ECLI:NL:RBZLY:2009:BH5271

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
24 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/400282-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing en bedreiging met geweld in Zwolle met gebruik van een mes en imitatiepistool

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 24 februari 2009 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die op 30 oktober 2008 in Zwolle betrokken was bij een afpersing en bedreiging met geweld. De verdachte heeft in een trapportaal van een flat een slachtoffer gedwongen tot de afgifte van geld en heroïne door het tonen van een mes en het uiten van bedreigende woorden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het mes heeft getoond en het slachtoffer heeft vastgepakt, wat leidde tot de afgifte van 20 euro en ¾ gram heroïne. Daarnaast heeft de verdachte een tweede slachtoffer bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, wat ook door de rechtbank als bewezen werd beschouwd. De verdachte had ook een imitatiepistool bij zich, dat in beslag is genomen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan afpersing, bedreiging, verboden wapenbezit en opzetheling van een damesfiets. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.400282-08 (p)
Uitspraak: 24 februari 2009
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortejaar]
wonende [adres]
HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 februari 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B. van Haren, en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw van verdachte, mr. E.M. Devis, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
DE TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Hij op of omstreeks 30 oktober 2008 in de gemeente Zwolle, in een trapportaal van een flat, althans in een voor het publiek toegankelijke ruimte, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van geld en/of heroïne, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte:
- een mes uit zijn kleding heeft gepakt en/of (vervolgens) dat mes heeft geopend en/of (vervolgens) dat (geopende) mes aan die [slachtoffer] heeft getoond en/of (daarbij)
- opzettelijk dreigend die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: “Geef mij je geld”en/of “Je komt niet eerder weg voordat ik je geld heb” en/of “Geef mij je bruin”, althans woorden van soortgelijke strekking en/of aard en/of (daarbij)
die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of vastgehouden, teneinde die [slachtoffer] te beletten en/of belemmeren haar weg te vervolgen;
2.
hij op of omstreeks 30 oktober 2008 in de gemeente Zwolle [slachtoffer[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] gericht en/of gericht gehouden en/of (daarbij) opzettelijk dreigend die [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd: “Jullie moeten mij toch betalen”, althans woorden van soortgelijke strekking en/of aard;
3.
hij op of omstreeks 30 oktober 2008 in de gemeente Zwolle een wapen van categorie I onder 7 º, te weten een imitatiepistool (merk Air Gun, type CP6mm), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen en/of met een voor ontploffing bestemd voorwerp, voorhanden heeft gehad;
4.
hij in of omstreeks de periode van 28 juli 2008 tot en met 30 oktober 2008 in de gemeente Zwolle, in elk geval in Nederland, een damesfiets (merk Altra, kleur blauw, framenummer [xxx] heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die damesfiets wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij in of omstreeks de periode van 28 juli 2008 tot en met 30 oktober 2008 in de gemeente Zwolle, in elk geval in Nederland, een damesfiets (merk Altra, kleur blauw, framenummer [xxx] heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die damesfiets redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMIDDELEN EN BEOORDELING DAARVAN
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van feit 1 verwijst zij naar de aangifte en het feit dat het mes bij verdachte is aangetroffen. Voor feit 2 verwijst zij naar de aangifte en het feit dat verdachte –hetgeen hij zelf heeft bekend- het wapen op het moment van het ten laste gelegde bij zich droeg. Ten aanzien van feit 3 verwijst zij naar de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte. Tenslotte verwijst zij voor feiten 4 naar de omstandigheden dat verdachte de betreffende fiets zonder slot heeft gekocht van een onbekende.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de feiten 1, 2 en 4 niet wettig en overtuigend bewezen
kunnen worden en voor deze feiten derhalve vrijspraak dient te volgen.
Ten aanzien van feit 1 betoogt de raadsvrouw dat verdachte het mes slechts tevoorschijn
heeft gehaald ten behoeve van het heroïnegebruik en niet om daarmee te dreigen of dwang
uit te oefenen. Ook het vastgrijpen volgt onvoldoende uit de bewijsmiddelen. Verdachte
heeft slechts gebruik gemaakt van een ‘list’ door te refereren aan een eerder door [slachtoffer 1]
verrichte ripdeal. Daardoor is [slachtoffer 1] slechts overgehaald -niet gedwongen- om drugs
en geld af te geven. Ten aanzien van feit 2 betoogt de raadsvrouw dat alleen de aangifte van
[slachtoffer 2] hiervoor als bewijs kan dienen, hetgeen onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te
kunnen komen. Ten aanzien van feit 3 refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel
van de rechtbank. Nu verdachte verklaart dat zijn fiets een ‘Gazelle’ betreft heeft de
raadsvrouw betoogd dat feit 4, waarbij heling van een ‘Altra’ ten laste is gelegd, niet
bewezen kan worden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt met betrekking tot het bewijs het navolgende, op grond van de
hierna in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De vaststaande feiten
Verdachte en [xxx] [slachtoffer 1] bevonden zich op 30 oktober 2008 in een trapportaal van een flat in Zwolle waar zij drugs gebruikten . Verdachte wilde genoegdoening en vond dat [slachtoffer 1] hem wat moest geven aangezien hij helemaal berooid was.
Verdachte heeft tegen [slachtoffer 1] gezegd dat hij haar zou laten gaan als ze hem wat geld en heroïne zou geven, en dat hij er anders een zekere [naam] bij zou halen. Verdachte heeft hierbij gezegd: “Geef mij je geld”en “Je komt niet eerder weg voordat ik je geld heb” en “Geef mij je bruin”. Verdachte heeft een mes uit zijn kleding gehaald, geopend en op dat moment zichtbaar in handen gehad. [slachtoffer] heeft 20 € en ¾ gram heroïne aan verdachte overhandigd.
Het betoog van de raadsvrouw dat verdachte weliswaar een mes in handen had maar daarmee
geen dwang heeft uitgeoefend en [slachtoffer 1] niet zou hebben vastgepakt om haar het
weggaan te beletten, mist naar het oordeel van de rechtbank feitelijke grondslag en wordt om
die reden gepasseerd. Vast staat immers dat verdachte het mes heeft getoond en dat hij
[slachtoffer 1] pas heeft laten gaan nadat zij de heroïne en het geld heeft overhandigd. De
rechtbank acht daarbij passend het gestelde in de aangifte, namelijk dat verdachte
[slachtoffer 1] met zijn linker hand heeft vastgepakt op het moment dat hij in zijn rechter hand
het mes nog ter hoogte van de borst van [slachtoffer 1] vast had en dat hij haar daarmee
heeft bedreigd.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De vaststaande feiten
Op donderdag 30 oktober in Zwolle heeft [xxx] [slachtoffer 2] via een man (genaamd [xxx] of [xxx]) ,
aan een Antilliaanse jongen genaamd ‘[xxx]’, zijnde verdachte, 20 € gegeven in ruil voor
cocaïne. Verdachte heeft de cocaïne echter niet overhandigd en is hard weggefietst.
Verdachte had op dat moment een op een vuurwapen lijkend pistool bij zich en een mes.
Verdachte heeft gezegd “Jullie moeten mij toch betalen”.
Het betoog van de raadsvrouw dat er voor de bedreiging met het imitatiepistool
onvoldoende bewijs aanwezig is zal door de rechtbank worden gepasseerd. Verdachte
ontkent weliswaar de bedreiging, doch daartegenover ligt op dit punt een gedetailleerde
verklaring van aangever , waarbij hij de juiste kleur van het wapen noemt en het door de
verbalisant getoonde wapen van verdachte zegt te herkennen. De verklaring van aangever
wordt verder ondersteund door het feit dat [slachtoffer 2] de 20 € zonder tegenprestatie heeft afgegeven
en tevens door het feit dat verdachte het betreffende pistool op dat moment daadwerkelijk bij
zich had.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Vaststaande feiten
Bij verdachte is een imitatiepistool aangetroffen en in beslaggenomen. Het gaat om een wapen van het merk Air Gun series, type CP 6 mm, zwart van kleur met een lengte van 20 cm. Het is voor bedreiging en afdreiging geschikt. Derhalve is het een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie 1 onder 7 van de Wet Wapens en Munitie gelet op artikel 3 van het Reglement Wapens en Munitie.
Dat -zoals de raadsvrouw heeft opgemerkt- twee personen verklaren dat zij niet zijn afgeschrikt door het betreffende imitatiewapen toen verdachte dit aan hen toonde doet niet af aan het feit dat het wapen voor bedreiging en afdreiging geschikt is.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Vaststaande feiten
In de periode 28 juli tot en met 30 oktober heeft verdachte een blauwe damesfiets, waarvan
het slot was verwijderd, gekocht van iemand op straat waarvan verdachte de naam niet meer
weet en heeft deze meegenomen. [getuige] heeft verklaard een blauwe damesfiets van
het merk Altra, type Olympic, van verdachte te hebben geleend , en heeft deze fiets aan
verbalisant [naam] afgegeven. Op het achterspatbord zag de verbalisant een plaatje van fietshandelaar [naam]. Er is aangifte gedaan door [naam aangever] van diefstal, gepleegd op 28 juli 2008, van een blauwe damesfiets merk Altra Olympic, framenummer [xxx] welke is gekocht bij [naam] te Zwolle.
De rechtbank is van oordeel dat de stelling van verdachte dat de inbeslaggenomen blauwe
dames¬fiets niet dezelfde fiets is als de door verdachte op straat gekochte blauwe damesfiets
onvoldoende aannemelijk en verwerpt deze derhalve. Tegenover de gedetailleerde verklaring
van [getuige] heeft verdachte niet meer gesteld dan de enkele bewering dat het merk van de op
straat gekochte fiets anders was.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 tot en met 4
primair ten laste is gelegd met dien verstande dat
1.
Hij op 30 oktober 2008 in de gemeente Zwolle, in een trapportaal van een flat, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van geld en heroïne, toebehorende aan [slachtoffer], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte:
- een mes uit zijn kleding heeft gepakt en dat mes heeft geopend en vervolgens dat (geopende) mes aan die [slachtoffer] heeft getoond en
- opzettelijk dreigend die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: “Geef mij je geld”en “Je komt niet eerder weg voordat ik je geld heb” en “Geef mij je bruin”,
en daarbij die [slachtoffer] heeft vastgepakt en vastgehouden, teneinde die [slachtoffer] te beletten haar weg te vervolgen;
2.
hij op 30 oktober 2008 in de gemeente Zwolle [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] gericht en gericht gehouden en (daarbij) opzettelijk dreigend die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: “Jullie moeten mij toch betalen”;
3.
hij op 30 oktober 2008 in de gemeente Zwolle een wapen van categorie I onder 7 º, te weten een imitatiepistool (merk Air Gun, type CP6mm), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad;
4.
hij in de periode van 28 juli 2008 tot en met 30 oktober 2008 in de gemeente Zwolle, een damesfiets (merk Altra, kleur blauw, framenummer [xxx] heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die damesfiets wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezen verklaarde levert op:
1 Afpersing
strafbaar gesteld bij artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht
2 Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht
3 Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie,
strafbaar gesteld bij art. 55 eerste lid van de Wet wapens en munitie
4 Opzetheling
strafbaar gesteld bij artikel 416 Wetboek van Strafrecht
STRAFBAARHEID
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Dit levert het genoemde strafbare feit op.
Er zijn ook geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake het onder 1 tot en met 4 primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf van 18 maanden. Bij zijn eis heeft de officier laten meewegen dat verdachte een aanzienlijk strafblad heeft en dat hij zeer kort na zijn vrijlating opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat slechts feit 3 bewezen verklaard kan worden en pleit voor
een gevangenisstraf gelijk aan de duur het voorarrest.
Voor het geval de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt heeft de raadsvrouw
verzocht om een korte gevangenisstraf op te leggen, om verdachte de kans te geven te
resocialiseren. De slagingskans daarvan is in tegenstelling tot vorige veroordelingen groot,
nu verdachte een vriendin heeft die hem wil steunen en onderdak geven.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover tijdens het onderzoek gebleken.
De rechtbank zal bij de strafoplegging mede acht slaan op een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 2 december 2008.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing, bedreiging, verboden wapenbezit en opzetheling. Het gaat om ernstige feiten, waarbij afpersing en bedreiging een grote impact hebben op slachtoffers en samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. De rechtbank laat ten nadele van verdachte meewegen dat de feiten zijn gepleegd in de openbare ruimte. Ook het feit dat verdachte al anderhalve maand na de afronding van zijn vorige detentie ernstige strafbare feiten pleegt rekent de rechtbank verdachte aan. Dat verdachte het voornemen heeft om na detentie uit de drugsscene te stappen en een geheel nieuw leven te beginnen met een nieuwe relatie acht de rechtbank nastrevenswaardig. De rechtbank gaat echter niet mee met de raadsvrouw in haar betoog dat dit invloed dient te hebben op de strafmaat, mede gezien het feit dat de persoonlijke omstandigheden van verdachte daarvoor op dit moment te weinig houvast bieden.
De ernst van het bewezen verklaarde rechtvaardigt een onvoorwaardelijke detentie.
Daarbij heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat de verdachte zich, naast de bewezen verklaarde feiten, ook schuldig heeft gemaakt aan verboden wapenbezit met betrekking tot een opvouwbaar mes, een wapen van categorie IV, zoals valt af te leiden uit de overige ter kennisneming van de rechtbank gebrachte processen-verbaal van politie, welke zich in het onderhavige dossier bevinden, en zoals ook door de verdachte ter terechtzitting is bevestigd.
De rechtbank ziet – ondanks bovenstaande strafverzwarende omstandigheden- aanleiding om ten gunste van verdachte af te wijken van de eis van de officier, nu de impact op de slachtoffers weliswaar ernstig is, doch uit verklaringen blijkt dat de slachtoffers afkomstig zijn uit hetzelfde milieu als verdachte waardoor het aannemelijk is dat de impact minder groot zal zijn geweest dan gemiddeld het geval is bij dit soort ernstige delicten.
TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 91 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten zijn wettig en overtuigend bewezen en leveren de strafbare feiten op zoals hiervoor vermeld.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden
De rechtbank bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mr. E.M. de Veij Mestdagh, voorzitter, mrs. M.C.P. de Ridder en . L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.M.A.T. van der Geest als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 februari 2009.