ECLI:NL:RBZLY:2008:BH3363

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
5 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
149340 - KG ZA 08-450
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid voorzieningenrechter in kort geding met betrekking tot aandeelhouderschap en bestuur van Palladium Fitness Centrum BV

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad werd behandeld, heeft eiseres een kort geding aangespannen tegen gedaagde met betrekking tot hun gezamenlijke onderneming, Palladium Fitness Centrum BV. De procedure volgde op een geschil over de uitvoering van afspraken die in 2004 waren gemaakt over de verdeling van aandelen en de verantwoordelijkheden van beide partijen als bestuurders van de vennootschap. Eiseres stelde dat er een noodsituatie was ontstaan door liquiditeitsproblemen binnen Palladium, wat leidde tot een gebrek aan bestuursbesluiten en een stuurloze situatie. Eiseres vorderde onder andere dat gedaagde zou worden verboden om gelden te onttrekken aan de vennootschap en dat hij zou worden geschorst in zijn functie als directeur.

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat zij haar spoedeisend belang niet voldoende had onderbouwd. Gedaagde betwistte de financiële noodsituatie en stelde dat er een positief banksaldo was en dat er geen dringende redenen waren voor de gevraagde voorzieningen. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiseres niet had aangetoond dat de situatie bij Palladium zo ernstig was dat de gevorderde maatregelen gerechtvaardigd waren. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten van gedaagde, die op EUR 1.158,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 5 november 2008 door mr. G.A.M. Peper.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 149340 / KG ZA 08-450
Vonnis in kort geding van 5 november 2008
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. N.D.J. Kooij,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. W.A.A. van Kuijk.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiseres]
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. In 1994 heeft [gedaagde] de besloten vennootschap Palladium Fitness Centrum opgericht (hierna Palladium).
2.2. Partijen zijn in 1988 met elkaar gehuwd. In 2003 zijn zij gescheiden.
2.3. Eind 2004 zijn, in het kader van de boedelverdeling, 50% van de aandelen in Palladium aan [eiseres] overgedragen. Sindsdien zijn partijen ook gezamenlijk bestuurder van Palladium.
2.4. Met betrekking tot de overdracht van aandelen zijn tussen partijen afspraken gemaakt, welke zijn vastgelegd in onderlinge correspondentie tussen de (toenmalige) advocaten van partijen. In dit verband staan in een brief d.d. 15 oktober 2004 van de advocaat van [eiseres] onder meer de volgende afspraken:
“- Alle door de man gedane privé opnamen worden op korte termijn door de man aan de BV teruggestort. Er zullen geen nieuwe privé opnamen plaatsvinden behoudens met wederzijdse schriftelijke toestemming van partijen.
- De aandelen Palladium Fitness Centrum BV worden bij notariële akte tussen partijen verdeeld aldus dat ieder der partijen 50% aandeelhouder wordt.
- Partijen zullen ieder een gelijk aantal uren in de BV werkzaam zijn.
- Partijen hebben beiden de functie van directeur en gelijke zeggenschap in de BV.
- De directeursfunctie van de vrouw bestaat uit het leiding geven aan de financiële bedrijfsvoering en administratie.
- Partijen hebben hetzelfde salaris en dezelfde onkostenvergoeding.
- De winstbestemming wordt aan het einde van het boekjaar in gezamenlijk overleg vastgesteld.
- Voor zover vereist zullen de statuten van de BV aangepast worden aan bovenstaande afspraken.”
2.5. In 2005 is, op naam van Palladium, bij de Postbank een krediet afgesloten van EUR 70.000,-.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert dat:
I. [gedaagde] zal worden verboden om gelden te onttrekken aan Palladium Fitness Centrum BV
II. [gedaagde] zal worden bevolen om:
- De rekening courant verhouding tussen [gedaagde] en Palladium Fitness Centrum BV af te lossen.
- Het Postbank krediet van Palladium Fitness Centrum BV af te lossen.
- De door [gedaagde] achtergehouden bar omzetten ad EUR 10.000,- terug te storten op de bankrekening van Palladium Fitness Centrum BV.
- De door [gedaagde] ten laste van de SNS bankrekening van Palladium Fitness Centrum BV gedane privé betalingen ad EUR 3.814,01 terug te storten aan Palladium Fitness Centrum BV.
III. [gedaagde] wordt geschorst in zijn functie als directeur en/of bestuurder van Palladium Fitness Centrum BV.
Zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 1.000,- per dag dat [gedaagde], nadat 2 dagen na betekening van dit vonnis zijn verstreken, in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eiseres] heeft gesteld dat zij spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen omdat bij Palladium een noodsituatie is ontstaan, door liquiditeitsproblemen. Voorts is Palladium op dit moment stuurloos omdat tussen partijen geen overeenstemming is over de invulling en uitvoering van bestuurstaken. Feitelijk worden er thans geen bestuursbesluiten genomen, aldus [eiseres].
4.2. [gedaagde] heeft betwist dat er sprake is van een noodsituatie in financiële zin. Dat er liquiditeitsproblemen zouden zijn wordt op geen enkele wijze onderbouwd, aldus [gedaagde]. Volgens [gedaagde] is daar ook geen sprake van. Er is thans een ruim positief banksaldo, terwijl op 30 oktober 2008 weer een automatische incasso van contributies plaats vindt die voor Palladium ca. EUR 20.000,- aan inkomsten oplevert. Bovendien heeft [gedaagde] gesteld dat zowel hij als [eiseres] daarnaast nog geld onder zich hebben dat aan Palladium toebehoort. In totaal gaat het daarbij volgens [gedaagde] om een bedrag van ca. EUR 30.000,-.
4.3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiseres] haar spoedeisend belang bij toewijzing van de vorderingen sub I en II tegenover de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Er is niet gebleken dat Palladium in financieel zwaar weer verkeert. [eiseres] heeft geen stukken overgelegd waaruit dit zou kunnen worden afgeleid. [eiseres] heeft voorts niet bestreden hetgeen [gedaagde] heeft gesteld omtrent het banksaldo, de verwachte contributie-inkomsten en het geld dat partijen ieder nog onder zich zouden hebben. Daarnaast stammen de financiële afspraken waarvan [eiseres] in deze procedure nakoming vordert uit eind 2004. [gedaagde] heeft onbestreden gesteld dat [eiseres] sindsdien nimmer is teruggekomen op deze afspraken, tot nu toe; daarbij heeft [gedaagde] onbetwist gesteld dat [eiseres] in de afgelopen vier jaar nimmer aangedrongen heeft op de aflossing van de rekening-courantverhouding tussen [gedaagde] en Palladium terwijl ook [eiseres] inmiddels een rekening-courantverhouding met Palladium heeft opgebouwd. Op grond van het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vorderingen sub I en II niet voor toewijzing in aanmerking komen.
4.4. Ten aanzien van de vordering sub III heeft [eiseres] naar het oordeel van de voorzieningenrechter haar spoedeisend belang wel voldoende aannemelijk gemaakt. [gedaagde] heeft niet bestreden dat Palladium op dit moment door de ontstane situatie feitelijk stuurloos is.
4.5. De voorzieningenrechter acht zich, anders dan door [gedaagde] is betoogd, bevoegd om van de vordering tot schorsing van [gedaagde] als bestuurder kennis te nemen. Met de invoering van de in art. 2:394a lid 2 BW neergelegde mogelijkheid tot het verzoeken van een onmiddellijke voorziening bij de ondernemingskamer in het kader van een enquêteverzoek, is de algemene bevoegdheid van de voorzieningenrechter in kort geding ongemoeid gelaten.
4.6. De voorzieningenrechter volgt [eiseres] echter niet in haar standpunt dat deze situatie volledig aan gedragingen van [gedaagde] is te wijten. [gedaagde] heeft de stellingen van [eiseres] bestreden en [eiseres] heeft haar stellingen niet nader onderbouwd. [gedaagde] heeft gemotiveerd gesteld dat [eiseres] (ook) schuld heeft aan de ontstane situatie. Partijen beschuldigen elkaar over en weer van het achterhouden van informatie en het onder zich houden van gelden zonder daar verantwoording over af te leggen jegens elkaar.
Partijen staan in hun stellingen lijnrecht tegenover elkaar, terwijl deze procedure zich niet leent voor nadere bewijsvoering.
Gelet op het voorgaande moet dan ook geoordeeld worden dat [eiseres] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de zware maatregel van schorsing van de andere bestuurder in dit geval gerechtvaardigd is. Door een dergelijke maatregel zou [gedaagde] totaal buitenspel worden gezet. De vordering zal ook op dit punt worden afgewezen.
4.7. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht EUR 254,00
- salaris procureur 904,00
Totaal EUR 1.158,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. weigert de gevorderde voorzieningen,
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 1.158,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.M. Peper en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2008.