vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rolnummer: 148897 / KG ZA 08-427
Vonnis in kort geding van 14 oktober 2008
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser sub 2],
gevestigd te ’s-Gravenhage,
kantoorhoudende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
eiseressen,
advocaat mr. R.K.E. Buysrogge,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MARPRO GROUP B.V.,
gevestigd te Kampen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2],
gevestigd te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. D. Kuijken.
Partijen zullen hierna ieder afzonderlijk [eiser sub 1] en [eiser sub 2] respectievelijk Marpro en [gedaagde sub 2] worden genoemd en tezamen [eiser sub 1] c.s. en Marpro c.s.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser sub 1] c.s., tevens akte vermeerdering van eis
- de pleitnota van Marpro c.s.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde sub 2] B.V. exploiteert een scheepswerf te [woonplaats], waarvan Marpro enig aandeelhouder is.
2.2. De aandelen van Marpro zijn gecertificeerd en worden gehouden door de Stichting Administratiekantoor Marpro.
2.3. [bedrijf A] (vertegenwoordigd door [B]), Eurocean Management B.V. (vertegenwoordigd door [C]) en [eiser sub 1] zijn bestuurders van Marpro.
2.4. [eiser sub 1] is bestuurder/aandeelhouder van [eiser sub 2] B.V. Deze vennootschap is een overeenkomst aangegaan met Marpro c.s. Uit hoofde van deze overeenkomst heeft [eiser sub 1] diverse werkzaamheden verricht, onder meer als financieel directeur ad interim van [gedaagde sub 2].
2.5. [eiser sub 1] staat met ingang van 18 augustus 2003 in het Handelsregister ingeschreven als statutair bestuurder van Marpro.
2.6. [eiser sub 2] B.V. ontvangt van [gedaagde sub 2] B.V. voor de werkzaamheden van [eiser sub 1] een vergoeding van EUR 1.480,00 (exclusief BTW) per mandag.
2.7. In de notulen van 8 juli 2008 van de Algemene vergadering van Aandeelhouders (hierna: AvA) van Marpro staat - voorzover van belang - het volgende vermeld:
“Aanwezig: namens [bedrijf A], de heer [B] (PM) en namens Eurocean B.V., de heer [C] (GvV). (…).
Aandeelhouders hebben unaniem besloten de heer [eiser sub 1] – financieel directeur ad interim van Marpro Group B.V. c.q. gevolmachtigde van (..) [gedaagde sub 2] B.V. – met ingang van heden, dinsdag 8 juli 2008, uit zijn functie te ontslaan. (…).”
2.8. Bij brief van 8 juli 2008 heeft de president-commissaris van Marpro - voorzover van belang - aan [eiser sub 1] c.s. geschreven:
“Op 7 juli jl. is u door de directie van Marpro Group B.V. (..) en [gedaagde sub 2] B.V., in casu de heren [C] en [B], medegedeeld dat men als gevolg van de ontstane ernstige conflictsituatie niet meer verder met u kon werken. (…).
Na uw mening hierover te hebben aangehoord heeft de Raad van Commissarissen besloten het voorgenomen besluit van de beide directeuren/aandeelhouders van deze vennootschappen te bevestigen. Derhalve is besloten uw relatie met voornoemde vennootschappen met onmiddellijke ingang, dat wil zeggen per 8 juli 2008, te beëindigen. Derhalve moet ik u meedelen dat u op 8 juli 2008 op staande voet bent ontslagen als financieel directeur ad interim c.q. gevolmachtigde van bovengenoemde vennootschappen naar aanleiding van het ontstaan van een volkomen onwerkbare situatie. (…).”
2.9. In een bestuursbesluit van Marpro van 23 september 2008 staat - voor zover van belang - het volgende vermeld:
“(…). [eiser sub 1] was in persoon (mede)statutair directeur van Marpro Group doch daarnaast bestond er een managementovereenkomst tussen de management-B.V. van [eiser sub 1], zijnde [eiser sub 2] B.V. en Marpro Group.
Tussen [eiser sub 1] enerzijds en [B] en [C] anderzijds zijn ernstige spanningen binnen de directie ontstaan. Dit heeft ertoe geleid dat de President van de Raad van Commissarissen bij schrijven van 8 juli 2008 met onmiddellijke ingang de managementovereenkomst tussen Marpro Group en [eiser sub 2] heeft opgezegd. De President-commissaris meent daartoe bevoegd te zijn op grond van artikel 15 lid 2 van de statuten van Marpro Group, aangezien de President-commissaris van mening is dat zich een tegenstrijdig belang voordeed tussen de vennootschappen en één van de directeuren.
[eiser sub 2] betwist dat van een rechtsgeldige opzegging door de President-commissaris sprake is geweest. [eiser sub 2] stelt dat van een tegenstrijdig belang geen sprake is geweest.
Indien dit juridisch juist zou worden geoordeeld is de directie van Marpro Group bevoegd om de managementovereenkomst tussen Marpro Group en [eiser sub 2] op te zeggen. (…).
Het is op grond van het vorenstaande derhalve dat de directie van Marpro Group – zo nodig – besluit de managementovereenkomst tussen Marpro Group en [eiser sub 2] op te zeggen wanneer deze nog niet rechtsgeldig zou zijn geëindigd. Deze opzegging vindt onder vorenstaande voorwaarde plaats per 8 oktober 2008. De directie acht die opzegtermijn redelijk, temeer nu [eiser sub 2] nu al vanaf 8 juli 2008 ermee bekend is dat [B] en [C] niet verder willen met [eiser sub 2] c.q. [eiser sub 1]. Aangezien Marpro Group het honorarium aan [eiser sub 2] al tot 8 oktober 2008 heeft voldaan, vloeit er geen betalingsverplichting voor Marpro Group aan [eiser sub 2] op basis van dit besluit voort. (…).”
2.10. In artikel 13, lid 5 van de statuten van Marpro is het volgende bepaald:
“De directeuren kunnen te allen tijde door de algemene vergadering worden geschorst en ontslagen, mits met een meerderheid van tweederde van het aantal uitgebrachte stemmen, vertegenwoordigende meer dan de helft van het geplaatste kapitaal, en nadat door de raad van commissarissen tevoren schriftelijk advies daaromtrent aan de algemene vergadering is uitgebracht.”
2.11. In artikel 15 van de statuten is het volgende bepaald:
“1. Indien de directie uit één persoon bestaat vertegenwoordigt hij alleen de vennootschap. Indien de directie uit meer dan één persoon bestaat berust de algemene vertegenwoordigingsbevoegdheid bij twee gezamenlijk handelende directeuren, met dien verstande, dat indien één of meer directeuren tot gevolmachtigd directeur is/zijn benoemd iedere gevolmachtigde directeur daarnaast zelfstandig bevoegd is de vennootschap te vertegenwoordigen.
2. In alle gevallen waarin de vennootschap een tegenstrijdig belang heeft met één of meer directeuren wordt de vennootschap door de president-commissaris vertegenwoordigd.”
2.12. Omstreeks 1 september 2008 hebben Marpro c.s. een bedrag van EUR 57.720,00 aan [eiser sub 2] voldaan.
3.1. [eiser sub 1] c.s. vorderen - na vermeerdering van eis - samengevat
1. de hoofdelijke veroordeling van Marpro c.s. tot maandelijkse betaling van de
managementfee ad EUR 21.348,03 aan [eiser sub 2] B.V., vermeerderd met BTW en de wettelijke rente;
2. Marpro c.s. te bevelen om [eiser sub 1] binnen 24 uur na het wijzen van het vonnis in staat te stellen zijn werkzaamheden in zijn hoedanigheid van bestuurder van Marpro Group en mede ten behoeve van [gedaagde sub 2] te hervatten, op straffe van een dwangsom van EUR 5.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat Marpro c.s. in gebreke blijven om aan dit bevel gehoor te geven;
3. de veroordeling van Marpro c.s. in de kosten van de procedure.
3.2. [eiser sub 1] c.s. hebben aan hun vorderingen het voortduren van het statutair
bestuurderschap ten grondslag gelegd. Van een ontslagbesluit door de AvA is volgens hen
geen sprake, omdat het besluit van 8 juli 2008 niet is genomen door de aandeelhouder van
Marpro Group. Subsidiair menen zij dat, zou er sprake zijn van een besluit van de AvA, dit
besluit in strijd met de statuten van Marpro Group, alsmede in strijd met de wet tot stand is
gekomen en derhalve vernietigbaar is. Het besluit van de President-commissaris is volgens
[eiser sub 1] c.s. in strijd met de statuten en de wet. Van een tegenstrijdig belang is geen sprake.
Zij menen dat het besluit daarom nietig is.
Daarnaast stellen [eiser sub 1] c.s. dat Marpro c.s. de managementovereenkomst met [eiser sub 2]
niet hebben opgezegd. Subsidiair menen zij dat, zou er sprake zijn van een
managementovereenkomst voor onbepaalde duur, Marpro c.s. een redelijke opzegtermijn in
acht dienen te nemen. [eiser sub 1] c.s. hebben sinds 8 juli 2008 geen vergoeding uit hoofde van
de overeenkomst ontvangen en stellen een spoedeisend belang te hebben bij de betaling
hiervan.
3.3. Marpro c.s. voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Van een spoedeisend belang van [eiser sub 1] c.s. bij hun vorderingen is in voldoende mate gebleken.
4.2. [eiser sub 1] c.s. hebben bij akte hun eis vermeerderd. Marpro c.s. hebben zich hiertegen niet verzet. Er zal dan ook op basis van de vermeerderde eis recht worden gedaan.
4.3. De gevorderde voorziening strekt onder meer tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is slechts dan plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling bij afweging van de belangen van partijen - aan toewijzing niet in de weg staat.
4.4. Allereerst zal de voorzieningenrechter de rechtsverhouding tussen partijen vaststellen.
4.5. [eiser sub 1] c.s. hebben onweersproken gesteld dat tussen haar en Marpro c.s. een overeenkomst is gesloten op basis waarvan [eiser sub 1] tegen betaling diensten verricht ten behoeve van [gedaagde sub 2] en is aangesteld als financieel directeur ad interim van deze onderneming.
4.6 [eiser sub 1] c.s. stellen dat [eiser sub 1] naast financieel directeur van [gedaagde sub 2] ook statutair bestuurder van Marpro c.s. is. [eiser sub 1] c.s. hebben erop gewezen dat hij als statutair bestuurder staat ingeschreven in het Handelsregister en dat hij in die hoedanigheid verantwoordelijkheden heeft gedragen en handelingen heeft verricht, zoals de vaststelling van de jaarrekening waarop de AvA aan [eiser sub 1] décharge heeft verleend. Ter zitting hebben Marpro c.s. gesteld dat [eiser sub 1] niet door de AvA is benoemd en dus in juridische zin nooit statutair bestuurder is geweest.
4.7. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Marpro c.s. hebben de door [eiser sub 1] gestelde feiten (weergegeven in rov. 4.6.) niet weersproken en hebben ter zitting erkend dat [eiser sub 1] sinds voormelde inschrijving heeft gehandeld als statutair directeur. Ook in het bestuursbesluit van 23 september 2008 staat ondubbelzinnig vermeld dat [eiser sub 1] in persoon (mede)statutair directeur van Marpro Group was. In voldoende mate is daardoor aannemelijk geworden dat [eiser sub 1] als statutair bestuurder van Marpro c.s. moet worden beschouwd, zodat de voorzieningenrechter aan het daarop gebaseerde verweer voorbij gaat.
4.8. De voorzieningenrechter ziet zich vervolgens voor de vraag geplaatst of de rechtsverhouding tussen [eiser sub 1] c.s. en Marpro c.s. al dan niet ten dele rechtsgeldig door Marpro c.s. is beëindigd.
4.9. De grondslag van de vorderingen van [eiser sub 1] c.s. is dat de rechtsverhouding tussen partijen voortduurt en dat daarom betaling door Marpro c.s. plaats moet vinden. Het is daarom aan Marpro c.s. feiten en omstandigheden en zonodig aannemelijk te maken ter onder-bouwing van haar verweer dat het statutair bestuurderschap en de management-overeenkomst rechtsgeldig zijn beëindigd. Marpro c.s. hebben gewezen op drie besluiten waarop de door haar gestelde beëindiging kan worden gebaseerd. Het betreft het besluit van de AvA van 8 juli 2008, het besluit van de president-commissaris van 8 juli 2008 en het bestuursbesluit van 23 september 2008.
4.10. Het AvA-besluit van 8 juli 2008 kan niet strekken tot onderbouwing van de stelling van Marpro c.s. Marpro c.s. hebben ter zitting erkend dat per abuis is aangenomen dat de heren [B] en [C], die het besluit hebben genomen de AvA van Marpro vormden. Hieruit volgt dat het besluit niet door de AvA en derhalve onbevoegd is genomen en geen rechtsgevolg heeft. Evenmin heeft het besluit beëindiging van de managementovereenkomst tot gevolg gehad. De voorzieningenrechter overweegt dat uit de inhoud en strekking van het besluit valt op te maken dat is beoogd een einde te maken aan het statutair bestuurderschap van [eiser sub 1]. Dit hebben Marpro c.s. ter zitting bevestigd (zie punt 17 van de pleitnotities van Marpro c.s.).
4.11. Aan het besluit van de President-commissaris van 8 juli 2008 hebben Marpro c.s. ten grondslag gelegd dat deze de bevoegdheid tot besluitvorming ontleende aan het feit dat er sprake was van een tegenstrijdig belang als bedoeld in artikel 2:256 BW en artikel 15 lid 2 van de statuten. De voorzieningenrechter is met [eiser sub 1] c.s. van oordeel dat de tegenstrijdig belangregeling betrekking heeft op de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de bestuurder(s) van de vennootschap. Anders dan Marpro c.s. veronderstellen, heeft deze bevoegdheid geen betrekking op een situatie als de onderhavige. De bevoegdheid tot ontslag van [eiser sub 1] als bestuurder kwam immers niet toe aan de (overige) bestuurders maar aan de AvA van Marpro. Een tegenstrijdig belang situatie als bedoeld in de genoemde artikelen doet zich hier daarom niet voor. Gelet daarop was de President-commissaris dan ook niet bevoegd tot ontslag van [eiser sub 1]. Voor dit oordeel wordt bevestiging gevonden in het bestuursbesluit van 23 september 2008, waarin is vermeld dat de President-commissaris heeft gemeend dat hij in deze bevoegd was. Voorshands luidt de slotsom dat het besluit niet het einde van het statutair bestuurderschap van [eiser sub 1] tot gevolg heeft gehad.
4.12. Aan het besluit van de President-commissaris kan evenmin de gestelde beëindiging van de management-overeenkomst worden ontleend. Dit volgt reeds uit de aard van het besluit, dat ‘het voorgenomen besluit’ van de heren [C] en [B] ‘bevestigt’. In het vorenstaande is overwogen dat het besluit van [B] en [C] geen betrekking heeft op de tussen partijen bestaande managementovereenkomst. Nu het besluit van de President-commissaris hierop voortborduurt, kan dit evenmin worden aangemerkt als een rechtsgeldige opzegging van de overeenkomst. Marpro c.s. hebben ter zitting nog gesteld dat met de brief van 8 juli 2008 is bedoeld de managementovereenkomst te beëindigen. In het licht van het vorenstaande acht de voorzieningenrechter deze enkele, niet-onderbouwde stelling onvoldoende.
4.13. De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord, is of met het bestuursbesluit van 23 september 2008 de betrekkingen tussen [eiser sub 1] c.s. en Marpro c.s. zijn geëindigd.
Nu die bestuurders in hun hoedanigheid niet bevoegd zijn tot ontslag van een medebestuurder moet reeds hierom worden geoordeeld dat het hier bedoelde besluit niet kan leiden tot beëindiging van het statutair bestuurderschap van [eiser sub 1] c.s. Dat heeft eveneens te gelden voor de beëindiging van de managementovereenkomst nu deze dermate nauw en onlosmakelijk verbonden is met het functioneren van [eiser sub 1] als bestuurder dat een beslissing over de beëindiging van die overeenkomst de facto zou resulteren in de onmogelijkheid voor [eiser sub 1] te functioneren als bestuurder. Zoals overwogen komt een beslissing daarover slechts toe aan de AvA van de vennootschappen waarvan [eiser sub 1] bestuurder is.
4.14. Met betrekking tot de vraag of deze managementovereenkomst ook door de AvA kan worden opgezegd verschillen partijen opnieuw van mening. Volgens [eiser sub 1] c.s. gaat het om een overeenkomst voor bepaalde tijd welke tussentijds niet op zegbaar is. Volgens Marpro c.s. gaat het om een overeenkomst voor onbepaalde tijd die in beginsel opzegbaar is.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden hoe de overeenkomst tussen partijen dient te worden geduid. Partijen hebben ter zitting meegedeeld dat deze kwestie onderwerp is van een reeds aanhangig gemaakte bodemprocedure.
4.15. In dit kort geding procedure kan de vraag naar de opzegbaarheid onbeantwoord blijven. Aan de vordering ligt immers uitsluitend de vraag ten grondslag of de overeenomst op dit moment nog voortduurt. Die vraag heeft de voorzieningenrechter in het vorenstaande reeds bevestigend beantwoord. Indien de overeenkomt in de toekomst wel wordt opgezegd komt dit wellicht anders te liggen maar dat bepaalt de uitkomst van dit kort geding niet.
4.16. Nu de overeenkomst nog altijd voortduurt, ziet de voorzieningenrechter zich voor de vraag geplaatst in welke mate het gevorderde bedrag, dat volgens [eiser sub 1] overeenkomt met de maandelijkse management-fee, kan worden toegewezen.
4.17. Tussen partijen is niet in geschil dat de vergoeding voor de werkzaamheden van [eiser sub 1] tot 1 januari 2008 EUR 1.480,00 (exclusief BTW) per mandag bedroeg. Ook bestaat er geen discussie over dat het reeds betaalde bedrag van EUR 57.720,00 is gebaseerd op het voormelde tarief van EUR 1.480,00. [eiser sub 1] c.s. hebben gesteld dat tussen partijen een verhoging van de vergoeding per 1 januari 2008 is overeengekomen en dat deze in het totaal gevorderde bedrag dient te worden verdisconteerd. Volgens Marpro c.s. heeft de door [eiser sub 1] bedoelde afspraak echter betrekking op een éénmalige bonus. Dit laatste hebben [eiser sub 1] c.s. welliswaar weersproken maar het is aan [eiser sub 1] c.s. om aannemelijk te maken dat het hier gaat om een structurele verhoging per 1 januari 2008. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat [eiser sub 1] c.s. deze stelling, in het licht van de weerspreking van Marpro c.s., onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt. Dit heeft tot gevolg dat niet het gehele gevorderde bedrag toewijsbaar is. De voorzieningenrechter zal het mindere toewijzen, zijnde een bedrag per maand dat is gebaseerd op een tarief van EUR 1.480,00 per mandag en waarbij is uitgegaan van een - naar Marpro c.s. onderbouwd hebben gesteld en door [eiser sub 1] c.s. niet weersproken - gemiddelde van 13 mandagen per maand. Bij het vorenstaande zal de voorzieningenrechter tevens rekening houden met het feit dat aan [eiser sub 1] reeds een bedrag van EUR 57.720,00 is voldaan. De voorzieningenrechter gaat er veronderstellenderwijs en bij wijze van voorlopig oordeel vanuit dat het voormelde bedrag overeenkomt met de managementfee over drie maanden. Op de door Marpro c.s. te betalen maandelijkse vergoeding dient dit bedrag daarom in mindering worden gebracht.
4.18. Ten aanzien van de vordering die strekt tot hervatting van de werkzaamheden van [eiser sub 1] heeft het volgende te gelden. Marpro c.s. hebben ter zitting aangekondigd dat zij de rechtsbetrekkingen tussen haar en [eiser sub 1] c.s. hoe dan ook wensen te beëindigen en dat zij daartoe zonodig alsnog de juiste wijze van beëindiging zullen hanteren. Gezien de volstrekt verstoorde verhoudingen tussen partijen en gelet op het feit dat [eiser sub 1] c.s. hebben gesteld dat de functie die hij bij Marpro c.s. heeft bekleed, de laatste functie is die hij wil vervullen, zal de voorzieningenrechter dit deel van de vordering afwijzen. Hiervoor is naast de buitengewoon moeizame verhoudingen tussen partijen redengevend dat [eiser sub 1] onvoldoende belang heeft bij hervatting van de werkzaamheden. Aannemelijk is dat partijen op niet al te lange termijn afscheid van elkaar zullen moeten nemen terwijl naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter [eiser sub 1], die zich naar hij heeft gesteld in de slotfase van zijn carrière bevindt, onvoldoende belang heeft bij een versterking van zijn positie op de arbeidsmarkt.
4.19. Marpro c.s. zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser sub 1] c.s. worden begroot op:
- dagvaarding EUR 71,80
- vast recht 470,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.357,80
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt Marpro c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om maandelijks aan [eiser sub 1] c.s. te betalen een bedrag van EUR 19.240,00 (negentienduizend tweehonderdveertig euro), vermeerderd met BTW en vermeerderd met de wettelijke rente over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
5.2. bepaalt dat op de verplichting tot betaling van het onder 5.1 vermelde bedrag EUR 57.720,00 in mindering mag worden gebracht,
5.3. veroordeelt Marpro c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eiser sub 1] c.s. tot op heden begroot op EUR 1.357,80,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. van Rijssen en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2008.