RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.410038-08 P
Uitspraak: 14 april 2009
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
Verdachte,
geboren op *** te ***,
wonende te adres.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 31 maart 2009, waarbij verdachte en zijn raadsman, mr. H.J. Veen, advocaat te Utrecht aanwezig zijn geweest.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 01 juni 2008 te Steenwijk, althans in de gemeente Steenwijkerland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Oosterstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen Naam 1en/of Naam 2 en/of Naam 3, welk geweld bestond uit
- het naar die Naam 1en/of Naam 2 en/of Naam 3 toelopen en/of
- het insluiten van die Naam 1en/of Naam 2 en/of Naam 3 en/of
- het ten val brengen van die Naam 1en/of
- het één of meermalen (krachtig) slaan en/of stompen en/of duwen en/of
trekken tegen/op/aan en/of in de richting van het lichaam en/of het hoofd
van die Naam 1en/of Naam 2 en/of Naam 3 en/of
- het één of meermalen (krachtig) schoppen en/of trappen tegen/op en/of in de
richting van het lichaam en/of het hoofd van die Naam 1en/of Naam 2 en/of
Naam 3
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 01 juni 2008 te Steenwijk, althans in de gemeente Steenwijkerland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend één of meer personen (te weten Naam 1en/of Naam 2 en/of Naam 3)
- één of meermalen (krachtig) tegen/op/aan het lichaam en/of het hoofd
heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geduwd en/of getrokken en/of
- één of meermalen (krachtig) tegen/op het lichaam en/of het hoofd
heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of
- (Naam 1) ten val heeft/hebben gebracht
, waardoor voornoemde Naam 1en/of Naam 2 en/of Naam 3 letsel heeft/hebben
bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie, mr. L.C. van Kooten, acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat zij het insluiten niet bewezen acht, noch het ten val brengen van naam 1. Zij heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ter zake het primair ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde vrijspraak bepleit, nu naar zijn oordeel geen sprake is van openlijk in vereniging gepleegd geweld en ten aanzien van het subsidiaire geen sprake is van een voltooide mishandeling, al dan niet in vereniging.
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte is op enig moment in de nacht van 31 mei 2008 op 1 juni 2008 uit café De Bieb te Steenwijk gelopen, samen met onder anderen medeverdachte Verdachte 1. Zij zijn in de richting van de Carambar gelopen en zijn daarbij langs een aantal personen gelopen die zich op en bij een bankje op het plein aan de Oosterstraat bevonden. Zij zijn in de richting van die personen gelopen, waaronder Naam 2 en Naam 3. Vervolgens heeft zich een ruzie afgespeeld waarbij onder andere Verdachte 1 is geslagen door Naam 2 ten gevolge waarvan verdachte een bloedneus heeft gekregen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem primair ten laste is gelegd.
De rechtbank is van oordeel dat het initiatief van de openlijke geweldpleging van verdachte en zijn medeverdachte verdachte 1 afkomstig is geweest , waarbij al snel over en weer geduwd en getrokken werd. Het geweld heeft zich gericht op Naam 3 en Naam 2 . Medeverdachte Verdachte 1 heeft één van deze personen een duw gegeven en heeft vervolgens een vuistslag op zijn neus gekregen van Naam 2, waardoor hij een bloedneus heeft gekregen. Vervolgens heeft medeverdachte Verdachte 1 schoppende bewegingen gemaakt in de richting van Naam 2 terwijl deze zich achterwaarts heeft bewogen , terwijl zijn verdachte slaande bewegingen heeft gemaakt in de richting van die kleinere jongen, Naam 3.
De rechtbank is van oordeel dat door zijn handelen, het duwen en vervolgens slaan in de richting van die Naam 3, een significante bijdrage heeft geleverd aan het in vereniging plegen van openlijk geweld tegen Naam 3 en Naam 2.
Uit het rapport van het pathologisch onderzoek komt naar voren dat er geen aanwijzingen zijn voor inwerking van uitwendig mechanisch geweld waarvan zonder meer verwacht kan worden dat dit een rol heeft gespeeld bij het intreden van de dood van naam 1. Uit dit rapport komt voorts naar voren dat de letsels op het lichaam van Naam 1kunnen worden verklaard door de reanimatie die heeft plaatsgevonden, en eveneens dat die letsels het gevolg kunnen zijn van geweld, maar ook van eenmalig of herhaaldelijk vallen .
Verdachten en getuigen zijn tijdens het politieonderzoek uitvoerig ondervraagd over hetgeen aan het overlijden van Naam 1 is voorafgegaan en over de vraag óf ten aanzien van hem geweld heeft plaatsgevonden. De verklaringen van de diverse getuigen, van wie de meesten onder invloed van alcohol en mogelijk andere middelen verkeerden, lopen hierover zeer uiteen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan al met al niet bewezen worden geacht dat Naam 1op enigerlei wijze slachtoffer is geweest van geweld. Evenmin kan dus worden bewezen geacht dat verdachte en/of zijn medeverdachte Verdachte 1 tegen Naam 1(openlijk) geweld hebben gepleegd. Verdachte dient daarom vrijgesproken te worden van het ten laste gelegde openlijke geweld, voor zover dit ziet op naam 1.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd met dien verstand dat:
hij op 01 juni 2008 te Steenwijk met een ander op de openbare weg, de Oosterstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen Naam 2 en Naam 3, welk geweld bestond uit
- het naar die Naam 2 en Naam 3 toelopen en/of
- het slaan en/of stompen en/of duwen en/of trekken tegen/op/aan en/of in de richting van het lichaam
van die Naam 2 en/of Naam 3 en/of
- het schoppen en/of trappen tegen/op en/of in de richting van het lichaam van die Naam 2.
Van het primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Het bewezene levert op: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, strafbaar gesteld bij artikel 141van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert het genoemde strafbare feit op.
Er zijn ook geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft verbleven, conform artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft geheel subsidiair aangevoerd dat de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf geen recht doet aan deze strafzaak.
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de op te leggen straf overweegt de rechtbank in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft in het kader van deze strafzaak wegens de tegen hem gerezen verdenkingen 16 dagen in voorlopige hechtenis gezeten. Die voorlopige hechtenis was gerechtvaardigd vanwege het overlijden van Naam 1in dezelfde nacht en omdat in de eerste fase van het opsporingsonderzoek de oorzaak van zijn overlijden onbekend was en deze mogelijk aan verdachte moest worden toegerekend. Thans is de rechtbank echter van oordeel dat het opleggen van een gevangenisstraf van dezelfde duur als de voorlopige hechtenis geen passende sanctie is. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat verdachte eenmaal eerder voor het plegen van geweldsmisdrijven met justitie in aanraking is geweest, zij het dat deze mishandeling dateert uit 1997. Gelet hierop, alsmede gezien de straffen die in vergelijkbare gevallen van openlijk geweld plegen te worden opgelegd, acht de rechtbank in dit geval een werkstraf een passende sanctie voor het bewezen verklaarde feit. Voor wat de betreft de duur van de op te leggen werkstraf houdt de rechtbank rekening met de reeds ondergane voorlopige hechtenis en met het feit dat verdachte – naar later is gebleken – ten onrechte ervan verdacht werd de dood van Naam 1te hebben veroorzaakt en met de negatieve reacties als gevolg van die verdenking.
De rechtbank heeft bij haar beslissing rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 3 maart 2009.
De oplegging van de straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 22c, 22d en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en verklaart verdachte derhalve strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten een werkstraf, voor duur van 32 uren.
De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. L.J.C. Hangx en W.P.M. Elderman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra - Meijer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 april 2009.