetroffen spoor CHA867. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Het dossier en het verhandelde ter terechtzitting bieden de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel, dat de door de technische rechercheur uitgevoerde bemonsteringen niet conform de daarvoor geldende procedure zouden zijn uitgevoerd. De enkele stelling van de raadsvrouw dat het proces-verbaal van het forensisch onderzoek summier is, dat niet wordt gerelateerd over de wijze van veiligstellen en dat derhalve rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid van contaminatie, doet aan vorenstaande niet af. Uit het rapport van DNA-onderzoek blijkt dat bij het onderzoek van het sporenmateriaal gebruik is gemaakt van methoden die zijn beschreven in de NFI-uitgave ‘De essenties van forensisch DNA-onderzoek’. De methoden die gebruikt zijn bij het in het deskundigenrapport beschreven onderzoek zijn geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie. Hiermee is voldoende vast komen te staan dat het onderzoek op de juiste wijze is uitgevoerd. De rechtbank stelt bovendien vast dat de verdediging geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid van contra-expertise. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat het zowel op de buitenzijde van de schuurdeur als in de woonkamer aangetroffen DNA van verdachte is.
Verdachte verklaart nooit bij aangeefster geweest te zijn en geeft geen mogelijke verklaring van hoe zijn DNA daar wel zou zijn gekomen.
Gelet op vorenstaande, te weten het DNA van verdachte op de buitenzijde van de schuurdeur en in de woonkamer van de woning van aangeefster, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is te verklaren dat verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en onder 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
Hij op 12 februari 2009 in de gemeente Lelystad met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vijf paar kinderschoenen, toebehorende aan [winkel], welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, terwijl hij zich op zeer korte afstand van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bevond,
- een mes in de richting van voornoemde personen heeft gehouden en met het mes zwaaiende bewegingen heeft gemaakt en
- daarbij dreigend de volgende woorden heeft toegevoegd:"Raak me niet aan en achtervolg mij niet, want ik steek je neer!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2.
Hij op 20 mei 2008 in de gemeente Lelystad, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een fotocamera (merk Nikon, type Coolpix L11, kleur grijs) en twee oplaadbare batterijen en een cameratasje en een geheugenkaart (2 GB, merk Trancend) en een mobiele telefoon (merk Nokia, type N73) en een simkaart (provider Hi), toebehorende aan [benadeelde partij], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Van het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Feit 1. primair:
Diefstal gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad de vlucht mogelijk te maken, strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2.:
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming, strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De feiten en de verdachte zijn deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht brengt de rechtbank bij het opleggen van na te melden straf in rekening de straf die de verdachte bij de politierechter Zwolle d.d. 17 juni 2008 ter zake van diefstal is opgelegd.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 7 mei 2009.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partij
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. ten laste gelegde feit, zonder een schadebedrag te stellen.
De benadeelde partij [benadeelde partij] dient in de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard nu de benadeelde partij geen schadevergoeding wenst.
BESLISSING
Het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] in haar vordering niet ontvankelijk is.
Aldus gewezen door mr. H.M. Schaak, voorzitter, mrs. S.E. Bins-van Waegeningh en H.H.J. Harmeijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 mei 2009.
Mrs. S.E. Bins-van Waegeningh en H.H.J. Harmeijer voornoemd waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.