ECLI:NL:RBZLY:2009:BI2915
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.M. Schaak
- G.H. Meijer
- L.G. Wijma
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in hennepplantagezaak na bewijsuitsluiting
In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het telen en aanwezig hebben van hennepplanten, heeft de rechtbank op 1 mei 2009 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van twee feiten: het telen van hennepplanten in de periode van 1 juli 2006 tot en met 12 december 2006 en het aanwezig hebben van hennepplanten op 13 december 2006. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de officier van justitie niet ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de feiten feitelijk hetzelfde waren. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van vervolging voor twee dezelfde feiten, aangezien de data van de tenlasteleggingen verschilden.
De rechtbank behandelde ook de vraag of het binnentreden in de woning van de verdachte in strijd was met de Algemene wet op het binnentreden. De verdachte had verklaard dat hij de woning verhuurde en niet de bewoner was. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de verdachte niet beschermd werden door deze wet, waardoor bewijsuitsluiting niet aan de orde was. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de hennepplantage in zijn woning. De verdachte had de woning verhuurd aan een onbekende zonder huurcontract, wat risico's met zich meebracht, maar dit rechtvaardigde niet de conclusie dat hij opzettelijk de kans had aanvaard dat er een hennepplantage zou worden opgezet.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de verdachte van beide ten laste gelegde feiten moest worden vrijgesproken, omdat het bewijs niet wettig en overtuigend was. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Rechtbank Zwolle-Lelystad, met mr. H.M. Schaak als voorzitter en mrs. G.H. Meijer en L.G. Wijma als rechters.