ECLI:NL:RBZLY:2009:BI0002
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Handhaving van non-concurrentiebeding en matiging van boete in arbeidszaak
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 31 maart 2009, stond de handhaving van een non-concurrentiebeding centraal. De eiser, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, had een arbeidsovereenkomst met de gedaagde partij, die als verkoopvertegenwoordiger werkzaam was. Na het indienen van zijn ontslag bij de eiser, trad de gedaagde in dienst bij een concurrent, wat leidde tot een geschil over de geldigheid van het non-concurrentiebeding. De eiser vorderde een verklaring voor recht dat het beding rechtsgeldig was en eiste betaling van een boete voor overtreding van het beding. De gedaagde partij voerde verweer en stelde dat het beding nietig was en dat hij niet onbillijk benadeeld werd door de handhaving ervan.
De kantonrechter oordeelde dat het non-concurrentiebeding rechtsgeldig was overeengekomen en dat de gedaagde partij het beding had overtreden door werkzaamheden voor de concurrent uit te voeren. De rechter erkende echter dat de gedaagde partij niet onbillijk benadeeld werd door de handhaving van het beding, maar vond de duur van het beding van één jaar te lang, gezien de korte duur van het dienstverband. De rechter besloot het beding gedeeltelijk te vernietigen en bepaalde dat de gedaagde partij gedurende vier maanden na het einde van het dienstverband niet op de Nederlandse markt actief mocht zijn. De zaak werd verwezen naar een rolzitting voor de gedaagde partij om zijn beroep op matiging van de boete verder te onderbouwen.