ECLI:NL:RBZLY:2009:BH4052
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Heropening van het onderzoek naar kinderporno en vormverzuim in strafzaak
In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van verschillende strafbare feiten, waaronder het bezit van kinderporno en mishandeling, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad op 19 februari 2009 uitspraak gedaan. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 18 november 2008, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.H. Broeksema. Tijdens deze zitting werd besloten tot heropening van het onderzoek om een proces-verbaal van de politie van 25 januari 2007 aan het dossier toe te voegen. De verdachte was afwezig bij de hervatting van het onderzoek op 5 februari 2009, waar mr. Elbers werd vervangen door mr. Louter. De rechtbank oordeelde dat de beslissingen in deze zaak genomen moesten worden door de rechters die op 18 november 2008 aanwezig waren.
De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de bevelen tot het opnemen van communicatie niet aan de wettelijke eisen voldeden, maar dat dit geen vormverzuim opleverde dat de belangen van de verdachte schaadde. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking door de rechter-commissaris rechtmatig was, ondanks de aanvankelijke afwezigheid van het proces-verbaal. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte niet kon worden aangemerkt als medepleger van de misdrijven, omdat hij zich had gedistantieerd van de plaats delict en geen wezenlijke bijdrage had geleverd aan de uitvoering van het misdrijf.
De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 180 uren en een gevangenisstraf van 2 maanden, die niet tenuitvoergelegd zou worden, tenzij de verdachte zich binnen een proeftijd van 2 jaar opnieuw schuldig maakte aan een strafbaar feit. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten zich hadden voorgedaan en de persoon van de verdachte, die niet eerder strafrechtelijk was veroordeeld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een aantal ten laste gelegde feiten, maar achtte de bewezenverklaring van andere feiten wel gerechtvaardigd.