ECLI:NL:RBZLY:2009:BH4046

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
10 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/400262-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van poging tot doodslag met mes

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad op 10 februari 2009 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk steken van een persoon met een mes op 16 oktober 2008 in Zwolle. De officier van justitie, mr. D. Sarian, had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden. Tijdens de zitting werd echter duidelijk dat er onvoldoende bewijs was voor de opzet van de verdachte om het slachtoffer te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer en getuigen niet voldoende waren om de beschuldigingen te onderbouwen. De verdachte had verklaard dat hij het mes alleen had gepakt om te dreigen en niet om daadwerkelijk te steken. De rechtbank achtte deze verklaring aannemelijk en concludeerde dat er geen opzet was, noch dat de verdachte zich blootstelde aan de aanmerkelijke kans dat er ernstige gevolgen zouden optreden. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij werd niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering, aangezien de verdachte van het feit werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.400262-08
Uitspraak: 10 februari 2009
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortejaar]
wonende te [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.H. van Meurs, advocaat te Kampen.
De officier van justitie, mr. D. Sarian, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte tot:
- een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, proeftijd 2 jaren met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, hem te geven door of namens de reclassering, ook indien dit inhoudt een behandeling bij de AFPN.
Bij beslissing van 30 januari 2009 heeft de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
Hij op of omstreeks 16 oktober 2008 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam] van het leven te beroven, met dat opzet die [naam] krachtig met een mes in diens (onder)rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 oktober 2008 in de gemeente Zwolle aan een persoon genaamd [naam], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (steekwond (onder)rug), heeft toegebracht, door deze opzettelijk krachtig met een mes in de onderrug te steken;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 oktober 2008 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [naam] krachtig met een mes in de (onder)rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
BEWIJS
De verdachte dient van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte opzettelijk krachtig met een mes in de onderrug heeft gestoken, zoals ten laste is gelegd. Het slachtoffer verklaart weliswaar dat hij in de rug is gestoken, maar heeft dit zelf niet gezien. Hij legt slechts een verklaring af over de wijze waarop hij vermoedt dat het gegaan is. Geen van de getuigen heeft verdachte zien steken met het mes, noch hem daarmee stekende bewegingen zien maken. De moeder van verdachte verklaart bovendien dat zij ervan overtuigd is dat het slachtoffer in het mes is gelopen tijdens het gevecht. Ook verdachte verklaart dat hij niet, althans niet bewust, in de rug van het slachtoffer heeft gestoken en dat het een ongeluk was.
Vast is komen te staan dat verdachte door zijn beide broers werd belaagd en meerdere malen heeft getracht om uit de buurt van de broers te komen door de woning te verlaten en, toen dit verhinderd werd, naar de keuken is gegaan. In de keuken werd hij klem gezet. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het mes ter hand heeft genomen omdat hij hoopte dat zijn broers afstand zouden nemen en dat hij het mes slechts wilde gebruiken om mee te dreigen, om de vechtpartij te stoppen en te voorkomen dat hij in elkaar geslagen zou worden. De rechtbank acht deze verklaring aannemelijk. Uit geen van de bewijsmiddelen valt naar het oordeel van de rechtbank af te leiden dat verdachte willens en wetens het slachtoffer heeft willen doden of (zwaar) lichamelijk letsel heeft willen toebrengen, noch dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat een dezer gevolgen zou intreden.
De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte nimmer de opzet (ook niet in voorwaardelijke zin) heeft gehad om zijn broer dood te steken of lichamelijk letsel toe te brengen en dat verdachte van het tenlastegelegd dient te worden vrijgesproken.
Benadeelde partij
De benadeelde partij [naam] te [naam] zal in zijn vordering niet ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte van het feit als gevolg waarvan die benadeelde partij [naam] schade zou hebben geleden zal worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [naam] in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. A.J. Louter, voorzitter, mrs. F. Koster en E.M. de Veij Mestdagh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.M.A.T. van der Geest als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 februari 2009.