ECLI:NL:RBZLY:2009:BH5586

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
17 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.607006-09 (P)
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van parfum bij winkelbedrijf Douglas in Almere

Op 17 februari 2009 heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal. De verdachte, geboren op een onbekende datum en wonende te een onbekend adres, werd ervan beschuldigd op 2 januari 2009 in de gemeente Almere twee flesjes parfum te hebben gestolen bij winkelbedrijf Douglas. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting openbaar gehouden en kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B.E.M. van de Ven, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. D.G. Nagel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft tijdens de zitting een bekennende verklaring afgelegd, en er was een aangifteformulier van de winkeldiefstal ingediend door Douglas. De rechtbank concludeerde dat de tenlastelegging wettig en overtuigend kon worden bewezen, en heeft vastgesteld dat de verdachte de diefstal had gepleegd.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was op basis van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 8 weken geëist, terwijl de verdediging vroeg om een straf van 46 dagen, gelijk aan de tijd die de verdachte al in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank heeft uiteindelijk de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 46 dagen, met aftrek van voorarrest, en heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De rechtbank benadrukte het belang van begeleiding en behandeling voor de verslaving van de verdachte, maar besloot geen voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gezien het gebrek aan een verantwoord plan van aanpak van de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.607006-09 (P)
Uitspraak: 17 februari 2009
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
1. Onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft in het openbaar plaatsgevonden op 17 februari 2009. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.E.M. van de Ven en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. D.G. Nagel, advocaat te Almere en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. Tenlastelegging
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 januari 2009 in de gemeente Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee flesjes parfum/geuren, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Douglas, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering
4.1 Vaststaande feiten
Op 2 januari 2009 heeft verdachte twee geuren gestolen bij de Douglas in Almere.
4.2 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot voornoemde vaststaande feiten op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
• de bekennende verklaring van verdachte zoals ter terechtzitting van 17 februari 2009 afgelegd;
• het op 2 januari 2009 ingevulde aangifteformulier winkeldiefstal, inhoudende een aangifte namens winkelbedrijf Douglas in Almere.
4.3 Het standpunt van het Openbaar Ministerie en de verdediging
Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw van verdachte komen tot de conclusie dat hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.4 De Bewezenverklaring
Evenals de officier van justitie en de raadsvrouw acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 januari 2009 in de gemeente Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee flesjes parfum toebehorende aan winkelbedrijf Douglas.
5. Strafbaarheid
Het bewezene levert op: diefstal, strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
6. De strafoplegging
De officier van justitie, mr. B.E.M. van de Ven, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken, met aftrek van voorarrest. Zij heeft daarbij onder meer gelet op het strafrechtelijke verleden van verdachte en het feit dat verdachte heeft geprobeerd weg te komen toen hij werd aangehouden.
De verdediging het verzocht de op te leggen gevangenisstraf te beperken tot 46 dagen, het aantal dagen dat verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Zij heeft aangevoerd dat de totale waarde van de goederen € 159, 01 bedroeg en verdachte open en eerlijk is over hetgeen hij heeft gedaan. Bovendien wordt er hard gewerkt aan het vinden van zelfstandige woonruimte voor verdachte.
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Gelet op de documentatie van verdachte is dit niet de eerste keer dat hij zich schuldig maakt aan diefstal. Verdachte weet dat hij door zijn gedrag de maatschappij schade toebrengt, maar lijkt alleen oog te hebben voor zijn eigen geldelijk gewin.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijke verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Uit het rapport van Tactus d.d. 10 februari 2009 komt naar voren dat verdachte begeleiding en behandeling nodig heeft voor zijn verslaving. Klinische behandeling lijkt daarbij noodzakelijk. Echter, gezien het feit dat de reclassering niet heeft kunnen komen tot het opstellen van een kwalitatief verantwoord plan van aanpak zal de rechtbank geen voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank benadrukt dat het van groot belang is dat verdachte zich aan zijn afspraak met Tactus houdt en zich meldt bij de verslavingsreclassering om recidive te voorkomen.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing van de rechtbank berust op de artikelen 10, 27 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 46 dagen.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Het bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Aldus gewezen door mr. H. Manuel, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en H.M. Schaak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 februari 2009.
Mr. H. Manuel voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.