RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr.: 07.440207-08 (P)
Uitspraak: 3 maart 2009
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
[verdachte]
geboren op [geboortejaar]
wonende [adres]
1. HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft in het openbaar plaats gevonden op 17 februari 2009. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W. Ludwig en van hetgeen door de verdachte en de raadsman van verdachte, mr. J.S. Staijen, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 oktober 2008 in de gemeente Deventer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of ongeveer 4,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks 1 januari 2008 tot en met 15 oktober 2008 in de gemeente Deventer (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aa[xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of een of meer ander(en), dealers- en/of gebruikershoeveelhe(i)d(en), in elk geval
(telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne(diacetylmorfine) en/of dealers- en/of gebruikershoeveelhe(i)d(en), in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
A. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft, kort en zakelijk weergegeven, onder meer aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat ten aanzien van het onder 1 en 2 ten lastegelegde sprake is van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en C van de in de Opiumwet gegeven verboden. Er is sprake van een nauwe samenwerking tussen verdachte [xxx] en medeverdachten [xxx] en [xxx]. De rol van medeverdachte [xxx] is daarin het grootst. Verdachte [xxx] en medeverdachte [xxx] waren zijn loopjongens. Dit wordt onder andere bevestigd door getuige [xxx], die onder meer verklaart dat medeverdachte [xxx] voor [xxx] werkt.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat ten aanzien van het onder 2 ten lastegelegde de periode zoals die in de tenlastegelegging is genoemd, dient te worden gewijzigd in: “op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks 1 april 2008 tot en met 15 oktober 2008”. De getuigenverklaring van [xxx] ondersteunt dit.
Er is sprake van een nauwe samenwerking tussen verdachte [xxx] en medeverdachten [xxx] en [xxx]. De rol van [xxx] (medeverdachte [xxx]) is daarin het grootst. Verdachte [xxx] en medeverdachte [xxx] zijn zijn loopjongens. Dit wordt onder andere bevestigd door getuige [xxx], die verklaart dat verdachte [xxx] voor [xxx] werkt.
B. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, kort en zakelijk weergegeven, onder meer aangevoerd dat beide feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden geacht, al was het maar omdat verdachte met de drugs in zijn bezit is aangehouden en een bekennende verklaring heeft afgelegd. Verdachte heeft verklaard dat hij eind juli / begin augustus 2008 op verzoek van medeverdachte [xxx] is begonnen met het verkopen van drugs aan gebruikers. Deze gebruikers wisten hem te vinden op een mobiele telefoon die hij van medeverdachte [xxx] had gekregen. Ook de drugs ontving hij van medeverdachte [xxx]. Verdachte [xxx] ontving daarvoor een financiële vergoeding. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte zo’n acht tot tien dagen drugs heeft verkocht. Verdachte [xxx] is uitsluitend te horen geweest op telefoontaps uit oktober 2008, gedateerd op 8, 9, 10 en 15 oktober 2008. Ook uit de getuigenverklaringen komt een beeld naar voren dat in grote lijnen overeen komt met de verklaring van verdachte [xxx]. Een deel van de gebruikers kent hem niet, anderen zien hem sporadisch. Volgens de raadsman zijn er slechts twee getuigenverklaringen van gebruikers die belastend zijn voor verdachte [xxx]. Aan de betrouwbaarheid van die verklaringen kan bovendien getwijfeld worden. De raadsman is van mening dat de periode die in de tenlastelegging is opgenomen onjuist is en dat deze dient te worden aangepast.
C. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde het volgende overwogen:
Ten aanzien van feit 1:
a) Op woensdag 15 oktober 2008 te 15:45 uur werden verdachte [xxx] en medeverdachte [xxx] aangehouden aan de [xxx] te Deventer. Uit de observatieverslagen van 15 oktober 2008 blijkt dat zij dan reeds vanaf ongeveer 10:26 uur samen gesignaleerd zijn en vrijwel gedurende de gehele dag, tot het moment van aanhouding, in elkaars aanwezigheid zijn geweest. Door verbalisanten wordt waargenomen dat verdachte [xxx] en medeverdachte [xxx] gedurende de dag contact maken met meerdere personen en “iets” aan deze personen geven. Bij verdachte [xxx] worden bij zijn aanhouding 21 bolletjes heroïne met een totaalgewicht van circa 2,8 gram en 14 bolletjes cocaïne met een totaalgewicht van circa 3,8 gram aangetroffen. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting bekend dat hij op 15 oktober 2008 drugs aanwezig had.
Tezamen en in vereniging
b) Verdachte [xxx] heeft verklaard dat medeverdachte [xxx] op 15 oktober 2008 bij medeverdachtes huis bolletjes met drugs aan hem heeft gegeven. Tevens verklaart verdachte [xxx] dat hij ook een gsm van medeverdachte [xxx] heeft gekregen waarop hij werd gebeld door afnemers, dat hij de bolletjes voor medeverdachte [xxx] verkocht en hij alles in opdracht van medeverdachte [xxx] deed en dat alles van medeverdachte [xxx] was. Als verdachte [xxx] zijn bolletjes had verkocht moest hij het geld aan medeverdachte [xxx] geven. Afhankelijk van hoeveel hij er had verkocht kreeg hij een vergoeding. Verdachte [xxx] verklaart daarnaast dat medeverdachte [xxx] meerdere donkere loopjongens had die drugs voor hem verkochten. Ook heeft hij meerdere malen gezien dat medeverdachte [xxx] bolletjes met drugs aan het maken was en deze in doorzichtig plastic verpakte.
c) Deze verklaring wordt ondersteund doordat meerdere getuigen medeverdachte [xxx] aanwijzen als drugsdealer die andere jongens voor zich heeft werken. Onder meer:
- Getuige [xxx] verklaart dat verdachte [xxx] werkt in opdracht van twee donkere jongens en wijst medeverdachte [xxx] aan op de foto als zijnde één van deze twee jongens.
- Getuige [xxx] verklaart dat zij weet dat medeverdachte [xxx] ([xxx]) in drugs dealt omdat hij vaak genoeg bij haar beneden om de hoek staat te dealen. Ze verklaart dat hij dealt in cocaïne en heroïne. Ze heeft op 15 oktober 2008 drugs gekocht van verdachte [xxx], waar [xxx] bij was. Zij herkent [xxx] op de foto. Zij verklaart dat ze weet dat dit in opdracht is van medeverdachte [xxx].
- Getui[xxx] herkent medeverdachte [xxx] ([xxx]) op de foto. Hij verklaart dat hij regelmatig met [xxx] aan de telefoon heeft gesproken om een afspraak te maken om cocaïne te kopen. [xxx] komt dan nooit zelf maar stuurt andere jongens. Hij verklaart verder dat hij weet dat [xxx] in de drugshandel zit.
- Getuige [xxx] verklaart dat hij medeverdachte [xxx] kent onder de naam [xxx] en dat hij drugs van hem heeft gekocht. Verder verklaart hij ook drugs te hebben gekocht van “jongens die bij hem horen”. Wanneer getuige Yabas een foto van verdachte [xxx] en medeverdachte [xxx] getoond wordt verklaart hij dat hij de jongens kent.
- Getuige [xxx] verklaart dat hij, wanneer hij belde op het nummer 06 -[xxx] altijd “een van die jongens van [xxx]” aan de telefoon kreeg.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
d) Uit de verklaring van verdachte [xxx] blijkt dat medeverdachte [xxx] op 15 oktober 2008 bij medeverdachtes huis bolletjes met drugs aan verdachte [xxx] heeft gegeven. Tevens verklaart verdachte [xxx] dat hij ook een gsm van medeverdachte [xxx] heeft gekregen waarop hij werd gebeld door afnemers, dat hij de bolletjes voor medeverdachte [xxx] verkocht en alles in opdracht van medeverdachte [xxx] deed.
e) Tijdens de observatie van 15 oktober 2008 zien de verbalisanten verdachte [xxx] en medeverdachte [xxx] contact maken met een vrouw met een fiets. Verbalisanten zien dat zowel verdachte [xxx] als medeverdachte [xxx] met de hand onderling contact maken met deze vrouw. Verbalisant ziet dat deze vrouw om 11:44 uur wordt aangehouden te Deventer. Uit het procesverbaal van aanhouding blijkt dat [xxx] op woensdag 15 oktober om 11.45 uur is aangehouden te Deventer. Getuige [xxx] verklaart dat zij een blanke jonge jongen en medeverdachte [xxx] op 15 oktober 2008 zag lopen en vervolgens 2 bolletjes cocaïne kocht van de blanke jongen. Zij verklaart dat ze weet dat dit in opdracht is van medeverdachte [xxx]. Verder verklaart zij dat medeverdachte [xxx] nog twee of drie jongens voor hem heeft lopen die dealen.
f) Tijdens de observatie van 15 oktober 2008 zien de verbalisanten dat verdachte [xxx] en medeverdachte [xxx] vanaf 10:26 uur samen op pad zijn. Zij worden aangesproken door een jongen met een Turks uiterlijk die ze meeneemt een pand binnen. Zij zijn op dat moment in een Telefoonstore. Om 11:07 ziet de verbalisant dat verdachte [xxx] naar buiten komt lopen met een mobiele telefoon aan het oor. Enkele minuten later zien verbalisanten dat verdachte [xxx] wegfietst met een vrouw achter hem aan. Deze vrouw stond daarvoor te wachten bij het CWI. Verdachte [xxx] en de vrouw gaan samen in een telefooncel staan en komen daarna samen naar buiten. Verbalisant ziet dat de vrouw om 11:13 uur het CWI binnen gaat en korte tijd later weer naar buiten komt en vertrekt. De verbalisant ziet dat de vrouw om 11:23 uur wordt aangehouden te Deventer.
Uit het procesverbaal van aanhouding blijkt dat [xxx] op woensdag 15 oktober om 11:25 uur is aangehouden te Deventer. Vervolgens leggen verdachte [xxx] en medeverdachte [xxx] weer contact bij de Telefoonstore en verblijven zij tot het moment van hun beider aanhouding overwegend in elkaars aanwezigheid.
Getuige [xxx] verklaart dat zij op 15 oktober 2008 omstreeks 11 uur heeft gebeld en dat zij belde met een nummer gelijkend op 06 – [xxx]. Zij verklaart dat zij een Hollandse jongen aan de lijn kreeg, die zei dat ze naar het CWI moest komen. Ze verklaart dat ze 1 bolletjes cocaïne heeft gekocht. Ze verklaart dat ze bij het CWI naar binnen is geweest om naar het toilet te gaan. Geconfronteerd met een foto van verdachte [xxx] herkent zij hem als deze Nederlandse jongen. Tevens herkent zij het tapgesprek met nummer [xxx] en verklaart dat zij het heeft gevoerd. Dit gesprek is gedateerd op 15 oktober 11:07:58 uur.
g) Tijdens de observatie van 15 oktober 2008 om 09:59 uur zien de verbalisanten verdachte [xxx] contact maken met getuige [xxx] en twee onbekende personen. Zij zien dat verdachte [xxx] iets geeft aan één van de onbekende mannen. Verbalisanten zien dat getuige [xxx] om 10:12 uur wordt aangehouden op de [xxx] te Deventer. Uit het procesverbaal van aanhouding blijkt da[xxx] op woensdag 15 oktober om 10:15 uur is aangehouden op de [xxx] te Deventer.
Getuig[xxx] verklaart dat hij op 15 oktober 2008 het nummer 06 - [xxx] een dealer heeft gebeld. Hij verklaart dat hij met de dealer heeft afgesproken in de omgeving van de [xxx]. Hij verklaart drugs te hebben gekocht van een blanke jongen. Hij herkent verdachte [xxx] als zijnde de jongen van wie hij die ochtend drugs heeft gekocht. Getuige [xxx] verklaart dat hij 2 bolletjes bruin heeft gekocht. Hij herkent zichzelf als de beller in het telefoongesprek met tapnummer [xxx] en verklaart dat hij zichzelf in deze gesprekken voorstelt als Jopie. Dit gesprek is gevoerd op 15 oktober 2008 om 09:20:02.
Gelet op het feit dat getuigen [xxx], [xxx] en [xxx] kort na het afnemen van drugs van verdachte [xxx] zijn aangehouden en gelet op de door hen afgelegde verklaringen, is aannemelijk dat de drugs die zij op het moment van hun aanhouding aanwezig hadden, afkomstig zijn van de aankoop van verdachte [xxx].
De rechtbank is dan ook van oordeel dat bij vaststelling van de hoeveelheid drugs die verdachte [xxx] aanwezig had bij zijn aanhouding de hoeveelheid drugs die is aangetroffen bij voornoemde getuigen opgeteld dient te worden.
Op 15 oktober 2008 werden bij [xxx] 2 bolletjes heroïne, gewicht circa 0,4 gram aangetroffen. Bij [xxx] werd 1 bolletje cocaïne, gewicht circa 0,2 gram aangetroffen. Bij [xxx] werden 2 bolletjes cocaïne, gewicht 0,4 gram. Bij [xxx] werd 1 bolletje cocaïne, gewicht circa 0,1 gram aangetroffen.
Verbalisant [xxx] heeft met behulp van de daarvoor bestemde chemische drugs field test kit van de firma [xxx] te Breda de bij verdachte [xxx] aangetroffen drugs getest. Hij constateerde daarbij dat de testbuisjes van de lichtkleurige poeders verkleurden van helder wit naar helder blauw; hetgeen indicatief is voor de aanwezigheid van cocaïne. Het testbuisje met het bruinkleurige poeder verkleurde van wit naar paars; hetgeen indicatief is voor de aanwezigheid van heroïne.
Verdachte [xxx] heeft zowel tegenover de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij op 15 oktober 2008 drugs, zijnde heroïne en cocaïne bij zich had.
h) Verschillende getuigen verklaren dat er sprake is van een samenwerking tussen verdachte en de twee voornoemde medeverdachten:
- Getuige [xxx] verklaart dat hij een afspraak had met ‘de dealer’ en dat degene die hij aan de telefoon sprak om de afspraak te maken, niet dezelfde persoon was waarbij hij de heroïne heeft gekocht.
- Getuige [xxx] verklaart dat zij de dealer belt op telefoonnummer 06 – [xxx] en dat zij verdachte [xxx] deze telefoon beantwoordde en haar dezelfde dag drugs verkocht. Ze verklaart dat verdacht [xxx] voor twee donkere jongens werkt, waarbij zij medeverdachte [xxx] en medeverdachte [xxx] op de foto herkent als zijnde deze twee donkere jongens.
- Getuige [xxx] verklaart dat hij drugs kocht van medeverdachte [xxx] en van de jongens die bij hem horen. Hij herkent medeverdachte [xxx] en verdachte [xxx] op de foto.
Telefoonnummer 06 – [xxx]
Door verschillende getuigen is verklaard dat zij belden naar telefoonnummer 06 – [xxx] wanneer zij drugs wilden kopen. Uit deze verklaringen komt tevens naar voren dat het nummer door verschillende personen beantwoord werd, wat duidt op een samenwerking tussen verdachte [xxx] en medeverdachte [xxx]:
- Getuige [xxx] verklaart op 15 oktober 2008 dat hij op die dag met een dealer heeft gebeld. Hij verklaart dat het nummer waarop hij belt 06-[xxx] is. Hij verklaart verder dat degene die hij op 15 oktober 2008 aan de telefoon sprak een andere jongen was dan die hem die dag de heroïne verkocht. Geconfronteerd met enkele tapgesprekken op 15 oktober 2008 op dit nummer onder gespreksnummer [xxx], [xxx] en [xxx] verklaart hij dat hij zichzelf in de gesprekken herkent. Hij verklaart ten aanzien van het gesprek met gespreksnummer [xxx] dat hij de gebelde niet kent en dat deze niet zelf komt als hij hem belt. Hij heeft via dit nummer van “die blanke jongen”, die hij later aanwijst als verdachte [xxx] gekocht.
- Getuige [xxx] verklaart dat zij op 15 oktober 2008 omstreeks 11 uur de dealer heeft gebeld op iets met 06-[xxx]. Zij verklaart dat zij daarop een Hollandse jongen aan de lijn kreeg. Zij verklaart dat zij van deze jongen naar het CWI moest komen en dat zij van deze jongen drugs heeft gekocht. Zij herkent zichzelf in het tapgesprek met gespreksnummer [xxx], waarin een afspraak wordt gemaakt bij het CWI en wijst verdachte [xxx] aan als de jongen die zij op 15 oktober 2008 aan de telefoon heeft gehad en waarvan zij op 15 oktober 2008 drugs heeft gekocht.
- Getuige [xxx] verklaart dat het telefoonnummer van de dealer 06 – [xxx] is en verklaart dat hij de heroïne kocht bij medeverdachte [xxx] en dat hij denkt dat hij medeverdachte [xxx] aan de lijn krijgt op bovenstaande nummer.
- Getuige [xxxx] verklaart dat zij het nummer 06 – [xxx] belt wanneer zij drugs wil kopen en dat zij dit nummer heeft gekregen van medeverdachte [xxx].
- Getuige [xxx] verklaart dat hij het nummer 06 – [xxx] belt om heroïne en cocaïne te kopen. Hij verklaart dat hij altijd één van die jongens van [xxx] aan de telefoon krijgt, maar dat hij [xxx] zelf nooit aan de telefoon heeft gehad.
- Getuige [xxx] herkent medeverdachte [xxx] als de man bij wie hij cocaïne heeft gekocht en als degene die hij aan de telefoon kreeg als hij belde op nummer 06 – [xxx].
- Getuige [xxx] verklaart dat er een groep is die hoort bij een telefoonnummer dat hij belt als hij cocaïne wil kopen. Dat telefoonnummer is 06 – [xxx]. Hij verklaart dat hij de jongens aan de telefoon niet uit elkaar kon houden en dat ze volgens hem de telefoon aan elkaar door gaven. Hij verklaart dat medeverdachte [xxx] de jongen is die hem in contact bracht met twee andere jongens. Medeverdachte [xxx] heeft hem de eerste keer geholpen. Van hem heeft hij toen drugs gekregen. Van medeverdachte [xxx] heeft hij een briefje met een telefoonnummer gekregen. Bij de tweede deal kreeg hij van medeverdachte [xxx] (die hij herkent op een foto) het nummer 06 – [xxx].
- Getuige [xxx] verklaart dat het telefoonnummer dat hij belde als hij een afspraak wilde maken met de dealer om cocaïne te kopen 06 – [xxx] is. Hij verklaart dat dit telefoonnummer van [xxx] was. Hij verklaart dat hij de laatste tijd regelmatig met [xxx] aan de telefoon heeft gesproken om een afspraak te maken om cocaïne te kopen en dat [xxx] wel een receptionist lijkt. Verder verklaart hij dat [xxx] nooit zelf komt, maar dat hij andere jongens stuurt.
Uit de inhoud van de bovenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank de samenwerking tussen verdachte [xxx] en de medeverdachte [xxx] zo nauw en volledig, dat het wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte tezamen en in vereniging met genoemde medeverdachte -kort gezegd – opzettelijk heroïne en cocaïne heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan één of meer anderen en dat verdachte opzettelijk 3,2 gram heroïne en 4,5 gram cocaïne voor handen heeft gehad.
De periode
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de in de tenlastelegging genoemde periode niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte [xxx] verklaart dat hij voor het eerst drugs verkocht voor [xxx] in augustus 2008. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van getuige Bustamante Fuentes waarin zij verklaart dat ze “die blanke jongen vandaag voor het eerst zag.” en door het feit dat de andere getuigen verdachte [xxx] niet noemen en/of herkennen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij op 15 oktober 2008 in de gemeente Deventer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3,2 gram, van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of ongeveer 4,5 gram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2.
hij op verschillende tijdstippen in 1 augustus 2008 tot en met 15 oktober 2008 in de gemeente Deventer (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en een of meer ander(en), gebruikershoeveelheden, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of gebruikershoeveelheden, in elk geval, (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Van het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
1.
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 10 Opiumwet juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht.
2.
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
strafbaar gesteld bij artikel 10 Opiumwet juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
Er zijn ook geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
A. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen waarvan 152 dagen voorwaardelijk. Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte gedurende de proeftijd contact met de reclassering onderhoudt en zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens reclassering, ook als dit inhoudt een nadere diagnostiek en eventuele behandeling door een door de reclassering aan te wijzen forensische polikliniek, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
- Een werkstraf van 200 uur.
De officier van justitie heeft verder gevorderd dat het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.
Met betrekking tot de in beslag genomen goederen heeft de officier van justitie gevorderd dat de in beslag genomen drugs aan het verkeer zal worden onttrokken en de in beslag genomen gsm’s en het in beslag genomen geld verbeurd zullen worden verklaard.
B. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, kort en zakelijk weergegeven, onder meer aangevoerd dat hij zich refereert aan de bewezenverklaring, met uitzondering van de periode. De raadsman heeft aangevoerd dat de strafeis van de officier van justitie veel te hoog is. Verdachte [xxx] is gebruikt door medeverdachte [xxx]. De justitiële documentatie van verdachte [xxx] bevat weinig serieuze feiten. Hij heeft sinds december een baan als medewerker groenvoorziening en krijgt ondersteuning bij het maken van een passend plan voor zijn toekomst. De raadsman is van oordeel dat een werkstraf, in combinatie met een voorwaardelijke straf, met als voorwaarde, onder meer, verplicht reclasseringscontact de meest geëigende weg is.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden, waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die ter terechtzitting naar voren zijn gekomen en blijken uit de justitiële documentatie d.d. 13 januari 2009.
Drugsgebruik is schadelijk voor de volksgezondheid en dient daarom te worden bestreden. Handel in drugs is om die reden strafbaar gesteld. De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte zich gedurende een periode van twee en halve maand schuldig heeft gemaakt aan handel in drugs.
Volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting, vastgesteld door het Landelijk Overleg Voorzitters van Strafsectoren (LOVS) d.d. 31 oktober 2008 inzake opzettelijke overtreding van artikel 2, onder B van de Opiumwet, wordt voor het met enige regelmaat verkopen/afleveren/verstrekken van gebruikershoeveelheden harddrugs gedurende een periode van meer dan een maand, doch minder dan 3 maanden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd. De rechtbank houdt hierbij rekening met het feit dat weliswaar niet duidelijk is hoe frequent en hoe intensief verdachte bij deze handel betrokken is geweest, maar wel duidelijk is dat verdachte een relatief kleinere rol heeft gespeeld in de samenwerking dan medeverdachte [xxx]. De rechtbank houdt er verder rekening mee dat verdachte zich na zijn aanhouding positief heeft opgesteld en heeft meegewerkt aan het opsporingsonderzoek en bereid is hulp te zoeken ten aanzien van zijn drugsproblematiek. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij spijt heeft, handelde onder druk van financiële problemen en voornemens is op het rechte pad te blijven.
Voornoemde omstandigheden maken dat voor de bewezenverklaarde feiten, zowel uit een oogpunt als vergelding als vanwege de preventieve werking die van een straf dient uit te gaan, een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een werkstraf op zijn plaats is.
De rechtbank is van oordeel dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde voorwerpen te weten:
- 1 mobiele telefoon merk Nokia zilverkleurig;
- 1 mobiele telefoon merk Nokia kleur zwart;
- 1 mobiele telefoon merk Samsung, kleur zwart;
- 1 mobiele telefoon merk Nokia zilverkleurig;
- 4 keer 20,-;
- 6 keer 10,-;
- 3 keer 5,-;
- 9 keer 2 euro;
- 4 keer 1 euro;
- 4 keer 0,50 eurocent;
- 2 keer 0,20 eurocent;
- 5 keer 0,10 eurocent;
- 4 keer 0,05 eurocent,
dienen te worden verbeurdverklaard, omdat deze voorwerpen betreffen met behulp waarvan de bewezenverklaarde feiten zijn begaan of voorbereid en welke voorwerpen aan verdachte toebehoorden.
De rechtbank is van oordeel dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde drugs, te weten 14 bolletjes bruin en 21 bolletjes, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, omdat dit voorwerpen betreft welke van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, welke bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten zijn aangetroffen terwijl zij kunnen dienen tot het begaan of voorbereiden van soortgelijke feiten.
7. TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 152 dagen, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte gedurende de proeftijd contact met de reclassering onderhoudt en zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens reclassering, ook als dit inhoudt een nadere diagnostiek en eventuele behandeling door een door de reclassering aan te wijzen forensische polikliniek, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 100 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
De rechtbank verklaart verbeurd:
- 1 mobiele telefoon merk Nokia zilverkleurig;
- 1 mobiele telefoon merk Nokia kleur zwart;
- 1 mobiele telefoon merk Samsung, kleur zwart;
- 1 mobiele telefoon merk Nokia zilverkleurig;
- 4 keer 20,-;
- 6 keer 10,-;
- 3 keer 5,-;
- 9 keer 2 euro;
- 4 keer 1 euro;
- 4 keer 0,50 eurocent;
- 2 keer 0,20 eurocent;
- 5 keer 0,10 eurocent;
- 4 keer 0,05 eurocent.
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer: drugs, te weten 14 bolletjes bruin en 21 bolletjes.
Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. R.A.M. Elbers en E.M. de Veij Mestdagh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.M.A.T. van der Geest als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 maart 2009.
Mr. R.A.M. Elbers voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.