ECLI:NL:RBZLY:2008:BY8883

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
16 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/993001-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedrieglijke bankbreuk door bestuurder van een failliete B.V. met ernstige gevolgen voor schuldeisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 16 december 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als bestuurder van een failliete B.V. is beschuldigd van bedrieglijke bankbreuk. De verdachte, geboren in 1949, heeft in de periode van 8 mei 2003 tot en met 8 oktober 2003 aanzienlijke geldbedragen onttrokken aan de boedel van de failliete rechtspersoon, met als doel de rechten van schuldeisers te benadelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opdracht heeft gegeven voor deze verboden gedragingen en feitelijke leiding heeft gegeven aan de onttrekking van geldbedragen, die in totaal opliepen tot 186.744,87 euro.

De tenlastelegging omvatte twee feiten van bedrieglijke bankbreuk, waarbij de verdachte zowel als bestuurder van de B.V. als in zijn privéhoedanigheid handelde. De rechtbank oordeelde dat de bewezen verklaarde feiten een ernstige aantasting van de integriteit van het financiële en economische verkeer vormden. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan laakbaar gedrag, waarbij hij excessieve geldbedragen heeft onttrokken aan de boedel van de failliete B.V., wat heeft geleid tot de ondergang van het bedrijf en aanzienlijke schade voor de voormalige aandeelhouder en diverse crediteuren.

De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is als bijzondere voorwaarde gesteld dat de verdachte binnen 4 maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis de verplichting tot terugbetaling aan de gedupeerden zal nakomen, zoals vastgesteld in een civiel vonnis van de rechtbank Utrecht. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de betrokkenen zwaar laten meewegen in haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr.: 07/993001-08
Uitspraak: 16 december 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren op [1949, te plaats],
wonende althans ingeschreven te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 2 december 2008. De verdachte is niet in persoon verschenen en is ter terechtzitting verdedigd door mr. M.G. Vos, advocaat te Utrecht, die heeft verklaard daartoe uitdrukkelijk te zijn gemachtigd.
De officier van justitie, mr. J.W. Bollen, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde tot gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte binnen 4 maanden na het onherroepelijk worden van het door de rechtbank in het in de onderhavige zaak te wijzen vonnis de verplichting zal nakomen waartoe hij als privépersoon is veroordeeld in het civiele vonnis van de rechtbank Utrecht d.d. 24 november 2004, rolnummer 172020/HAZA 04-104.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
BEWIJS
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1. [bedrijf 1] B.V. op tijdstippen in de periode van 8 mei 2003 tot en met 8 oktober 2003 in de gemeente Weesp en/of elders in Nederland, terwijl deze rechtspersoon bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Zwolle van 8 oktober 2003 in staat van faillissement was verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeisers de navolgende goederen, te weten geldbedragen tot een totaal van 186.744,87
euro aan de boedel heeft onttrokken door:
- in totaal 134.411,96 euro over te laten boeken/schrijven onder meer op bankrekeningen van hem, verdachte en/of van rechtspersonen waarvan verdachte (in)direct bestuurder/aandeelhouder was, althans van aan hem, verdachte, gelieerde rechtspersonen en/of van zijn, verdachtes, partner en/of haar ouders en
- 500 euro per kas en in totaal 10.520,11 euro via een geldautomaat op te (laten) nemen, en
- in totaal 15.430 euro te (laten) storten op bankrekeningen in Zwitserland, en
- 25.882,50 euro over te (laten) boeken/schrijven aan ING car lease,
zulks terwijl hij, verdachte, tot voren omschreven feiten opdracht heeft gegeven en aan die verboden gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven;
2. [bedrijf 2] B.V. in de periode van 15 augustus 2003 tot en met 8 oktober 2003 in de gemeente Weesp en/of elders in Nederland, als bestuurder van een rechtspersoon, te weten [bedrijf 1] B.V., terwijl deze rechtspersoon bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Zwolle van 8 oktober 2003 in staat van faillissement was verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeisers, de navolgende goederen, te weten geldbedragen, aan de boedel heeft onttrokken door:
- geldbedragen over te (laten) boeken/schrijven onder meer op bankrekeningen van hem, verdachte en van zijn, verdachtes, partner, en
- (500 euro) per kas via een geldautomaat op te laten nemen, en
-(25.882,50 euro) over te (laten) boeken/schrijven aan ING car lease,
zulks terwijl hij, verdachte, tot voren omschreven feiten opdracht heeft gegeven en aan die verboden gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven.
Van het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Feit 1:
Bedrieglijke bankbreuk, terwijl het feit wordt begaan door een rechtspersoon en
terwijl hij, verdachte, tot het feit opdracht heeft gegeven en feitelijke leiding heeft
gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 341 jo. 51 van het Wetboek van Strafrecht;
Feit 2:
Bedrieglijke bankbreuk, gepleegd als bestuurder van een rechtspersoon,
meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 343 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten dezelfde feiten betreffen die door de omstandigheden waaronder het wordt gepleegd onder meer dan één strafbepaling vallen en dat er sprake is van eendaadse samenloop, als bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank zal derhalve met betrekking tot die feiten slechts één strafbepaling toepassen.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een langdurige, deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. De omstandigheid dat verdachte een blanco strafblad heeft doet daaraan onvoldoende af.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat de bewezen verklaarde gedragingen van de verdachte een ernstige aantasting vormen van de integriteit van het financiële en economische verkeer. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte binnen korte tijd na zijn aantreden als feitelijk en formeel leidinggevende van [bedrijf 1] B.V. ([afkorting bedrijf 1]) op onverantwoorde wijze excessieve geldbedragen heeft onttrokken aan de boedel van voornoemd bedrijf met de ondergang van dat bedrijf als gevolg. Ten gevolge van verdachtes handelwijze is voorts [slachtoffer], via [bedrijf 3] en [bedrijf 4] B.V. voormalig aandeelhouder van [afkorting bedrijf 1], financieel en daardoor ook sociaal-maatschappelijk geruïneerd, en zijn diverse crediteuren ernstig benadeeld. Verdachte is daarbij voornamelijk uit geweest op zijn eigen gewin. De verdachte heeft aldus zeer laakbaar gehandeld.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 2 september 2008.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c en 14d van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 12 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte binnen 4 maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis de verplichting zal nakomen waartoe hij als privépersoon is veroordeeld in het civiele vonnis van de rechtbank Utrecht d.d. 24 november 2004, rolnummer 172020/HAZA 04-104, te weten:
- betaling aan [slachtoffer], wonende te [adres], van een bedrag groot
€ 112.860,--;
- betaling aan [slachtoffer] voornoemd van de kosten van voornoemd geding, tot op de dag van uitspraak begroot op € 3.931,20 aan verschotten en op € 5.000,00 aan salaris.
Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 december 2008.