ECLI:NL:RBZLY:2009:BI4146

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
4 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/400257-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting op balkon met voorwaardelijk opzet en gemeen gevaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 4 mei 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting op het balkon van een woning in Zwolle op 16 oktober 2008. De verdachte heeft opzettelijk brand gesticht door meerdere stukken papier met een aansteker in brand te steken, wat leidde tot gemeen gevaar voor de woning en de nabijgelegen woningen. De officier van justitie, mr. D. van den Berg, heeft gevorderd om de verdachte te veroordelen voor het ten laste gelegde. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. P.L.E.M. Krauth, heeft gepleit voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet het opzet had om gemeen gevaar te veroorzaken.

De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het feit wettig en overtuigend bewezen was. De rechtbank heeft daarbij verschillende bewijsmiddelen in overweging genomen, waaronder aangiften en proces-verbaal van verhoor. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door het aansteken van de brand op het balkon een aanzienlijke kans op gemeen gevaar heeft aanvaard, wat in strijd is met artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, waarvan de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. De gevangenisstraf is voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van 2 jaar, waarbij de verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die leed aan schizofrenie en pathologisch gokken, en heeft besloten tot een voorwaardelijke straf in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.400257-08 (Promis)
Uitspraak: 4 mei 2009
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortejaar]
wonende te [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2009, 2 maart 2009 en 20 april 2009. De verdachte is op 22 januari 2009 en op 20 april 2009 verschenen, bijgestaan door mr. P.L.E.M. Krauth, advocaat te Zwolle.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 oktober 2008 te Zwolle opzettelijk brand heeft gesticht op het balkon (afmeting ongeveer 1 meter bij 1 meter) van een woning, gelegen aan de [straat], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk één of meerdere stukken papier met een aansteker, althans met (een) ontvlambaar voorwerp(en), aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met één of meerdere stukken papier, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan de vloer van voornoemd balkon geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning en/of de nabij gelegen woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in de nabij gelegen woning(en) bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was.
FORMELE VOORVRAGEN
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vordering worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor een schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie, mr. D. van den Berg, heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte te veroordelen ter zake het ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gesteld dat verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte weliswaar bekend heeft brand te hebben gesticht op zijn balkon, maar dat verdachte niet het opzet had op het veroorzaken van gemeen gevaar voor goederen dan wel levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
- de aangifte van [naam] ;
- het proces-verbaal van aanhouding ;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte ;
- een proces-verbaal ;
- het proces-verbaal van bevindingen ;
- een incidentenrapport .
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door een grote hoeveelheid papier in brand te steken op een klein, ingebouwd balkon, gelegen op de tweede verdieping van een flat, de geenszins als denkbeeldig te verwaarlozen kans heeft aanvaard dat er gemeen gevaar voor goederen dan wel levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander zou kunnen ontstaan. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat het verbranden van een grote hoeveelheid papier grote hitte met zich brengt, waardoor het gevaar aanwezig was dat de ruiten kapot hadden kunnen springen en dat de gordijnen vlam hadden kunnen vatten.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op 16 oktober 2008 te Zwolle opzettelijk brand heeft gesticht op het balkon (afmeting ongeveer 1 meter bij 1 meter) van een woning, gelegen aan de [straat], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk meerdere stukken papier met een aansteker, althans met (een) ontvlambaar voorwerp(en), aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met meerdere stukken papier, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning en de nabij gelegen woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in de nabij gelegen woning(en) bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is,
strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 47 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen hechtenis;
- een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voor¬waarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de reclassering.
De raadsman van verdachte heeft bij bewezenverklaring verzocht verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel en subsidiair een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 23 januari 2009;
- een de verdachte betreffend adviesrapport d.d. 16 maart 2009, uitgebracht door [naam], reclasseringswerker van Tactus verslavingszorg;
- een de verdachte betreffend psychiatrisch rapport d.d. 23 december 2008, uitgebracht door drs. F.P. Bish, psychiater;
- de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier.
De deskundige Bish heeft in het psychiatrische rapport geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde leed aan een ziekelijke stoornis in de vorm van schizofrenie. Daarnaast heeft de psychiater geconstateerd dat er bij verdachte sprake is van pathologisch gokken en softdrugsmisbruik. Als gevolg van het verslechterde oordeels- en kritiekvermogen van verdachte ten gevolge van bovengenoemde ziekelijke stoornis kan het tenlastegelegde hem slechts in verminderde mate worden toegerekend.
De deskundige Bish adviseert, ondanks verdachtes ambivalentie ten aanzien van de recentelijk nog lopende begeleiding vanuit de GGZ, tot (her-)continuering van hulpverlening vanuit de GGZ. Ambulante en/of klinische behandeling vanuit de GGZ is wenselijk, in een voorwaardelijk kader of als bijzondere voorwaarde.
De rechtbank neemt de conclusie en het advies van de deskundige op de daarvoor in voornoemd rapport bijeengebrachte gronden over en maakt die tot de hare. De rechtbank concludeert op grond van dit rapport dat verdachte het bewezen verklaarde strafbare feit in verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank acht verdachte in zoverre strafbaar.
Gelet op de beperkte schade die ontstaan is door het handelen van verdachte, de omstandigheid dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden verklaard en zijn beperkte strafblad, volgt de rechtbank de eis van de officier van justitie niet en volstaat zij met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op het psychiatrische rapport en het adviesrapport van Tactus verslavingszorg is de rechtbank van oordeel dat het wenselijk is om aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte zich gedurende de proeftijd dient te houden aan de aanwijzingen te geven door of namens de afdeling Verslavingsreclassering van Tactus verslavingszorg.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens Tactus verslavingszorg, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Aldus gewezen door mr. G.P. Nieuwenhuis, voorzitter, mrs. W.P.M. Elderman en L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 mei 2009.
Mr. Elderman voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.