RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.450105-08 (p)
Uitspraak: 17 maart 2009
[verdachte]
geboren op [geboortejaar]
wonende te [adres]
HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.J. de Loor, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman naar voren is gebracht
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 maart 2008 in de gemeente Deventer door geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
[slachtoffer]([slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan
van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende
verdachte zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en
bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die
[slachtoffer] is achterna gelopen een toiletruimte en/of wc in en/of
(vervolgens) de deur van die toiletruimte en/of wc op slot heeft
gedaan/gedraaid en/of (vervolgens) een hand om/op de mond van die
[slachtoffer] heeft gedaan/gehouden en/of een hand om/tegen de/het nek/hoofd
van die [slachtoffer] heeft gedaan, althans de nek en/of het hoofd van die
[slachtoffer] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) het hoofd van die
[slachtoffer] naar beneden (in de richting van verdachtes penis) heeft
geduwd/gedrukt en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie
heeft doen ontstaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 maart 2008 in de gemeente Deventer, met [slachtoffer]
[slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien
jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft
gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
zijn penis in de mond van de [slachtoffer] geduwd/gebracht;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 maart 2008 in de gemeente Deventer, door geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
fe[slachtoffer](i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen
en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het
laten vastpakken/vasthouden en/of trekken/rukken van/aan zijn, verdachtes,
penis en/of het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in/op/tegen de mond
van die [slachtoffer] en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) uit het achterna lopen van de [slachtoffer] een
toiletruimte en/of wc in en/of (vervolgens) de deur van die toiletruimte en/of
wc op slot doen/draaien en/of (vervolgens) een hand om/op de mond van die
[slachtoffer] doen/houden en/of een hand om/tegen de/het nek/hoofd van die
[slachtoffer] doen/houden, althans de nek en/of hoofd van die [slachtoffer]
vastpakken en/of (vervolgens) het hoofd van die [slachtoffer] naar beneden (in
de richting van verdachtes penis) duwen/drukken.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMIDDELEN EN BEOORDELING DAARVAN
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde, te weten verkrachting wettig en overtuigend bewezen. Zij heeft daart[slachtoffer]oerd dat [slachtoffer] een gedetailleerde verklaring heeft afgelegd, welke op diverse punten wordt ondersteund door verklaringen van getuigen. Het relaas van verdachte steekt daarbij ongeloofwaardig af.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat noch het primair, noch het subsidiair, noch het meer
subsidiair ten laste gelegde bewezen verklaard kan worden en dat derhalve vrijspraak dient te volgen.
De raadsman heeft daartoe gesteld dat er slechts sprake is van de verklaring van
aangever tegenover de verklaring van verdachte. Er is wel sprake van enig steunbewijs voor
het tenlastegelegde, maar daarbinnen zijn tegenstrijdigheden te ontdekken die
twijfel oproepen omtrent de geloofwaardigheid van de verklaring van aangever.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt met betrekking tot het bewijs het navolgende, op grond van
de hierna in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen.
De vaststaande feiten en omstandigheden
Verdachte zat op 28 maart 2008 enkele maanden in de internationale schakelklas van het [slachtoffer]lyceum, locatie [[slachtoffer]e[slachtoffer] (verder te noemen aangever) zat toen sedert enkele dagen in dezelfde klas als verdachte. Verdachte is een 15-jarige van oorsprong Georgisch/Griekse jongen, groot en breed van postuur, die ouder oogt dan zijn leeftijd. Aangever, een alleenstaande asielzoeker uit Sri Lanka, is 14 jaar en klein en iel van stuk. In het begin van de middag van 28 maart 2008 hebben verdachte en aangever op school samen in één wc-hokje gezeten, dat door verdachte van binnen op slot was gedaan. Nadat de jongens door twee medewerkers van de school waren gemaand het hokje te verlaten zijn beiden naar buiten gekomen.
Beoordeling van de tenlastelegging
Aangever heeft na het verlaten van de wc aan de mentor, en later aan de politie, verteld dat hij door verdachte tot het ondergaan van seksuele handelingen is gedwongen. De rechtbank acht van belang dat de rode draad in aangevers verklaringen zoals hij die niet alleen reeds op 28 maart 2008 maar ook op 10 april 2008 heeft afgelegd telkens is geweest dat hij net klaar was met plassen in een wc-hokje waarvan hij de deur per abuis niet op slot had gedaan toen verdachte plotseling hetzelfde hokje binnentrad, dat verdachte vervolgens zijn hand op aangevers mond heeft gedaan, diens keel heeft vastgepakt, de deur op slot heeft gedraaid, zijn broek naar beneden heeft gedaan en zittend op de wc-pot met zijn hand het hoofd van aangever naar beneden heeft gedrukt en zijn penis vervolgens in de mond van aangever heeft gestopt.
Getuige [slachtoffer], begeleider van aangever, heeft bij de politie verklaard dat hij op 28 maart 2008 omstreeks 14:30 uur is gebeld door getuige [slachtoffer], medewerker van de school van aangever, met de mededeling dat er iets vervelends was gebeurd. Daarop is hij naar de school gegaan waar hij aangever trof. Uit hetgeen aangever hem duidelijk maakte leidde getuige [slachtoffer] af dat hij mogelijk op een vergaande manier seksueel was lastig gevallen. Voorts heeft getuige [slachtoffer] bij de politie verklaard dat aangever op het moment waarop de getuige hoorde wat aangever in het toilet was overkomen, een geschokte indruk maakte, dat hij grote ogen had, het steeds maar over het knopje van de deur van de wc had en dat maar bleef herhalen. Verder heeft zij verteld dat zij van aangever begreep dat er een hand voor zijn mond was gedaan.
De inhoud van de verklaring van deze getuigen die kort na het gebeurde contact hebben gehad met aangever versterkt naar het oordeel van de rechtbank de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever met betrekking tot de omstandigheid dat verdachte hem heeft gedwongen te dulden dat verdachte zijn penis in de mond van aangever heeft geduwd.
Ter ondersteuning van de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever weegt naar het oordeel van de rechtbank voorts mee de verklaring van getuige [slachtoffer], dat verdachte vanuit de richting van de ISK-klassen achter aangever naar de wc liep en dat zij, toen zij samen met de getuige [slachtoffer] poolshoogte ging nemen, gehoord heeft dat er een broek omhoog is gegaan voordat de jongens van de wc afkwamen.
De raadsman heeft gewezen op een aantal elementen in het relaas van aangever en getuigenverklaringen op grond waarvan naar zijn mening getwijfeld zou moeten worden aan de betrouwbaarheid van die verklaringen. De raadsman acht de verklaring van getuige [slachtoffer] dat verdachte en aangever vlak achter elkaar naar de wc liepen, in strijd met de
verklaring van aangever dat verdachte pas enige tijd na hem het wc-hokje in is gekomen. De rechtbank is van oordeel dat de door getuige [slachtoffer] gedane waarneming dat er niet veel afstand tussen aangever en verdachte zat maar dat zij de afstand niet meer weet ten opzichte van door aangever geschetste binnenkomst in het wc-hokje door verdachte
- aangever stond te plassen - voor wat betreft het tijdsverloop niet dermate uiteen lopen dat een en ander zonder meer afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van de relazen van deze getuige en aangever.
Ook het betoog dat uit de getuigenverklaring van [slachtoffer] blijkt dat de neuzen van de schoenen van beide jongens naar de wc-deur wezen toen de getuige de wc binnenkwam en dat daaruit volgt dat het ten laste gelegde seksueel binnendringen op dat moment of vlak daarvoor feitelijk niet mogelijk kan zijn geweest zal de rechtbank verwerpen nu geenszins valt uit te sluiten dat deze seksuele handelingen op dat moment al achter de rug waren.
De raadsman heeft nog betoogd dat hij het vreemd vindt dat aangever direct na het gebeurde mee is gelopen naar een lokaal, terwijl het na een gebeuren als het ten laste gelegde toch veeleer voor de hand zou hebben gelegen dat aangever eerst zijn mond had willen spoelen. De rechtbank is echter van oordeel dat de door aangever beschreven gang van zaken niet zonder meer onvoorstelbaar is te achten en laat deze weinig feitelijke constatering van de raadsman dan ook voor wat het is.
Bij het voorgaande komt nog dat de rechtbank geen grond ziet verdachte te volgen in zijn lezing van het gebeurde.
Verdachte heeft verklaard dat hij van buiten de school kwam en direct naar de wc is gelopen. Deze verklaring staat evenwel haaks op de verklaring van getuige [slachtoffer] dat zij verdachte achter aangever aan in de richting van de toiletten heeft zien lopen, dat zij beide jongens de toiletten in heeft zien gaan en dat de jongens niet uit een andere richting konden komen omdat zij anders langs de administratie hadden moeten komen, hetgeen niet het geval was. In dit verband wil de rechtbank niet onvermeld laten dat de gebeurtenissen in de toiletruimte geconstateerd zijn dankzij het feit dat getuige [slachtoffer] in het achterna lopen van aangever door verdachte juist aanleiding vond de jongens in de gaten te houden.
Voorts heeft verdachte verklaard dat hij aangever zag roken in de wc-ruimte, dat hij hem daarover heeft aangesproken en dat ze na het horen van stemmen van medewerkers van de school van schrik samen een wc-hokje zijn ingevlucht om niet betrapt te worden. Daarna heeft aangever volgens verdachte de sigaret en een aansteker doorgespoeld. De verklaring wordt echter tegengesproken door de verklaringen van getuigen [slachtoffer] en [slachtoffer] dat zij geen sigarettenrook hebben geroken bij het binnentreden van de toiletruimte, terwijl getuige [slachtoffer] tevens heeft aangegeven dat zij absoluut zeker weet dat er niet is doorgetrokken toen zij in de toiletruimte was.
Gelet op al het voorgaande gaat de rechtbank uit van het relaas zoals dit verteld is door aangever en zoals dit op onderdelen wordt ondersteund door de hierboven genoemde getuigenverklaringen. Daarmee acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair ten laste is
gelegd met dien verstande dat
hij op 28 maart 2008 in de gemeente Deventer door geweld en andere feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een handeling die bestond uit of mede bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden hierin dat verdachte die [slachtoffer] is achterna gelopen een toiletruimte en wc in en (vervolgens) de deur van die wc op slot heeft gedaan en (vervolgens) een hand op de mond van die [slachtoffer] heeft gehouden en het hoofd van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en (vervolgens) het hoofd van die [slachtoffer] naar beneden (in de richting van verdachtes penis) heeft geduwd/gedrukt en (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Het bewezen verklaarde levert op:
Verkrachting
Strafbaar gesteld bij artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 120 dagen waarvan 74 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering. Daarbij heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van het gepleegde feit, met het feit dat verdachte op het moment van het gebeurde licht verminderd toerekeningvatbaar was, dat verdachte 46 dagen in voorarrest heeft gezeten, dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten en dat het voor verdachte van belang is dat het ingezette traject bij de BOP-academie voortgang kan blijven vinden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat - mocht de rechtbank tot veroordeling komen – het van belang is dat verdachte het traject bij de BOP-academie kan blijven voortzetten en dat dit gekoppeld zou kunnen worden aan een voorwaardelijke straf. De raadsman heeft daarbij dezelfde feiten en omstandigheden aangevoerd als de officier van justitie.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan alsmede op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover tijdens het onderzoek gebleken.
De rechtbank overweegt allereerst dat het een feit van algemene bekendheid is dat handelingen zoals door verdachte ten aanzien van aangever zijn gepleegd, voor het betreffende slachtoffer een ernstige inbreuk vormen op de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid en voorts dat een dergelijke gebeurtenis ook gevolgen kan hebben voor het geestelijk welbevinden van het slachtoffer. Er is geen reden om te veronderstellen dat dit in deze zaak anders is. Deze gevolgen zijn zonder meer ernstig te noemen en dit dient verdachte dan ook serieus te worden aangerekend. Een en ander geldt te meer nu de bewezen verklaarde handelingen zich hebben afgespeeld op de school van aangever (en verdachte) terwijl aangever deze school pas drie dagen had bezocht en hij verder nog pas recent in Nederland was aangekomen.
De rechtbank zal aan de andere kant rekening houden met de jeugdige leeftijd van verdachte en met het feit dat verdachte een vrijwel blanco strafblad heeft.
Voorts heeft de rechtbank bij haar beslissing rekening gehouden met
• een de verdachte betreffende pro justitia rapportage d.d. 31 januari 2009, uitgebracht door drs. M. van Heteren, GZ-psycholoog
• een de verdachte betreffend voorlichtings- en adviesrapport van de William Schrikker jeugdreclassering d.d. 15 april 2008, 31 oktober 2008 en 27 februari 2009, ter zitting nader toegelicht door [slachtoffer], jeugdreclasseringswerker
• een de verdachte betreffende studentenrapportage van de BOP-academie, ter zitting nader toegelicht door [slachtoffer] projectleider BOP-academie
• een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 23 januari 2009
• de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier.
Uit de rapportages blijkt dat verdachte een zwakbegaafde jongen is, die vaak heeft moeten wisselen van land, verzorgingssituatie en taal. Hij heeft een zwak zelfbeeld en een matig ontwikkelde seksualiteit. Het ten laste gelegde kan hem in licht verminderde mate worden toegerekend. De recidivekans wordt als weinig verhoogd beschouwd. Vanuit hulpverleningsoogpunt wordt continuering van het traject bij de BOP-academie geadviseerd, in combinatie met algemene ondersteuning van de jeugdreclassering.
De rechtbank neemt de conclusies en adviezen van de deskundigen op de daarvoor genoemde gronden over en maakt die tot de hare. De rechtbank concludeert op grond van de rapportage van drs. Van Heteren dat verdachte het hem ten laste gelegde en bewezen verklaarde in licht verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat het traject bij de BOP-academie tot dusverre positief verloopt en dat verdachte open staat voor een hulpverleningstraject.
Al het bovenstaande in aanmerking genomen zal de rechtbank volstaan met het opleggen van een jeugddetentie waarvan het onvoorwaardelijk gedeelte gelijk is aan de periode van het voorarrest, met daarbij na te noemen voorwaarden.
TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa.van het Wetboek van Strafrecht.
Het primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen en levert het strafbare feit op zoals hiervoor vermeld.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen waarvan 74 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door de jeugdreclassering, ook als dit inhoudt het doorgaan met het schooltraject bij de BOP-academie, een en ander zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, ten deze feitelijk uit te voeren door de William Schrikker Groep te Diemen, met opdracht aan die instelling als bedoeld in 77aa van het Wetboek van Strafrecht.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering worden gebracht.
Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Aldus gewezen door mr. E.M. de Veij Mestdagh, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs.G.A.Versteeg en L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra - Meijer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 maart 2009.