RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer : 07.607350-08 + 07.607037-09
Uitspraak : 6 april 2009
[verdachte]
[geboortedatum],
[adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.L. Lischer, advocaat te Almere.
De officier van justitie, mr. M.J.E. Vink, heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte veroordeeld zal worden ter zake van het primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 oktober 2008 in de gemeente Lelystad, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen zestien, althans een of meer fles(sen) badprodukt(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn (filiaal Passage 1), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
althans, indien vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 oktober 2008 in de gemeente Lelystad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen zestien, althans een of meer, fles(sen) badprodukt(en), geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn (Filiaal Passage 1), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, naar die Albert Heijn is toegegaan en/of een mandje heeft gepakt en/of genoemde badprodukten in dat mandje heeft gelegd en/of die badprodukten in een Albert Heijn tas, in elk geval in een plastic tas heeft gestopt en/of vervolgens die tas met inhoud bij de ingang van het winkelgebied, daar waar de winkelmandjes staan opgesteld, over de mandjes heen heeft getild en/of achter het beveiligingspoortje om, die tas buiten het winkelgebied heeft gebracht of neergezet, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
hij op of omstreeks 26 november 2008 in de gemeente Lelystad tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een aan de Zuiderpoort (nr. 35) gelegen bedrijf (Praxis) heeft weggenomen een (groot) aantal koffer(s) met inhoud (div. machines), in elk geval enig goed, geheel of ten del toebehorende aan de Praxis, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het feiten van dagvaarding 07.607037-09 gepleegd heeft. Verdachte bekent dit strafbare feit ook.
In tegenstelling tot hetgeen de raadsvrouw heeft betoogd acht de rechtbank hetgeen verdachte onder het primaire van dagvaarding 07.607350-08 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen. Door de Albert Heijn is aangifte gedaan van diefstal. Aangever [aangever] heeft verklaard dat hij bij de ingang bij de lege mandjes een tas heeft aangetroffen met daarin verzorgingsproducten toebehorende aan de Albert Heijn. Deze plastic tas was vanuit de winkel over het toegangspoortje getild door verdachte en bij de lege mandjes neergezet. Deze gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als het wegnemen van een goed in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Het in een tas stoppen van verzorgingsproducten en door de verdachte over het toegangspoortje tillen van deze tas is het verschaffen van de feitelijke heerschappij over de producten en het daarmee ontrekken van deze producten aan de rechthebbende, zijnde de Albert Heijn. Bovendien verklaart verdachte zelf ook dat hij de goederen in de plastic tas heeft gestopt en voorbij het toegangspoortje heeft getild. De verklaring van verdachte dat hij niet de intentie had om te stelen acht de rechtbank niet geloofwaardig.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaardingen 07.607350-08 en 07.607037-09 ten laste is gelegd.
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op 17 oktober 2008 in de gemeente Lelystad, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen zestien flessen badprodukten toebehorende aan Albert Heijn, filiaal Passage 1.
hij op 26 november 2008 in de gemeente Lelystad met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aan de Zuiderpoort nr. 35 gelegen bedrijf Praxis heeft weggenomen een aantal koffers met inhoud (div. machines) toebehorende aan de Praxis, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Dagvaarding 07.607350-08:
Diefstal, strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Dagvaarding 07.607037-09:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak, strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De feiten en de verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die de strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Mr. F.L. Lischer heeft ter terechtzitting betoogd dat er bij de strafmaat rekening gehouden dient te worden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg van Strafsectorvoorzitters (LOVS). Deze richtlijnen zouden lager zijn dan de officier van justitie heeft geëist. Daarnaast heeft mr. F.L. Lischer betoogd dat er rekening gehouden dient te worden met artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafrecht. Gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS zou verdachte onmiddellijk in vrijheid gesteld moeten worden.
De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg van Strafrechtsectorvoorzitters voor veelplegers houden voor een winkeldiefstal in 4 weken onvoorwaardelijke gevangenisstraf en voor een inbraak in een bedrijfspand een gevangenisstraf van 4 maanden onvoorwaardelijk.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een hogere straf passend. Met name de omstandigheid dat aan verdachte de ISD-maatregel is opgelegd in het recente verleden, brengt de rechtbank tot het oordeel dat een langdurige gevangenisstraf geboden is.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 11 maart 2009;
- een voorlichtingsrapport d.d.6 maart 2009, uitgebracht door de heer P.M. Visser, reclasseringswerker van Tactus Verslavingszorg te Flevoland.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Het bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Aldus gewezen door mr. L.J.C. Hangx, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en M.C.P. de Ridder, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 april 2009.
Mrs. L.J.C. Hangx en G.A. Versteeg, voornoemd waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.