vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rolnummer: 148706 / KG ZA 08-416
Vonnis in kort geding van 22 september 2008
[A],
procederend met een toevoeging,
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. A. Scholtens-Vogelaar,
[B],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. E. Jonker.
Partijen zullen hierna [A] en [B] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 1 september 2008 met producties
- de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie met producties
- de mondelinge behandeling ter openbare terechtzitting van 12 september 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [A] is de moeder van [B]. Zij is 75 jaar oud.
2.2. In of omstreeks 2003 is [B] gaan inwonen bij zijn ouders, [A] en [C], in hun woning aan [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning).
2.3. In mei 2003 heeft [B] de woning gekocht van [C] Bij de koop is afgesproken dat de ouders van [B] bij hem in de woning zouden blijven wonen.
2.4. In december 2005 is [C] overleden. De verhouding tussen [A] en [B] is verstoord.
2.5. [A] heeft eind mei 2008 de woning verlaten. Zij is gedurende drie maanden ondergebracht geweest bij de Blankenbergstichting te Amsterdam. Sinds enkele weken woont zij in een tweekamerwoning in [woonplaats], die tijdelijk ter beschikking is gesteld door Woonstichting Centrada.
3. Het geschil in conventie
3.1. [A] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut en alle dagen en uren:
I. [B] zal veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis de woning aan [adres] te verlaten voor de duur van zes maanden, op straffe van een dwangsom van EUR 1.000,- voor elke dag of gedeelte daarvan dat [B] in gebreke blijft, althans een door de voorzieningenrechter nader te bepalen dwangsom;
II. [B] zal veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2. [A] baseert haar vordering op de volgende stellingen. Zij is gedwongen de woning te verlaten omdat [B] haar mishandelde. Haar huidige (wissel)woning is gelegen in een onveilige buurt en te klein om haar spullen te bergen en bovendien is deze haar slechts tijdelijk toegewezen. Hoewel zij niet meer met [B] onder een dak kan (en wil) wonen, wenst zij nog maximaal 6 maanden gebruik te maken van haar recht om te verblijven in de woning die meer dan 25 jaar haar thuis is geweest, teneinde vandaar uit in alle rust nieuwe, geschikte, woonruimte te zoeken.
3.3. [B] voert aan dat hij enig eigenaar is van de woning en dat [A] geen spoedeisend belang heeft om in de woning te wonen, aangezien zij in [woonplaats] eenvoudig andere geschikte woonruimte kan krijgen. [B] heeft wel groot belang om in de woning te blijven. Hij is toegelaten tot een schuldsaneringsregeling in het kader van de Wsnp en de woning wordt door de bewindvoerder buiten de regeling gehouden zodat deze niet behoeft te worden verkocht. De woonlasten zijn opgenomen in het bedrag dat niet afgedragen behoeft te worden. Wanneer [B] niet meer in de woning verblijft zal de bewindvoerder geen rekening meer houden met de woonlasten, terwijl [B] deze nog wel verschuldigd blijft. Er zal dan een nieuwe schuld ontstaan waardoor [B] failliet zal gaan en de woning zal worden verkocht.
4. Het geschil in voorwaardelijke reconventie
4.1. [B] vordert – voor zover de eis in conventie zal worden toegewezen – dat [A] zal worden veroordeeld tot betaling
- van een vergoeding van EUR 800,36, bij vooruitbetaling voor de eerste van de maand te voldoen met ingang van de dag van tenuitvoerlegging van het vonnis;
- van alle gebruikerslasten verbonden aan de woning gelegen aan [adres] te [woonplaats], voor de duur dat [B] geen gebruik kan maken van deze woning,
met veroordeling van [A], voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van deze procedure, waaronder het salaris en de verschotten van de advocaat van [B].
4.2. [B] baseert zijn vordering, naast zijn verweer in conventie, op de stelling dat [A] – indien zij de woning gaat bewonen – de woonlasten geheel voor haar rekening dient te nemen, nu in de schuldsanering geen rekening wordt gehouden met de lasten van de woning (inclusief gas, water en licht) en [B] geen nieuwe schulden mag laten ontstaan. De specificatie van de lasten is als volgt:
- hypotheeklast EUR 549,73
- levensverzekering EUR 155,63
- overige eigenaarlasten EUR 95,00
Totaal EUR 800,36
4.3. [A] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie
5.1. In deze zaak kan van het volgende worden uitgegaan. De woning is eigendom van [B]. Bij de koop van de woning door [B] is destijds afgesproken dat [A] en haar echtgenoot samen met [B] in woning zouden blijven wonen. Sinds het overlijden van [C] is de relatie tussen partijen ernstig verstoord. Zij kunnen niet samen in de woning verblijven. [A] is voornemens (binnen zes maanden) andere woonruimte in [woonplaats] te betrekken.
5.2. [A] stelt dat zij op advies van de politie de woning heeft verlaten, omdat [B] haar mishandelde. [B] erkent dat confrontaties hebben plaatsgevonden, maar volgens hem heeft hij [A] niet mishandeld, maar heeft hij haar van zich af moeten houden. [A] heeft weliswaar aangifte gedaan van mishandeling, maar niet bekend is of een justitieel onderzoek heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de aangifte. Er is geen doktersrapport overgelegd van de gestelde mishandeling en de wijkagent heeft naar aanleiding van de aangifte geen actie ondernomen. De precieze toedracht komt in dit kort geding dan ook niet vast te staan. Evenmin komt vast te staan dat het alleen of hoofdzakelijk aan [B] te wijten is dat [A] de woning heeft moeten verlaten.
5.3. [A] stelt voorts dat zij een spoedeisend belang heeft om tot de woning toegelaten te worden, omdat zij reeds meerdere malen heeft moeten verhuizen en thans in een tijdelijke, te kleine, woning verblijft en de situatie geestelijk niet aankan. Ter zitting is gebleken dat [A] na haar vertrek eind mei 2008 aanvankelijk van plan was om in Amsterdam te gaan wonen en daartoe ingeschreven is geweest als woningzoekende in Amsterdam. Ongeveer twee maanden na haar vertrek is zij van mening veranderd en heeft zij besloten terug te keren naar [woonplaats], waar zij voorlopig een (wissel)woning toegewezen heeft gekregen. Zij heeft zich in zoverre ingespannen om geschikte woonruimte in [woonplaats] te vinden, dat zij twee weken geleden een gesprek heeft gehad met Centrada. In dit gesprek is meegedeeld dat zij in aanmerking komt voor een woning in [woonplaats], zodat zij thans daarnaar op zoek kan gaan. Er is niet gesteld of aannemelijk geworden dat [A] niet op korte termijn een geschikte woning in [woonplaats] zal kunnen vinden. [A] heeft voorts geen stukken overgelegd waaruit kan blijken dat zij door de ontstane situatie geestelijk in problemen is geraakt. Aangezien dit door [B] wordt betwist, komt dit derhalve in deze procedure niet vast te staan.
5.4. Nu niet is komen vast te staan dat [A] enkel door toedoen van [B] de woning heeft moeten verlaten en dat zij de situatie geestelijk niet aankan en nu niet aannemelijk is dat [A] niet binnen een redelijke termijn een geschikte woonruimte in [woonplaats] zal kunnen vinden, weegt – naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter – het belang van [A] om (voor de duur van zes maanden) vanuit de woning rustig andere woonruimte te zoeken, niet op tegen het belang van [B] om in zijn woning te blijven wonen en zijn woning te behouden. In dit oordeel heeft de voorzieningenrechter betrokken dat [B] onweersproken heeft aangevoerd:
- dat hij is toegelaten tot een schuldsaneringsregeling in het kader van de Wsnp,
- dat hij meer schulden zal moeten maken wanneer hij de woning moet verlaten en elders onderdak moet zoeken,
- dat dit ertoe zal leiden dat de schuldsaneringregeling tussentijds beëindigd zal worden, hetgeen ernstige consequenties heeft, waaronder verkoop van de woning.
5.5. Uit het hiervoor overwogene volgt dat de vorderingen zullen worden afgewezen.
5.6. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6. De beoordeling in reconventie
6.1. De rechtbank overweegt dat niet is voldaan aan de voorwaarde waaronder de vordering in reconventie door [B] is ingesteld, zodat de rechtbank niet toekomt aan de beoordeling van deze vordering.
7. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
7.1. wijst de vorderingen af,
7.2. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
Dit vonnis is gewezen door mr. G. van Rijssen en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2008.