ECLI:NL:RBZLY:2009:BI2476

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
6 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.607417-08 (P)
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en bedreiging met zware mishandeling in relatie tot levensgezellin

In de strafzaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van poging tot doodslag en bedreiging, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad op 6 april 2009 uitspraak gedaan. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 23 maart 2009, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.M.C. Verheul. De officier van justitie, mr. M.J.E. Vink, eiste een werkstraf van 80 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 weken, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling.

De tenlastelegging omvatte onder andere het om de nek trekken van een pyjamabroek van de aangeefster, wat leidde tot de beschuldiging van poging tot doodslag. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de intentie van de verdachte om de aangeefster te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij opzet had op het doden van de aangeefster, en sprak hem vrij van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.

Wel achtte de rechtbank de mishandeling en bedreiging van de aangeefster bewezen. De verdachte had de pyjamabroek om de nek van de aangeefster gedaan en had dreigende bewegingen gemaakt alsof hij een mes vasthield. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mishandeling en bedreiging, wat ernstige inbreuken op de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid van de aangeefster met zich meebracht. De rechtbank legde een taakstraf van 80 uur op en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 weken, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr: 07.607417-08 (P)
Uitspraak: 6 april 2009
Vonnis in de strafzaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte]
[geboortedatum]
[adres].
1. HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2009. De verdachte is ter zitting verschenen, bijgestaan door mr. A.M.C. Verheul, advocaat te Lelystad.
De officier van justitie, mr. M.J.E. Vink, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 meer subsidiair en onder 2 ten laste gelegde tot een werkstraf van 80 uur, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een gevangenisstraf van 8 weken, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt een behandeling bij centrum voor ambulante forensische psychiatrie De Waag.
2. DE TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 december 2008 te Emmeloord, (althans) in de gemeente
Noordoostpolder, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk [slach[slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
- een pyjamabroek, althans een kledingstuk, om de nek van die [slachtoffer] heeft
gedaan en/of
- (vervolgens) die pyjamabroek om de nek van die [slachtoffer] (met kracht) heeft
strakgetrokken/aangetrokken en/of strakgetrokken/aangetrokken gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 december 2008 te Emmeloord, (althans) in de gemeente
Noordoostpolder, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan een persoon genaamd [slach[slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen, met dat opzet
- een pyjamabroek, althans een kledingstuk, om de nek van die [slachtoffer] heeft
gedaan en/of
- (vervolgens) die pyjamabroek om de nek van die [slachtoffer] (met kracht) heeft
strakgetrokken/aangetrokken en/of strakgetrokken/aangetrokken gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 december 2008 te Emmeloord, (althans) in de gemeente
Noordoostpolder, opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een
persoon, te weten [slach[slachtoffer],
- een pyjamabroek, althans een kledingstuk, om de nek heeft gedaan en/of
- (vervolgens) die pyjamabroek om de nek (met kracht) heeft
strakgetrokken/aangetrokken en/of strakgetrokken/aangetrokken gehouden,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 20 december 2008 te Emmeloord, (althans) in de gemeente
Noordoostpolder, [slach[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
dreigend (terwijl hij, verdachte, zich op zeer korte afstand van die [slachtoffer]
bevond) een stekende beweging gemaakt naar het lichaam van die [slachtoffer] (alsof
hij een mes in zijn hand had) en/of (daarbij) deze dreigend de woorden
toegevoegd:"Ik heb niks hoor, maar de volgende keer doe ik het wel. Dan maak
ik je af met dat gezeik van je!", althans woorden van gelijke dreigende aard
of strekking.
3. DE VOORVRAGEN
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna vermelde bewijsmiddelen , als volgt.
Als vaststaand neemt de rechtbank het navolgende aan.
Aangeefster [aangeefster] heeft een langdurige relatie gehad met verdachte en met hem samengewoond op het adres [adres]. Zij hebben samen een zoontje, [zoontje], geboren in 2006.
Op zaterdagochtend 20 december 2008 is [zoontje] bij zijn ouders op de slaapkamer gekomen en bij hen in bed gekropen. Korte tijd later is aangeefster opgestaan en naar de woonkamer gegaan. Verdachte is daarna boos in de woonkamer verschenen, is achter aangeefster gaan staan en heeft een pyjamabroek van aangeefster gepakt en deze om haar nek gedaan en hard aangetrokken. Nadat verdachte heeft losgelaten is hij naar de keuken gegaan en heeft hij gedaan alsof hij een mes uit de keukenla pakte. Verdachte heeft vervolgens met zijn hand – alsof hij daarin een mes had – een stekende beweging in de richting van aangeefster gemaakt.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er weliswaar wettig bewijs is voor poging tot doodslag, doch dat hij niet de overtuiging heeft dat het opzet van verdachte daadwerkelijk was gericht op het doden van dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangeefster. De officier van justitie concludeert daarom tot vrijspraak ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde en veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 meer subsidiair en onder 2 ten laste gelegde.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat niet kan worden geconcludeerd dat verdachte, toen hij de pyjamabroek om de nek van aangeefster aantrok, de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster het leven zou laten, dan wel dat zij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Mede gelet op de aard van het toegebrachte letsel is de verklaring van verdachte dat het om de nek aantrekken van de broek enkele seconden heeft geduurd aannemelijker dan de verklaring van aangeefster, dat het aantrekken wel twee minuten heeft geduurd.
De rechtbank stelt vast dat de vraag hoe lang verdachte de pyjamabroek om de nek van aangeefster aangetrokken heeft gehouden, niet met enige mate van zekerheid kan worden beantwoord. Aangeefster meent dat het enige minuten heeft geduurd, verdachte houdt het op enkele seconden. Het dossier bevat foto’s waarop krassen in de halsstreek van aangeefster zichtbaar zijn , doch er zijn geen medische stukken waarin aan de hand van het geconstateerde letsel geobjectiveerde conclusies worden getrokken omtrent de tijdsduur van de door verdachte verrichte handeling. Gelet hierop, en omdat ook overigens niet is gebleken dat het handelen van verdachte was gericht op het doden van dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangeefster, acht de rechtbank het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht hetgeen verdachte onder 1 meer subsidiair ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank baseert zich daarbij met name op de verklaring van verdachte zelf , dat bij hem – toen hij zijn zoontje voor de dichte woonkamerdeur om zijn moeder hoorde roepen – de stoppen doorsloegen, hij de woonkamer binnen is gegaan, een pyjamabroek heeft gepakt en om de nek van aangeefster heeft gedaan en hard heeft aangetrokken.
De rechtbank acht ook hetgeen verdachte onder 2 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank baseert zich daarbij met name op de verklaring van verdachte zelf , dat hij heeft gedaan alsof hij een mes pakte en vervolgens, om een schrikreactie teweeg te brengen, een beweging met zijn hand heeft gemaakt alsof hij daarin een mes had en aangeefster daarmee stak. De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte aangeefster woordelijk heeft bedreigd. Verdachte heeft deze woordelijke bedreiging weliswaar ter zitting ontkend, doch daar tegenover staat de gedetailleerde verklaring van aangeefster , alsmede de verklaring van verdachte zelf , dat aangeefster ook wel eens tegen hem heeft gezegd dat ze hem wilde neersteken, en dat ze dat allebei wel vaker hebben gezegd.
5. DE BEWEZENVERKLARING
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1 meer subsidiair
hij op 20 december 2008 te Emmeloord opzettelijk mishandelend zijn levensgezel [slach[slachtoffer],
- een pyjamabroek om de nek heeft gedaan en
- (vervolgens) die pyjamabroek om de nek (met kracht) heeft aangetrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2
hij op 20 december 2008 te Emmeloord, [slach[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (terwijl hij, verdachte, zich op zeer korte afstand van die [slachtoffer] bevond) een stekende beweging gemaakt naar het lichaam van die [slachtoffer] (alsof hij een mes in zijn hand had) en (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd:"Ik heb niks hoor, maar de volgende keer doe ik het wel. Dan maak ik je af met dat gezeik van je!", althans woorden van gelijke dreigende aard
of strekking.
Van het 1 meer subsidiair en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6. DE STRAFBAARHEID
Het onder 1 meer subsidiair bewezene levert op:
mishandeling van zijn levensgezellin, strafbaar gesteld bij artikel 300 juncto 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 2 bewezene levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
Er zijn ook geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
7. DE STRAFOPLEGGING
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging van zijn voormalige levensgezellin. Dat zijn ernstige strafbare feiten, die een forse inbreuk op de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer hebben gehad. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank houdt anderzijds rekening met de omstandigheid dat verdachte geen recente justitiële documentatie heeft.
Voorts betrekt de rechtbank bij haar oordeel het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d. 17 februari 2009, waarin wordt geconcludeerd dat verdachte een man is met beperkte verstandelijke vermogens, die niet in staat is om te gaan met de stressgevoelens die zijn relatie met zich bracht. Verdachte neemt slechts gedeeltelijk de verantwoordelijkheid voor zijn gedrag. Hij heeft een beperkt invoelend vermogen. Zijn sociale vaardigheden zijn beperkt en recidive kan daarom niet worden uitgesloten, aldus Reclassering Nederland. Gelet hierop wordt geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact en een behandeling bij De Waag. Deze behandeling zal zich moeten richten op het bijbrengen van vaardigheden die delictgedrag in de toekomst moet voorkomen.
De rechtbank neemt de voornoemde conclusies en adviezen op de daarvoor genoemde gronden over en maakt die tot de hare.
Dit alles in aanmerking genomen ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte een straf op te leggen overeenkomstig de eis van de officier van justitie.
8. TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 27 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde is niet bewezen en verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1 meer subsidiair en onder 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor overwogen en levert de strafbare feiten op zoals hiervoor vermeld. Verdachte is deswege strafbaar.
De rechtbank veroordeelt verdachte tot het verrichten van een taakstraf, te weten het verrichten van onbetaalde arbeid, gedurende 80 uur.
De tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering worden gebracht.
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken.
De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt een behandeling bij centrum voor ambulante forensische psychiatrie De Waag.
Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Aldus gewezen door mr. L.J.C. Hangx, voorzitter, mrs. M.C.P. de Ridder en G.A. Versteeg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 april 2009.