ECLI:NL:RBZLY:2009:BH5149

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
5 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
434823 HA 09-4
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbindingsverzoek arbeidsovereenkomst afgewezen wegens onvoldoende ernstige verwijten aan instructeur

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 5 maart 2009 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van een werkgever tegen een werkneemster, die als instructeur werkzaam was. De werkgever verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:685 BW, omdat de werkneemster in de ogen van de werkgever onacceptabel gedrag had vertoond jegens leerlingen. De werkneemster had eerder, op 21 januari 2008, een incident gehad waarbij zij een leerlinge de oordopjes uit de oren trok, wat leidde tot een klacht. Op 15 oktober 2008 volgde een tweede incident waarbij zij een leerling in zijn nek pakte, wat de werkgever als ernstig beschouwde.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkneemster in haar functie van instructeur niet de juiste pedagogische vaardigheden had en dat zij onder moeilijke omstandigheden werkte. Ondanks de incidenten, oordeelde de kantonrechter dat het gedrag van de werkneemster niet zo ernstig was dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was. De kantonrechter vond dat de werkgever te snel het vertrouwen in de werkneemster had verloren en dat een minder ingrijpende maatregel, zoals een schriftelijke waarschuwing, meer op zijn plaats zou zijn geweest. De rechter wees het ontbindingsverzoek af en compenseerde de proceskosten, zodat beide partijen hun eigen kosten droegen.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de omstandigheden en het gedrag van werknemers, vooral in situaties waarin zij onder druk staan. De kantonrechter concludeerde dat de werkneemster niet de intentie had om leerlingen te schaden en dat haar excuses voor de incidenten oprecht waren. De uitspraak is een belangrijke reminder voor werkgevers om niet te snel tot ontbinding van arbeidsovereenkomsten over te gaan zonder de context en de achtergrond van het gedrag van werknemers in overweging te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknr. : 434823 HA VERZ 09-4
datum : 5 maart 2009
Beschikking op een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst
in de zaak van:
de stichting
[WERKGEVER],
gevestigd te [vestigingsplaats],
verzoekende partij, verder te noemen ‘[werkgever]’,
gemachtigde mr. M.F.H.M. van Haastert, advocaat te Zwolle
tegen
[WERKNEEMSTER],
wonende te [woonplaats],
verwerende partij, verder te noemen ‘[werkneemster]’,
gemachtigde mr. A.A.M. van der Zandt, regiojurist bij ABVAKABO FNV te Deventer.
De procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift
- het verweerschrift
- de producties.
De mondelinge behandeling is gehouden op 12 februari 2009.
Verschenen zijn:
- mevrouw [L] (verder te noemen ‘[L]’) en mevrouw [P] (verder te noemen ‘[P]’), directieleden van [werkgever]
- [werkneemster] en haar echtgenoot
- beide gemachtigden.
Het geschil
[werkgever] heeft verzocht de arbeidsovereenkomst met [werkneemster] op de voet van artikel 7:685 BW te ontbinden wegens een verandering in de omstandigheden, zonder toekenning van een billijke vergoeding.
[werkneemster] heeft dit verzoek tegengesproken, primair verzocht om afwijzing van het verzoek, subsidiair verzocht om het verzoek op neutrale gronden toe te wijzen onder toekenning van een billijke vergoeding.
De vaststaande feiten
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist, mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden, het volgende vast.
a. [werkneemster], geboren op [datum], is op [datum] in dienst getreden bij [werkgever] als managementassistente. Per 2 maart 2006 is [werkneemster] vanwege arbeidsongeschiktheid uitgevallen. In september 2007 is zij begonnen aan haar re-integratie. Zij heeft uiteindelijk op 5 februari 2008 haar dienstverband voortgezet in de voor haar nieuwe functie van ‘instructeur’. In die hoedanigheid was [werkneemster] laatstelijk werkzaam tegen een salaris van € 2.524,- bruto per maand.
b. [werkneemster] hield in haar hoedanigheid van instructeur toezicht op het Onderwijs Leerlingen Centrum (verder te noemen ‘OLC’). Het OLC bestaat uit twee lokalen met 40 computers, waarop leerlingen zelfstandig kunnen werken. Het kantoor van waaruit [werkneemster] toezicht hield, is gelegen tussen de twee lokalen in. Vanuit dit kantoor verzorgde [werkneemster] tevens de uitgifte van laptops, camera’s en lesmaterialen aan leerlingen. Zij heeft voor het uitoefenen van deze functie geen specifieke training gevolgd.
c. Op 21 januari 2008 heeft [werkneemster] bij een leerlinge (naam leerlinge) de oordopjes van een MP3-speler uit de oren getrokken, waarbij zij tevens een oorbel heeft meegetrokken. [werkneemster] heeft daarvoor dezelfde dag haar excuses aangeboden aan de leerlinge. De leerlinge heeft over het voorval op 25 januari 2008 een klachtbrief geschreven aan de directie. Op 12 februari 2008 is deze klachtbrief door [L] en [P] besproken met [werkneemster]. Op 5 maart 2008 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [P], [werkneemster] en de betrokken leerlinge. Op 6 maart 2008 heeft [werkneemster] [P] per e-mail de aantekeningen gestuurd die zij heeft gemaakt naar aanleiding van het gesprek van 12 februari 2008. Daarin geeft [werkneemster] haar visie op het voorval en verzoekt ze [P] de aantekeningen toe te voegen aan het dossier. Voorts heeft [werkneemster] op 6 maart 2008 schriftelijk haar excuses aangeboden aan de betrokken leerlinge.
d. Op 15 oktober 2008 heeft [werkneemster] een leerling (naam leerling) in zijn nek gepakt, alsmede hem daarbij (onbewust) gekrabd. [leerling] heeft over dit voorval een (ongedateerde) schriftelijke verklaring afgelegd. [werkneemster] heeft naar aanleiding van een gesprek met de directie op 16 oktober 2008 een verslag gemaakt, waarin ze haar visie op het incident geeft. Dit verslag is gedateerd 16 oktober 2008 en gecorrigeerd op 27 oktober 2008 tijdens een gesprek met de directie. Tijdens dat gesprek heeft de directie [werkneemster] laten weten dat het in het kader van een veilig schoolklimaat onacceptabel en niet verantwoord is dat zij tot twee keer toe een student in onveiligheid heeft gebracht.
e. Naar aanleiding van het incident van 15 oktober 2008 heeft de directie [werkneemster] geschorst. Deze schorsing duurt tot op heden voort.
Het verzoek en het daartegen gevoerde verweer
[werkgever] heeft ter onderbouwing van haar verzoek het volgende – kort samengevat – aangevoerd. [werkgever] heeft het nodige gedaan om er voor te zorgen dat [werkneemster] bij haar re-integratie in een andere, voor haar geschikte functie kon terugkeren. [werkneemster] is bij de re-integratie zorgvuldig door [werkgever] begeleid. Stilgestaan is bij de omstandigheid dat [werkneemster] soms moeite had met de ‘brutale bekjes van de deelnemers’. [werkneemster] heeft een (herhaald) aanbod tot het volgen van een specifieke training met betrekking tot de communicatie met leerlingen van de hand gewezen. [werkgever] verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van de omstandigheid dat [werkneemster] op 15 oktober 2008 een leerling agressief en pijnlijk heeft bejegend. Hierdoor is het vertrouwen dat [werkgever] in [werkneemster] behoort te kunnen stellen ernstig en blijvend geschaad, temeer nu zich in januari 2008 een soortgelijk incident heeft voorgedaan. De wijziging van omstandigheden is dan ook niet aan [werkgever], maar geheel aan [werkneemster] toe te rekenen.
[werkneemster] heeft tot haar verweer – eveneens kort samengevat – het volgende aangevoerd. Zij wijst erop dat zij aanvankelijk in dienst is getreden bij [werkgever] als managementassistente ten behoeve van [L] en dat zij altijd naar behoren heeft gefunctioneerd. Ook de switch naar de functie van instructeur beviel haar goed. Volgens [werkneemster] groeide ze in haar nieuwe functie, hoewel zij deze moest uitoefenen onder moeilijke omstandigheden. [werkneemster] stelt dat zij, ondanks dat ze meerdere malen intern heeft aangegeven dat leerlingen haar hebben uitgescholden, vastgepakt en geduwd, nauwelijks steun heeft gekregen van haar werkgever. [werkneemster] geeft aan de incidenten van 21 januari 2008 en 15 oktober 2008 in hoge mate te betreuren. Eveneens betreurt zij de omstandigheid dat de voorgeschreven interne procedure inzake de afhandeling van klachten niet is gevolgd, alsmede dat zij niet de kans heeft gekregen een verzoenend gesprek te voeren met [leerling]. Zij stelt dat zij nimmer de opzet heeft gehad leerlingen te verwonden of te intimideren.
De beoordeling
1.
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.
2.
Omtrent de vraag of sprake is van een verandering van omstandigheden die van dien aard is, dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen behoort te eindigen, wordt het volgende overwogen.
3.
Vast staat dat [werkneemster] circa 6 jaar bij [werkgever] in dienst is. Niet is gebleken dat [werkneemster] voor het incident op 21 januari 2008 aanleiding tot klachten over haar functioneren heeft gegegeven. [werkneemster] is thans [X] jaar oud. Zij is, voordat zij de voor haar nieuwe functie van instructeur is gaan uitoefenen, circa 30 jaar als managementassistente/directiesecretaresse werkzaam geweest.
4.
Voor wat betreft het voorval op 21 januari 2008 staat, op grond van de stellingen van partijen, de verklaring van de betrokken leerlinge en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling, vast dat de leerlinge, in strijd met de huisregels van het OLC, de website Hyves.nl heeft bezocht en haar e-mail heeft gelezen en dat [werkneemster] de leerlinge meerdere malen heeft verzocht daarmee te stoppen. De leerlinge heeft op deze verzoeken niet gereageerd. [werkneemster] heeft daarop geprobeerd de oordopjes van de MP3-speler van de leerlinge uit haar oren te halen door aan de bedrading van die oordopjes te trekken. Daarbij heeft zij tevens een oorbel bij de leerlinge uit het oor getrokken. De kantonrechter ziet geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van [werkneemster] dat zij, toen zij probeerde de oordopjes van de betrokken leerlinge uit de oren te verwijderen, per ongeluk een oorbel uit het oor van de leerlinge heeft getrokken. [werkneemster] heeft daarvoor onmiddellijk haar excuses aangeboden. Verder heeft op 5 maart 2008 een gesprek plaatsgevonden tussen [P], [werkneemster] en de betrokken leerlinge, waarna [werkneemster] op 6 maart 2008 wederom (maar nu schriftelijk) haar excuses aan de betrokken leerlinge heeft aangeboden. Daarmee was, zoals [werkgever] zelf in haar verzoekschrift aangeeft, “de kwestie afgedaan”.
5.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat het voorval van 21 januari 2008 geen rol van betekenis kan spelen bij de beantwoording van de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen dient te eindigen. De vraag is dan ook of het verwijt dat [werkneemster] ten aanzien van het voorval van 15 oktober 2008 te maken valt, dermate ernstig is dat het een verandering van omstandigheden oplevert die van dien aard is, dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen behoort te eindigen.
6.
Blijkens de schriftelijke verklaring van [werkneemster] van 16 oktober 2008 heeft zij op 15 oktober 2008 getracht een groep jongens die gebruik maakte van printers in het OLC en daarbij veel lawaai maakte, tot rust te manen. Toen dit niet lukte en zij zelfs een grote mond kreeg van een aantal van die jongens, heeft zij [leerling] in zijn nek gepakt en hem daarbij onbewust gekrabd. [werkneemster] geeft in haar verklaring aan dat zij voelde dat zij verkeerd bezig was en [leerling] daarom meteen heeft gezegd dat hij naar de directie moest gaan. In de schriftelijke verklaring heeft zij verder geschreven: “Wat ik [leerling] heb aangedaan spijt me verschrikkelijk en ik hoop dat ik de kans krijg om hem dit te vertellen.” Tijdens de mondelinge behandeling heeft [werkneemster] hieraan nog toegevoegd dat het op 15 oktober 2008 voelde alsof er ‘een stel hyena’s om haar heen stond’ en dat het haar op een gegeven moment ‘zwart voor de ogen werd’. Deze door [werkneemster] weergegeven gang van zaken is door [werkgever] niet (gemotiveerd) weersproken, zodat van de juistheid hiervan kan worden uitgegaan.
7.
Gelet op hetgeen hiervoor onder r.o. 6 is overwogen, staat vast dat [werkneemster] op 15 oktober 2008 over de schreef is gegaan. Van haar mocht immers, in haar functie van instructeur, worden verwacht dat zij zich – ook in probleemsituaties die zich kunnen voordoen in de omgang met (puberende) leerlingen – zou beheersen. Van [werkgever] kan niet worden gevraagd dat zij dergelijk gedrag accepteert. Daarbij is van belang dat [werkneemster] in haar functie van instructeur een verantwoordelijke - en tevens voorbeeldfunctie heeft ten opzichte van de leerlingen die zij begeleidt. [werkgever] dient dan ook een zeker vertrouwen in [werkneemster] te kunnen stellen.
8.
Anders dan [werkgever] is de kantonrechter evenwel van oordeel dat het, in de omstandigheden van dit geval, te ver zou voeren de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter is van oordeel dat [werkgever] te snel alle vertrouwen in [werkneemster] heeft verloren. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat [werkneemster] niet het oogmerk heeft gehad Davey te mishandelen. Zij heeft hem enkel stevig in zijn nek gepakt. Bovendien moet haar gedrag worden bezien tegen de achtergrond dat zij geen pedagogische opleiding heeft genoten en tot september 2007 geen enkele ervaring had met het omgaan met (puberende) leerlingen. Voorts acht de kantonrechter het van belang dat [werkneemster] direct heeft ingezien dat zij fout heeft gehandeld en dat zij daarvoor haar excuses heeft aangeboden.
9.
Gelet op het voorgaande was het over het voorval van 15 oktober 2008 aan [werkneemster] te maken verwijt in de gegeven omstandigheden naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende ernstig om haar te schorsen en naar een beëindiging van de arbeidsrelatie te streven. [werkgever] had dienen te kiezen voor een minder vergaande arbeidsrechtelijke maatregel zoals bijvoorbeeld een schriftelijke waarschuwing met een daaraan verbonden laatste kans, eventueel in combinatie met het verplicht volgen van een training in het omgaan met (puberende) leerlingen, waartoe [werkneemster] overigens bereid is.
10.
Het vorenstaande leidt ertoe dat het verzoek tot ontbinding moet worden afgewezen.
11.
De kantonrechter zal de proceskosten op de hierna genoemde manier compenseren.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst het ontbindingsverzoek af;
- compenseert de proceskosten zo, dat partijen hun eigen kosten dragen.
Aldus gegeven door mr. C.H. de Haan, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 5 maart 2009, in tegenwoordigheid van de griffier.