vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rolnummer: 136879 / HA ZA 07-1226
Vonnis van 25 februari 2009
1. [A],
wonende te [woonplaats]
2. [B],
wonende te [woonplaats]
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. G.M. Volkerink,
1. [C],
wonende te [woonplaats],
2. [D],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. E. Schriemer.
Partijen zullen hierna [A] en [C] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
- de conclusie van dupliek in reconventie
- de akte vermeerdering van eis
- de antwoordakte wijziging eis.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 28 december 2006 hebben [C] aan [A] verkocht het recht van opstal tot en met 1 oktober 2054 op een perceel grond, eigendom van de gemeente [woonplaats], staande en gelegen aan de [adres] [woonplaats], met de rechten van opstaller op de zich daarop bevindende opstallen, bestaande uit een woonboerderij met bijgebouwen, voor de koopprijs van EUR 525.000,00.
2.2. Van de koopovereenkomst maken deel uit de Algemene Bepalingen, waarvan onder het kopje ‘Overmacht, risico, verzekeringen’, artikel II, leden 2, 3, 4 sub b, d en e en 5 voor zover hier relevant het volgende bepalen:
2. Het risico van het verkochte en de eventueel meeverkochte roerende zaken, gaat over bij het ondertekenen van de leveringsakte.
3. Indien de verkoper wegens andere dan geringe schade aan het gebouw zijn verplichtingen slechts gedeeltelijk kan nakomen, is verkoper verplicht koper daarvan onverwijld per aangetekend schrijven in kennis te stellen met toezending van een kopie van het betreffende schrijven aan de notaris. Deze overeenkomst is dan van rechtswege ontbonden, tenzij binnen vier weken nadat de schade is meegedeeld, maar in ieder geval voor het tijdstip van levering, koper niettemin uitvoering van de koopovereenkomst verlangt. In dat geval blijft de koop van kracht, doch kan de koper de koopprijs verminderen met het bedrag van die schade.
4. Indien koper de overeenkomst wenst uit te voeren geldt voorts het volgende: (…)
b. Indien verkoper krachtens een overeenkomst van verzekering een uitkering ontvangt, wordt tussen partijen de schade geacht gelijk te zijn aan het bedrag van de verzekeringsuitkering, tenzij de koper aantoont, dat de schade de verzekeringsuitkering overtreft (…).
d. Indien het verkochte schade heeft geleden door een onheil, waartegen de verkoper geen toereikende overeenkomst van verzekering heeft afgesloten, wordt de schade door partijen in onderling overleg vastgesteld. Indien partijen daaromtrent niet tot overeen stemming komen, zal de schade worden vastgesteld door een deskundige, te benoemen op verzoek van de meest gerede partij door de rechter in wiens ambtsgebied het verkochte zich bevindt.
e. (…) indien het onder d vermelde geval zich voordoet (…) of de vaststelling van de onder d bedoelde schade vóór de door partijen overeengekomen datum van het ondertekenen van de transportakte niet mogelijk is, zal de overeenkomst op de door partijen overeengekomen datum worden uitgevoerd, met dien verstande, dat een door de notaris te bepalen bedrag van de koopprijs onder zijn berusting zal blijven, totdat het bedrag van de schade op een voor partijen bindende wijze zal zijn vastgesteld. Desgewenst dient verkoper genoegzaam zekerheid te stellen, zulks ter beoordeling van de notaris (…)
5. Verkoper is verplicht voor zijn rekening de tot het verkochte behorende opstallen bij een solide verzekeringsmaatschappij op de bij Nederlandse schadeverzekeringsmaatschappijen gebruikelijke voorwaarden voor herbouwwaarde te verzekeren en tot de ondertekening van de leveringsakte verzekerd te houden, bij gebreke waarvan koper bevoegd is bedoelde verzekering voor rekening van verkoper en in diens naam te sluiten, dan wel de bestaande verzekering uit te breiden en/of tot herbouwwaarde te verhogen. Koper heeft het recht van verkoper inzage in de desbetreffende polis en premiekwitanties te verlangen en aan de verzekeringsmaatschappij inlichtingen te vragen.
2.3. In gemelde Algemene Bepalingen is onder het kopje ‘Tekortkoming (wanprestatie)’, in artikel VI, leden 1 en 2 het volgende bepaald:
1. Bij niet of niet tijdige nakoming van de overeenkomst anders dan door niet toerekenbare tekortkoming (overmacht) is de nalatige aansprakelijk voor alle daaruit voor de wederpartij ontstane schade met kosten en rente, ongeacht het feit of de nalatige in verzuim is in de zin van het volgende lid.
2. Indien één van de partijen, na bij deurwaardersexploit in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen tekortschiet in de nakoming van één of meer van haar verplichtingen (…) is deze partij in verzuim en heeft de wederpartij de al dan niet subsidiaire keus tussen:
a. uitvoering van de overeenkomst te verlangen, in welk geval de partij die in verzuim is na afloop van voormelde termijn van acht dagen voor elke sedertdien ingegane dag tot aan de dag van nakoming een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd is van drie pro mille van de koopprijs (…).
2.4. Met betrekking tot bijzondere verplichtingen wordt in deze koopakte voorts verwezen naar een daaraan gehechte kopie van de akte van verkrijging van 1 oktober 2004, waarvan koper verklaart te hebben kennisgenomen. In deze opstalakte is onder meer in de artikelen 12 en 14 lid 6 het volgende bepaald:
12. De opstaller is verplicht voor een volledig en behoorlijk onderhoud van de opstallen zorg te dragen en de opstallen ten genoege van burgemeester en wethouders tegen brand- en stormschade te verzekeren en verzekerd te houden en ingeval van schade ten belope van de uit te keren assurantiepenningen te herbouwen of te herstellen.
14.6 De opstaller is verplicht tot gehele of gedeeltelijke herbouw van de opstallen over te gaan, indien deze door welke oorzaak ook zijn teniet gegaan. De opstaller is verplicht de opstallen tegen brand- en stormschade te verzekeren.
2.5. Blijkens artikel 7 van de koopakte is overeengekomen dat de leveringsakte wordt verleden op 1 maart 2007 ten overstaan van notaris mr. A.C. Goedegebure te [woonplaats]. Op verzoek van [A] is deze datum uitgesteld en is later bepaald dat het transport zou plaatsvinden op dinsdag 20 maart 2007 om 16.30 uur.
2.6. Op 16 februari 2007 hebben [A] de sleutels van de opstallen ontvangen; vanaf die datum hebben zij aldaar werkzaamheden verricht.
2.7. Op 17 maart 2007 is door brand een deel van de opstallen verloren gegaan, met name de voormalige boerderij. Ook de tussenbouw tussen die boerderij en het woonhuis en het woonhuis zelf hebben schade opgelopen.
2.8. Door expertisebureau Compander B.V. te Assen is in opdracht van [A] de schade op basis van herbouwwaarde blijkens het daarvan opgemaakte rapport d.d. 2 mei 2007 vastgesteld op EUR 251.350,77, inclusief BTW.
2.9. [A] hebben na het aangaan van de koopovereenkomst een opstal- en
inboedelverzekering afgesloten bij Univé verzekeringen met als ingangsdatum 1 maart 2007. De door [A] geclaimde brandschade is door Univé bij brief van 2 april 2007 afgewezen, met als reden dat er aan de zijde van [A] geen schade is geleden omdat blijkens de koopakte het pand voor risico van [C] is gebleven tot de eigendomsoverdracht. Wel wordt in deze brief aangegeven dat Univé “als coulance” de schade aan de voor rekening van [A] gelegde vloer en de opgeslagen en in hun eigendom toebehorende keuken wil vergoeden.
2.10. [C] hebben hun bestaande opstalverzekering beëindigd per 1 maart 2007.
2.11. Bij brief van 6 april 2007 hebben [A] aan [C] doen berichten dat zij nakoming van de koopovereenkomst verlangen onder aftrek van de schade.
2.12. Bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo van 26 juli 2007 zijn partijen veroordeeld om binnen acht werkdagen medewerking te verlenen aan de levering van het onderhavige recht van opstal tegen de overeengekomen koopprijs van EUR 525.000,00, met dien verstande dat daarvan EUR 100.000,00 onder berusting van de notaris dient te blijven totdat op bindende wijze zal zijn vastgesteld wie de schade moet dragen en wat het bedrag van de schade is.
Dit transport heeft vervolgens op 3 augustus 2007 plaatsgevonden.
3. Het geschil
in conventie
3.1. [A] vorderen samengevat - na wijziging van eis:
primair de verklaring voor recht (I) dat het risico van de opstallen is overgegaan van [C] op [A] bij het ondertekenen van de leveringsakte op 3 augustus 2007 en (II) dat de schade aan de opstallen door [C] moet worden gedragen, (III) te begroten naar de herbouwwaarde c.q. de herstelkosten, en wel op EUR 263.665,15 alsmede de veroordeling van [C] (IV) tot betaling van EUR 267.766,74, met dien verstande dat de onder berusting van de notaris gebleven EUR 100.000,00 vanuit depot aan hen zal worden uitgekeerd, en (V) tot betaling van de wettelijke rente over EUR 251.350,00 vanaf de dag der dagvaarding alsmede over EUR 16.416,74 vanaf 18 juni 2007;
subsidiair als hiervoor onder I en II, en (III) de verklaring voor recht dat de schade dient te worden begroot naar herbouwwaarde c.q. de herstelkosten, (IV) de benoeming van een deskundige die de schade dienovereenkomstig vaststelt en begroot, en (V) de veroordeling van [C] tot betaling van de wettelijke rente over voormelde kosten;
- primair en subsidair onder veroordeling van [C] in de proceskosten, met rente en nakosten.
3.2. [C] voeren gemotiveerd verweer.
3.3. Op hetgeen over en weer is aangevoerd wordt hierna - voor zover terzake dienend - bij de beoordeling teruggekomen.
in reconventie
3.4. Samengevat vorderen [C]:
primair de verklaring voor recht (1) dat het risico voor schade aan de betreffende opstallen reeds op 1 maart 2007, dan wel op 16 februari 2007 op [A] is overgegaan en dat de schade van de brand dientengevolge voor rekening van [A] komt, en (2) dat het op de koopsom ingehouden bedrag van EUR 100.000,00 toebehoort aan [C], met bepaling dat dit bedrag aan [C] wordt terugbetaald binnen drie dagen na het vonnis;
subsidiair de verklaring voor recht (1) dat de schade wordt begroot op basis van de waardevermindering die het opstalrecht, respectievelijk de opstallen vanwege de brand hebben ondergaan, waarbij rekening wordt gehouden met de coulance-uitkering ad
EUR 28.549,98 die [A] van Univé hebben ontvangen, (2) de verklaring voor recht dat dit schadebedrag, voor zover dit voor rekening van [C] komt, zal worden verrekend met gemeld bedrag van EUR 100.000,00, met bepaling dat dit bedrag aan [C] toebehoort en aan hen wordt terugbetaald binnen drie dagen na het vonnis,
en (3) de benoeming van een deskundige die de waardevermindering zal vaststellen.
- primair en subsidiair met veroordeling van [A] (1) tot betaling binnen acht dagen na betekening van het vonnis van EUR 166.950,00, zijnde de boete vanwege voortdurende nalatigheid bij de totstandkoming van de transportakte, dan wel een in goede justitie te bepalen lager bedrag; (2) voorwaardelijk, voor het geval bedoeld bedrag lager is dan EUR 16.250,00, tot betaling van een zodanig bedrag aan schade, kosten en rente dat tezamen met de boete betaald zal zijn EUR 16.250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over EUR 15.782,00, vanaf 1 september 2007, en (3) in de gedingkosten.
3.5. [A] voeren gemotiveerd verweer.
3.6. Op hetgeen over en weer is aangevoerd wordt hierna - voor zover terzake dienend - bij de beoordeling teruggekomen.
4. De beoordeling
in conventie en in reconventie
het risico en de schade aan de opstallen
4.1. [A] verlangen uiteindelijk ondanks de brand - als gevolg waarvan [C] hun verplichtingen slechts gedeeltelijk zullen kunnen nakomen - uitvoering van de koopovereenkomst. Zij beroepen zich daarbij op de aan de koper in artikel II lid 3 van de Algemene Bepalingen geboden mogelijkheid tot vermindering van de koopprijs met het bedrag van de schade. Deze bedraagt volgens [A] - als door Compander aangegeven op basis van herbouwwaarde - EUR 251.350,77, welk bedrag nadien is verhoogd tot EUR 263.665,15 wegens aanpassing aan het prijspeil 2008. De overige herstelkosten (waaronder die van Essent, KPN, waterleiding en leges sloop- en bouwvergunning) leiden ertoe dat [A] uiteindelijk uitkomen op een totaal bedrag aan schade van EUR 267.766,74.
4.2. Partijen houdt dienaangaande primair verdeeld op wie het risico van het verkochte rust op het moment van de brand, te weten 17 maart 2007. Voorop heeft daarbij te staan dat partijen op 28 december 2006 blijkens artikel II lid 2 van de Algemene Bepalingen zijn overeengekomen dat het risico overgaat bij het ondertekenen van de leveringsakte, welke datum in artikel 7 is bepaald op 1 maart 2007. Als onvoldoende bestreden staat enerzijds evenwel vast dat [A] op 27 februari 2007 aan [C] hebben medegedeeld dat die leveringsakte niet op 1 maart 2007 kon worden verleden (daar de koper van de woning van [A] de koopsom niet tijdig had voldaan, terwijl zij die opbrengst nodig hadden om op hun beurt de koopprijs aan [C] te kunnen betalen). Anderzijds is in confesso dat [A] de sleutels van de opstallen reeds op 16 februari 2007 hadden ontvangen. In het bijzonder vanwege dat laatste betogen [C] dat aan [A] alstoen het bezit is verschaft en in het verlengde daarvan (mede vanwege een aantal andere omstandigheden van het geval die hierna nog aan bod komen) stellen zij dat zij weliswaar een expliciete afspraak - in afwijking van artikel 7 van de koopakte - over de overgang van het risico per 1 maart dan wel 16 februari 2007 niet kunnen bewijzen, doch dat een zodanige impliciete bedoeling bij partijen wel heeft voorgezeten. De rechtbank volgt [C] daarin niet en overweegt daartoe het volgende.
Uit het gegeven dat [A] (kort na het ondertekenen van de koopakte) een opstalverzekering per 1 maart 2007 zijn aangegaan terwijl [C] de hunne per die datum hebben opgezegd, is die beweerdelijke impliciete bedoeling in ieder geval niet af te leiden, waar het immers veeleer voor de hand ligt dat een en ander samenhing met meergemelde aanvankelijke datum van transport.
Ook overigens kan niet worden geconcludeerd dat [C] uit de uitlatingen en gedragingen van [A] redelijkerwijs het (eerder) overgaan van het risico hebben mogen afleiden. In het overgelegde email-verkeer uit deze periode wijst niets er immers op dat men zich bewust is geweest van onderhavige problematiek. In dat verband is door [C] in hun conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie nog gerefereerd aan een telefoongesprek van 8 maart 2007 waarin Oosterhuis zich tegenover de notaris beklaagde over het feit dat de afgesproken datum van de overdracht (1 maart 2007) was verdaagd, in welk gesprek die notaris volgens [C] met geen woord gerept zou hebben over de mogelijke gevolgen van dit uitstel ten aanzien van de risicoregeling. Terzijde merkt de rechtbank dienaangaande in het algemeen op dat een notaris als bij uitstek deskundig op het terrein van het rechtsverkeer in onroerende zaken is te beschouwen en dat op mr. Goedegebure als instrumenterende notaris wellicht een informatie-, c.q. waarschuwingsplicht ter zake rustte, doch deze kwestie is in deze procedure niet aan de orde.
Blijkens de email van 9 maart 2007 hebben [C] aan [A] het volgende bericht: “Het lijkt ons overigens voor jullie én ons wel goed dat alles formeel geregeld is vóór jullie verhuizing van 23 maart. Wij gaan dan ook akkoord met je voorstel om 20 maart de overdracht van ons woonhuis, Noorddiepweg 1, te regelen.” De rechtbank leest daarin een ongeclausuleerde instemming met de voorgestelde nieuwe datum van transport, 20 maart 2007, die daarom als zodanig tussen hen als (nader) overeengekomen heeft te gelden. Al met al moet het ervoor worden gehouden dat het litigieuze risico eveneens eerst per die datum van 20 maart 2007 zou overgegaan, conform het nog steeds geldende artikel II lid 2. Voormelde sleuteloverdracht per 16 februari 2007, het gegeven dat [A] aansluitend zijn gestart met de verbouwing en per 1 maart 2007 de energiecontracten hebben overgenomen, maken dit alles tenslotte niet anders.
4.3. Op grond van het in 4.2. overwogene dient ervan te worden uitgegaan dat het risico van de opstallen eerst is overgegaan op [A] bij het ondertekenen van de leveringsakte op 3 augustus 2007. De door de brand ontstane schade moet dientengevolge door [C] worden gedragen. Vervolgens is van belang wat als ‘schade’ is te kwalificeren. [A] betogen op de voet van artikel II lid 5 van de Algemene Bepalingen dat de herbouwwaarde bepalend is: [C] zijn tekort geschoten in hun verplichting de tot het verkochte behorende opstallen bij een solide verzekeringsmaatschappij op de bij Nederlandse schadeverzekeringsmaatschappijen gebruikelijke voorwaarden voor herbouwwaarde te verzekeren en tot de ondertekening van de leveringsakte verzekerd te houden, een en ander in hun visie te lezen in verbinding met het bepaalde in lid 4 sub b (“Indien verkoper krachtens een overeenkomst van verzekering een uitkering ontvangt, wordt tussen partijen de schade geacht gelijk te zijn aan het bedrag van de verzekeringsuitkering”).
Aldus miskennen [A] echter - wat er van hun redenering in dezen verder ook zij - dat in het geciteerde lid 5 met zoveel woorden tevens is bepaald dat bij gebreke van een dergelijke door verkoper gesloten verzekering “koper bevoegd is bedoelde verzekering voor rekening van verkoper en in diens naam te sluiten, dan wel de bestaande verzekering uit te breiden en/of tot herbouwwaarde te verhogen. Koper heeft het recht van verkoper inzage in de desbetreffende polis en premiekwitanties te verlangen en aan de verzekeringsmaatschappij inlichtingen te vragen.”
[A] hebben klaarblijkelijk niet om bedoelde inzage verzocht en evenmin gebruik gemaakt van vooromschreven bevoegdheid om die verzekering tot herbouwwaarde in naam van [C] te sluiten. Gesteld noch gebleken is dat zij onderhavige kwestie op 27 februari 2007 zelfs maar onder de aandacht van [C] hebben gebracht, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank wel op hun weg had gelegen aangezien het [A] waren die de overeengekomen opleveringsdatum van 1 maart 2007 kort daarvoor hebben afgeblazen. Onder deze omstandigheden is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid hoe dan ook onaanvaardbaar dat Wieten zich met succes zouden kunnen beroepen op de hiervoor geciteerde bepalingen ter adstructie van hun stelling dat [C] gehouden zouden zijn tot schadevergoeding op basis van herbouwwaarde. Niet valt in te zien dat de in de opstalakte opgenomen verplichting (ten genoege van burgemeester en wethouder) tot herbouw van de opstaller aan vorenstaande conclusie in enigerlei opzicht zou kunnen afdoen.
4.4. Gelet op voormelde specifieke omstandigheden valt in dezen onder ‘schade’ niet de met herstel gemoeide kosten; anders dan [A] ingang willen doen vinden dwingen de in de jurisprudentie ontwikkelde criteria (zoals in HR 7 mei 2004, NJ 2005, 76) daartoe namelijk niet. De rechtbank is overeenkomstig het subsidiaire standpunt van [C] van oordeel dat de schade in het onderhavige geval in beginsel dient te worden begroot op basis van de waardevermindering die de opstallen vanwege de brand hebben ondergaan, waartoe de benoeming van een deskundige in de rede ligt. Van belang zijn daarbij in het bijzonder de bouwkundige staat van het verkochte ten tijde van de koop en de restwaarde van de goeddeels als verloren te beschouwen gebouwen. Volgens [A] verkeerde de als schuur dienst doende boerderij bij de koop in een redelijke conditie, doch volgens [C] was daarvan geenszins sprake. Laatstgenoemden hebben ter zake bij conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie in het geding gebracht de producties 6, 7 en 8, die taxatierapporten behelzen van respectievelijk 15 september 2004, 8 december 2006 en 21 mei 2007; volgens hen zou - uitgaande van de door Compander begrote kosten voor het herstel van de woning en de tussenbouw en de opruimingskosten ad EUR 50.500,00 - de onderhavige waardevermindering van de schuur zijn te begroten op EUR 29.500,00.
De rechtbank heeft behoefte aan nader overleg met partijen over de vraagstelling aan de door haar te benoemen deskundige en wie daarvoor in aanmerking komt. Zij zal daartoe een comparitie bevelen, die tevens zal worden aangewend om meer in het algemeen inlichtingen over de zaak te vragen en in het bijzonder over de door Univé aan [A] “uit coulance” gedane uitkering ad EUR 28.549,98 en de door [A] alsnog gevorderde overige kosten (waaronder die van Essent, KPN, waterleiding en leges sloop- en bouwvergunning).
Als te doen gebruikelijk zal deze zitting tevens worden benut om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
4.5. Partijen kunnen zich op de zitting laten bijstaan door een eigen bouwkundig adviseur.
4.6. De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
4.7. De rechtbank is voornemens de comparitie op zo kort mogelijke termijn te houden.
En voorts in reconventie
de gevorderde schade en boete wegens niet tijdig nakomen
4.8. Als grondslag van hun betreffende reconventionele vorderingen verwijzen [C] naar het bepaalde in artikel VI van de Algemene Bepalingen en betogen dat [A] op grond van lid 1 verplicht zijn tot vergoeding van de schade wegens het niet tijdig nakomen van de koopovereenkomst, welke schade zij onder nummer 31 van de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie hebben gespecificeerd (inclusief rente) tot een totaal bedrag van EUR 16.256,00. Op grond van artikel VI lid 2 vorderen zij tevens een boete ad EUR 1.575,00 per dag vanaf 20 april tot 3 augustus 2007, in totaal bedragend EUR 166.950,00.
4.9. Naar het oordeel van de rechtbank ligt voormelde boete voor dadelijke afwijzing gereed, nu niet is gesteld of gebleken dat [A] te dezer zake (noch bij deurwaardersexploit, zoals in artikel VI lid 2 wordt verlangd, noch anderszins) door [C] deugdelijk in gebreke zijn gesteld. Dit ligt anders ten aanzien van de gevorderde schade ex lid 1, hetgeen ook blijkt uit de tekst daarvan. Door [A] is overigens bij email van 8 maart 2007 reeds toegezegd dat [C] “schadeloos” gesteld zullen worden voor het “oponthoud”. Met [A] is de rechtbank daarbij van oordeel dat hiermee wordt gedoeld op de schade die het directe gevolg is van de uitgestelde levering, zoals hypotheeklasten, renteverlies en dergelijke. De geclaimde boete vanwege afzeggen optie bouwkavel behoeft derhalve uit dien hoofde hoe dan ook nadere onderbouwing aan de zijde van [C]
4.10. In hoeverre gemelde gespecificeerde doch voor het overige door [C] nauwelijks inzichtelijk gemaakte en in ieder geval niet met stukken onderbouwde schadeposten - behalve met betrekking tot gemelde bouwkavel te Enschedé en de buitengerechtelijke kosten - (deels) voor toewijzing in aanmerking komen, zal eveneens ter comparitie nader worden besproken.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1. beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. T.R. Hidma in het gerechtsgebouw te Zwolle aan de Luttenbergstraat 5 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
5.2. bepaalt dat de partijen dan in persoon aanwezig moeten zijn,
5.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 11 maart 2009 voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de maandagen, dinsdagen, donderdagen en vrijdagen in de maanden maart en april 2009, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald,
5.4. bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de comparitie zelfstandig zal bepalen,
5.5. bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de comparitie dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
5.6. wijst partijen er op, dat voor de zitting twee uur zal worden uitgetrokken,
5.7. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.R. Hidma en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2009.