ECLI:NL:RBZLY:2008:BI2391

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
5 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
148043 / KG ZA 08-372 - 2
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woonverbod in verband met seksueel misbruik van een minderjarige

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad, hebben eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. D.H. Sloof, een woonverbod geëist voor gedaagde, die in de nabijheid van hun minderjarige zoon [A] woont. De zaak is een vervolg op een eerder vonnis (LJN BH2398) en betreft de psychische schade die [A] lijdt door de aanwezigheid van gedaagde in zijn woonomgeving. De voorzieningenrechter heeft in een tussenvonnis van 4 september 2008 geoordeeld dat gedaagde niet onrechtmatig handelt door in zijn woning te blijven, maar dat zijn verblijf daar wel onrechtmatig is gezien de psychische schade die dit voor [A] met zich meebrengt. Gedaagde kreeg de gelegenheid om binnen twee maanden andere woonruimte te vinden, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagde onvoldoende inspanningen heeft geleverd om dit te realiseren. In de beslissing van 5 november 2008 heeft de voorzieningenrechter het gevorderde woonverbod toegewezen, met een dwangsom van EUR 250 per dag voor het geval gedaagde in strijd handelt met het verbod. Tevens is gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van eisers zijn begroot op EUR 1.243,44. Het vonnis is uitgesproken door mr. G. van Rijssen en mr. J.W.F. Houthoff, in aanwezigheid van griffier mr. M. Weistra.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 148043 / KG ZA 08-372
Vonnis in kort geding van 5 november 2008
in de zaak van
1. [eiser],
wonende te [woonplaats],
2. [eiseres],
wonende te [woonplaats],
optredend namens zichzelf en in hun hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van hun minderjarige zoon
[A]
eisers,
advocaat mr. D.H. Sloof,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. E.J.H. van Lith te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 september 2008;
- de brief van [gedaagde] d.d. 27 oktober 2008;
- de brief van [eisers] d.d. 28 oktober 2008.
1.2. Ten slotte is eindvonnis bepaald.
2. De beoordeling
2.1. Bij (tussen)vonnis van 4 september 2008 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de omstandigheid dat [gedaagde] is teruggekeerd in zijn huidige woning op zichzelf genomen niet onrechtmatig is, maar dat de omstandigheid dat [gedaagde] in zijn woning blijft wonen terwijl hij weet dat daardoor aan [A] psychisch leed wordt toegevoegd doordat zijn herstel onmogelijk c.q. vertraagd wordt, wel onrechtmatig is. De voorzieningenrechter heeft de procedure voor de duur van twee maanden aangehouden om [gedaagde] de gelegenheid te bieden andere woonruimte te vinden. Daarbij heeft de voorzieningenrechter overwogen dat [gedaagde] gezien de ontstane situatie al het mogelijke in het werk dient te stellen en niet kieskeurig behoort te zijn in zijn keuze van vervangende woonruimte. Ook als die vervangende woonruimte niet voldoet aan alle normaal gesproken door [gedaagde] gewenste vereisten zoals een woning op de begane grond zal hij daarmee genoegen dienen te nemen.
2.2. Bij brief van 27 oktober 2008 heeft [gedaagde] de rechtbank bericht dat hij via Woningstichting GoedeStede probeert een andere woning te krijgen. [gedaagde] verwacht binnen een maand een andere woning te hebben en verzoekt de voorzieningenrechter dan ook de zaak nog enkele weken aan te houden.
2.3. Bij brief van 28 oktober 2008 hebben [eisers] de voorzieningenrechter bericht dat zij de acties van [gedaagde] volstrekt ontoereikend vinden. Alleen al in de regio [woonplaats] zijn tien woningcorporaties actief, terwijl [gedaagde] zich alleen bij Woningstichting GoedeStede heeft ingeschreven. [eisers] zijn van mening dat [gedaagde] zich kennelijk onvoldoende bewust is van de onhoudbaarheid van de huidige situatie en het extra leed dat daardoor voor [A] en [eisers]
2.4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de door [gedaagde] gestelde inspanningen om andere woonruimte te vinden niet overeenkomen met de door de voorzieningenrechter in rov. 2.1. gegeven aanwijzingen. Uit de door [gedaagde] overgelegde stukken volgt dat [gedaagde] zich enkel bij Woningstichting GoedeStede heeft ingeschreven en slechts eenmaal via Woningnet betreffende drie woningen heeft gereageerd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het op de weg van [gedaagde] had gelegen om zijn zoekgebied zo breed mogelijk te houden door zich bij meerdere woningcorporaties in te schrijven in en buiten [woonplaats]. Temeer nu [gedaagde] ter zitting heeft verklaard geen verdere binding met [woonplaats] te hebben. Met [eisers] is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagde] kennelijk de ernst van de situatie niet in ziet en dat hij onvoldoende probeert de schade voor [A] en [eisers] te beperken. De voorzieningenrechter zal het door [eisers] gevorderde woonverbod dan ook toewijzen.
2.5. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
2.6. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 85,44
- vastrecht EUR 254,00
- salaris advocaat EUR 904,00
Totaal EUR 1.243,44
3. De beslissing
De voorzieningenrechter
3.1. verbiedt [gedaagde] om vanaf één maand na de betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te [woonplaats] te bewonen,
3.2. bepaalt dat [gedaagde] voor iedere dag dat hij in strijd handelt met het onder 3.1. bepaalde, aan [eisers] een dwangsom verbeurt van EUR 250, tot een maximum van EUR 5.000,
3.3. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op EUR 1.243,44,
3.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. van Rijssen en in het openbaar uitgesproken door mr. J.W.F. Houthoff op 5 november 2008 in tegenwoordigheid van mr. M. Weistra, griffier.?