ECLI:NL:RBZLY:2009:BI2914
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.M. Schaak
- G.H. Meijer
- L.G. Wijma
- Rechtspraak.nl
Poging tot zware mishandeling met noodweerexces
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 1 mei 2009, stond de verdachte terecht voor poging tot zware mishandeling. De officier van justitie, mr. S.J. Buis, eiste vrijspraak voor de verdachte op de primair en secundair ten laste gelegde feiten, maar vroeg wel om een werkstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis voor het subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het subsidiair ten laste gelegde, namelijk poging tot zware mishandeling, maar dat hij niet strafbaar was vanwege noodweerexces.
De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de verbalisant en getuigen. De verbalisant verklaarde dat de verdachte de slachtoffer, mevrouw [slachtoffer], met kracht in het gezicht had getrapt. Deze verklaring werd ondersteund door een getuige, [Y], die ook had gezien dat de verdachte de slachtoffer een trap gaf. De verdachte zelf erkende dat hij mogelijk had geschopt, maar voerde aan dat hij handelde uit zelfverdediging.
De rechtbank erkende dat er sprake was van een noodweersituatie, maar oordeelde dat de noodzaak tot het schoppen van de slachtoffer niet aanwezig was. Desondanks concludeerde de rechtbank dat het schoppen door de verdachte een gevolg was van een hevige gemoedsbeweging door het voorafgaande gedrag van de slachtoffer, wat leidde tot de erkenning van noodweerexces. De rechtbank besloot de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging voor het bewezen verklaarde feit.
De uitspraak werd gedaan door mr. H.M. Schaak als voorzitter, bijgestaan door mrs. G.H. Meijer en L.G. Wijma, met mr. A. Seuters als griffier. De zaak werd behandeld op 17 februari en 17 april 2009, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. C.W. Flokstra.