ECLI:NL:RBZLY:2008:BH0133

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
8 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 07/1994
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ongeschiktheidsontslag van docente voortgezet onderwijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 8 december 2008 uitspraak gedaan in een beroep tegen het ongeschiktheidsontslag van een docente in het voortgezet onderwijs. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S.G. Volbeda, had bezwaar gemaakt tegen het ontslag dat haar op 13 juni 2007 was verleend door het bestuur van het Almere College, vertegenwoordigd door mr. J.P.L.C. Dijkgraaf. Het ontslag was gebaseerd op artikel 4.b.3 sub g van de CAO Voortgezet Onderwijs, dat stelt dat een werknemer kan worden ontslagen wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het verrichten van zijn functie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er gedurende meerdere jaren verschillende pogingen zijn gedaan om eiseres te ondersteunen en haar vaardigheden te verbeteren. Dit omvatte coaching, therapeutische begeleiding en interne evaluaties. Ondanks deze inspanningen heeft de rechtbank geconcludeerd dat eiseres niet over de noodzakelijke vaardigheden beschikte om effectief samen te werken met collega's en om zelfstandig les te geven. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiseres in het verleden meerdere keren is gewaarschuwd over haar functioneren en dat er geen significante verbeteringen zijn opgetreden.

Eiseres heeft betoogd dat het ontslagbesluit onbevoegd was en dat haar visie niet in de besluitvorming was betrokken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het ontslagbesluit en het besluit op bezwaar bevoegd zijn genomen door het College van Bestuur van het Almere College. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres verworpen en geconcludeerd dat het bestuur voldoende bewijs heeft geleverd voor de ongeschiktheid van eiseres. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het ontslag bevestigd, waarbij ook is opgemerkt dat eiseres hulp is aangeboden bij het vinden van een nieuwe werkplek buiten de school.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer
Registratienummer: Awb 07/1994
Uitspraak
in het geding tussen:
A te B, eiseres,
gemachtigde mr. S.G. Volbeda
en
het bestuur van het Almere College,
gevestigd te Kampen, verweerder.
gemachtigde: mr. J.P.L.C. Dijkgraaf
1Procesverloop
Bij besluit van 13 juni 2007 is aan eiseres met ingang van 1 augustus 2007 ontslag verleend.
Tegen dit besluit is bezwaar gemaakt bij brief van 20 juli 2007, aangevuld bij brief van
3 augustus 2007. Bij besluit van 12 oktober 2007 is het ontslagbesluit gehandhaafd.
Hiertegen is beroep ingesteld bij brief van 16 november 2007. De gronden van beroep zijn ingediend bij brief van 28 januari 2008 en bij brief van 13 november 2008.
Bij brief van 21 mei 2008 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 25 november 2008. Eiseres en haar gemachtigde
zijn verschenen. Namens verweerder waren aanwezig R.P. Onderweegs, S.R. de Jong en
de gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
2.Overwegingen
In geschil is de vraag of het bestreden besluit in rechte kan worden gehandhaafd.
Het beroepschrift is ingediend op 16 november 2007. Aan eiseres is bij brief van de rechtbank van 17 december 2007 tot 29 januari 2008 uitstel verleend voor het indienen van de gronden. Daarna is tijdig op 28 januari 2008 een beroepsgrond ontvangen.
Op 13 november 2008 heeft eiseres echter nog weer nieuwe beroepsgronden aan de rechtbank doen toekomen. Met verweerder acht de rechtbank dit in beginsel gelet op een goede procesorde tardief.
Nu de aanvullend ingebrachte beroepsgronden echter beperkt in omvang zijn en in strekking overeenkomen met hetgeen in bezwaar naar voren is gebracht, zodat verweerder geacht mag worden erop te kunnen reageren, zal de rechtbank deze aanvullende beroepsgronden toch in de beoordeling betrekken.
Het ontslag is verleend op grond van artikel 4.b.3 sub g van de CAO Voortgezet Onderwijs.
De tekst daarvan luidt voor zover hier van belang:
De werknemer kan ontslag worden verleend wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het verrichten van zijn functie uit andere hoofde dan op grond van ziekten of gebreken.
Verweerder heeft eiseres ontslagen vanwege de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres beschikt niet over de vaardigheden die nodig zijn om binnen een kleinere school zoals (...)r met collega’s samen te werken, noch over de vaardigheden die nodig zijn voor de samenwerking met collega’s in een groter verband. Een docent in het voortgezet onderwijs ( VO) moet volgens verweerder zelfstandig en op eigen initiatief invulling geven aan onderwijskundige opdrachten. Gedurende een reeks van jaren is getracht om met verschillende vormen van begeleiding en ondersteuning de vaardigheden van eiseres op het gebied van samenwerken en lesgeven te versterken. Gebruik is gemaakt van de methode van goed overleg, coaching, therapeutische begeleiding door een externe deskundige en ingrijpende rechtspositionele maatregelen. Intern zijn mogelijkheden verkend voor een alternatieve invulling van de aanstelling bij de organisatie. De inzet als docent handvaardigheid en als docent wiskunde in het reguliere onderwijs is niet succesvol gebleken.
Verweerder heeft op grond hiervan geconcludeerd dat eiseres niet beschikt over zodanige eigenschappen van karakter, geest of gemoed die maken dat zij beschikt over de voor de functie van docent vereiste persoonlijke eigenschappen.
Ter onderbouwing hiervan heeft verweerder verwezen naar een veelvoud aan stukken waaruit het volgende naar voren komt.
Eiseres is sedert 1 september 1998 in dienst als docent aan de school voor Voortgezet Onderwijs ‘(...)’.
Op 18 februari 1999 is door de toenmalige leidinggevende. (...), een observatieverslag opgesteld over het tijdvak augustus 1998 tot 17 februari 1999. Het waarderingniveau op de functieonderdelen was zes maal: “schoot tekort’ en een maal ‘voldeed niet geheel aan de eisen’.
Op 28 december 1999 is een begeleidingsplan opgesteld door de coördinator VO,
F. van Baal, om voor het verkrijgen van een vaste aanstelling vast te stellen of eiseres
in staat was te functioneren als leerkracht. Blijkens dit plan zijn in samenspraak met eiseres in de maanden oktober en november 1999 veranderingen aangebracht om het werkklimaat van eiseres te verbeteren. Haar takenpakket is veranderd, de kantooropstelling in lokaal 3 is verwijderd en het handvaardigheidlokaal is door een andere kastenopstelling meer besloten gemaakt.
Eiseres heeft een vaste aanstelling gekregen.
Uit een verslag van Van Baal van een functioneringsgesprek, gedateerd 3 maart 2003
en uit een verslag inzake ervaringen over de periode maart tot en met juni 2003, blijkt
dat eiseres de leerlingen van twee ‘reguliere klassen’ geen uitdagende opdrachten geeft
en moeite heeft met het handhaven van de orde en dat eiseres geen aansluiting heeft met collega’s binnen het team (...).
Op 6 januari 2004 zijn door eiseres en verweerder doelstellingen vastgelegd en met eiseres afspraken gemaakt voor een begeleidingstraject in het schooljaar 2003-2004, nadat eiseres
in het schooljaar 2002-2003 regelmatig heeft verzuimd vanwege de belasting van eiseres samenhangend met haar persoonlijk functioneren. Door deze klachten was eiseres ook in
het schooljaar 2003-2004 gedeeltelijk arbeidsongeschikt. Het traject is in het begin vooral gericht op klachten samenhangend met de belasting en zou daarna verschuiven naar het verbeteren van het functioneren als docente en als collega. Eiseres zou extern begeleid worden door therapeute Boverhof en binnen de school supervisie ontvangen van
(...)l. Vanaf 8 maart 2004 zou de voortgang in het functioneren van eiseres regelmatig beoordeeld worden door (...), personeelsbegeleidster van de school.
Op 18 juni 2004 is de re-integratie van eiseres in haar functie besproken. Afspraken zijn gemaakt over de verstoring van de lessen van eiseres door haar overname van de klas van collega Postma, en over voortzetting van de externe therapie en supervisie.
Op 31 maart 2004, 22 april 2004, 17 mei 2005, 3 juni 2006, 10 juni 2006 is verslag gelegd van de begeleiding en beoordeling van eiseres door Adriaans, en op 14 juni 2006 heeft een eindgesprek plaats gevonden.
Op donderdag 2 december 2004 is met eiseres de onzekerheid van het voortbestaan van
de school De Vlieger besproken en haar inzet als docent fijn meubel maken. Ook is haar ondersteuning geboden voor als zij zich zou willen oriënteren op een baan buiten het (voortgezet) onderwijs. Daarbij heeft verweerder aangegeven eiseres niet zo geschikt
te vinden voor het reguliere onderwijs.
Van februari 2005 tot de zomervakantie 2005 is eiseres als stagiaire wiskundelessen gaan geven en voor het resterende deel van haar aanstelling is zij gaan assisteren op de houtafdeling. Uit een gespreksverslag van 3 juni 2005 blijkt dat eiseres de samenwerking met haar twee collega’s in 2005, de heren (...) en (...) als zeer problematisch heeft ervaren. Uit een verslag van 6 juni 2005 blijkt dat het functioneren van eiseres op de houtafdeling niet zo is geweest als de begeleider (...) verwacht had en uit een gespreksverslag 23 september 2005 van begeleider (...) blijkt dat eiseres moeite had met het lesgeven in wiskunde, geen goed contact had met de klas en met de begeleidende docent.
Voor het schooljaar 2005-2006 kon eiseres vanwege het aantal pupillen toch weer volledig op (...)r worden ingezet. Uit een verslag van 26 september 2005 blijkt dat eiseres voor aanvang van de lessen op 7 september 2005 en 12 september 2005 overstuur was en is weggelopen. Hierna is eiseres op 15 september 2005 geschorst tot en met vrijdag 23 september 2005. Daaraan lag ten grondslag dat eiseres in de anderhalve week daaraan voorafgaand een paar keer is weggelopen van haar werplek, dat ze is weggelopen in een gesprek met haar leidinggevende in weerwil van een formele opdracht, dat het optreden van eiseres veel spanning en onrust heeft veroorzaakt en dat het docententeam en de leerlingen gebaat zijn bij een time-out.
Van 24 september 2005 tot en met 23 december 2005 is eiseres als gevolg van een medische ingreep arbeidsongeschikt geweest. Met ingang van 11 januari 2006 heeft zij haar werkzaamheden gedeeltelijk hervat. Daartoe zijn afspraken gemaakt op 9 januari 2006. Samengevat behelzen die dat eiseres de leiding accepteert en constructief overleg voert.
Op 11 juli 2006 zijn twee knelpunten besproken. Dit betrof het constructief overleg
in vergaderingen en het accepteren van de leiding van (...). Voor de toekomst is
aan eiseres een dienstopdracht gegeven.
Op 7 september 2006 zijn met eiseres en haar leidinggevende afspraken gemaakt voor het schooljaar 2007-2007 en op 26 september 2006, 14 november 2006, 12 december 2006,
31 januari 2007, 7 maart 2007 en 12 maart 2007 is de samenwerking met de leidinggevende (...) besproken.
Uit een gespreksverslag van 13 maart 2007 blijkt de frustratie van (...), over de samenwerking met eiseres.
Op 4 april 2007 heeft verweerder eiseres laten weten dat zij er niet in is geslaagd om aan
de voorwaarden te voldoen die zijn gesteld op 9 januari 2006 en op 11 juli 2006 en is het voornemen tot ontslag bekend gemaakt.
Eiseres heeft het volgende naar voren gebracht.
Eiseres stelt dat het ontslagbesluit en de beslissing op bezwaar onbevoegd zijn genomen. Voorts verwijst eiseres naar haar bezwaarschrift en voert zij het volgende aan. Verweerder heeft onzorgvuldig gehandeld omdat hij de visie van eiseres niet heeft betrokken in de besluitvorming. Eiseres bestrijdt de stellingen dat eiseres geen goed contact met leerlingen zou hebben en met collega (...). Het verslag van april 2004 van (...) is een vertrouwelijk verslag geweest en mag niet worden gebruikt. Overigens kunnen de opgenomen leerpunten niet worden aangemerkt als punten waaruit blijkt dat eiseres niet goed zou functioneren.
Eiseres is van mening dat zij wel degelijk over sociale vaardigheden beschikt en deze in
de praktijk heeft gebracht. Zij is op goede wijze omgegaan met haar collega’s, heeft leiding geaccepteerd en heeft voldoende kwaliteiten als docent.
De rechtbank overweegt het volgende.
Bevoegdheid voorzitter college van bestuur
Het Almere college is een openbare school. Deze wordt in stand gehouden door een openbare rechtspersoon ingesteld bij Verordening Almere College (hierna Verordening) van de gemeente op grond van artikel 42a Wet op het voortgezet onderwijs (Wet VO).
De openbare rechtspersoon oefent op grond van artikel 4 van de Verordening alle taken en bevoegdheden uit die ingevolge de Wet VO berusten bij het bevoegde gezag (met uitzondering van de besluitvorming over de opheffing van een bijzondere school).
Op grond van artikel 39 van de Wet VO ontslaat het bevoegde gezag leraren.
Ingevolge artikel 7 van de Verordening is het college van bestuur belast met de taken en uitoefening van bevoegdheden welke de rechtspersoon als bevoegd gezag zijn toebedeeld.
In artikel 14 van de Verordening is tenslotte bepaald dat het College van Bestuur en elk lid afzonderlijk de rechtspersoon vertegenwoordigen.
Voor de rechtbank is voldoende komen vast te staan, dat het primaire ontslagbesluit en besluit op bezwaar afkomstig zijn van het College van Bestuur en derhalve bevoegd zijn genomen en dat die besluiten daarna bevoegd zijn ondertekend door de voorzitter van het College van Bestuur.
Het besluit
Uit de door verweerder overgelegde stukken komt naar het oordeel van de rechtbank het beeld naar voren dat verweerder stelselmatig tekortkomingen van eiseres heeft vastgesteld in haar communicatieve- en lesvaardigheden. Soortgelijke kritiek hieromtrent is herhaaldelijk geuit door opvolgende leidinggevenden en verschillende collega’s.
Eiseres is hierin kennelijk meegegaan en heeft aan de kritiek in de loop der jaren geen andere wending gegeven. Deze gevolgtrekking kan worden gebaseerd op het volgende.
Op 30 mei 1999 heeft eiseres zich ziek gemeld vanwege blijvend verstoorde werkomstandigheden. De doelstellingen welke op 6 januari 2004 zijn vastgesteld en
de afspraken die met eiseres zijn gemaakt zijn door eiseres voor akkoord getekend.
Eiseres is akkoord gegaan met de op 18 juni 2004 gemaakte afspraken voor voortzetting
van de externe therapie, de supervisie en ook met video-interactietraining.
Eiseres heeft de inzichten welke voortgekomen zijn uit het begeleidingstraject met
(...) niet betwist, doch naar voren gebracht dat verweerder dit niet bij het ontslagbesluit had mogen betrekken, vanwege de vertrouwelijkheid ervan. In het personeelsbeleidsplan van 1 december 1997 is immers opgenomen dat wat met de supervisor wordt uitgewisseld vertrouwelijk wordt behandeld en buiten de beoordeling blijft.
Ter zake van deze begeleiding behelst de informatie aan de directie echter conform de met eiseres gemaakte afspraak op 6 januari 2004 een rapportage van de met eiseres gemaakte afspraken. Dit mocht door verweerder worden betrokken bij de besluitvorming. De rechtbank deelt de opvatting van eiseres dat de punten van aandacht/ inzichten er niet op wijzen dat eiseres niet goed zou functioneren. De beschouwing ervan staat echter niet op zichzelf doch geschiedt in het kader van het door verweerder en eiseres gevolgde traject in verband met haar functioneren.
Op 7 februari 2005 heeft eiseres zich akkoord verklaard met het gespreksverslag van
2 december 2004 waarin verweerder eiseres ook heeft gevraagd na te denken over haar toekomst en waarin aan eiseres ondersteuning is geboden voor als zij zich willen oriënteren op een baan buiten het (voortgezet) onderwijs.
Ook met het gespreksverslag van 3 juni 2005 is eiseres akkoord gegaan. Als gevolg daarvan heeft eiseres toegezegd op een professionele manier met haar collega’s te gaan samenwerken waarbij hoort dat ze bij eventuele problemen in de relatie met haar collega’s niet alleen de schuld bij anderen zal leggen maar dat ze ook bereid zal zijn kritisch naar haar eigen rol in de situatie te kijken.
De reden welke ten grondslag is gelegd aan de schorsing van eiseres heeft zij niet betwist en ook is eiseres akkoord gegaan met de afspraken op 9 januari 2006. Weliswaar is eiseres hierop in een vertrouwelijke verklaring teruggekomen en zijn de afspraken volgens eiseres blijkens deze verklaring met name terug te voeren op een incident om in een ander leslokaal les te moeten geven, doch daarmee miskent eiseres naar het oordeel van de rechtbank dat de afspraken zijn gemaakt in het kader van de door verweerder eerder stelselmatig naar voren gebrachte tekortkomingen in de communicatieve- en lesvaardigheden van eiseres. Aan de verbetering daarvan heeft eiseres steeds haar medewerking verleend wat ook blijkt uit de passage in de verklaring ‘door aan mijzelf te werken en door gesprekken en therapie ben ik er steeds meer van bewust geworden dat ik gemakkelijk was te beïnvloeden en teveel openstond voor mijn omgeving. Nu weet ik dat sommige mensen hierdoor tot bepaald gedrag overgaan’.
Voorts heeft eiseres in een brief van 18 juli 2006 gereageerd op het gespreksverslag van 11 juli 2006 en betoogt zij dat er wat haar betreft wel verbeteringen zijn waar te nemen en de blik ten behoeve van de kwaliteit van de school op de toekomst zou moeten worden gericht, doch uit de schriftelijke bevestiging van afspraken, gedateerd 7 september 2006,
het gespreksverslag van 26 september 2006, 14 november 2006, 12 december 2006, 31 januari 2007, 7 maart 2007 en 12 maart 2007 blijkt dat geenszins sprake is van het afgesproken constructief overleg of het accepteren van leiding.
Tenslotte heeft eiseres ter zitting naar voren gebracht, dat de samenwerking met collega
(...) min of meer is bepaald en negatief beïnvloed door de noodzaak voor deze collega om zo veel mogelijk lesuren te kunnen geven. Wat betreft toedeling van lesuren, speelt volgens eiseres ook een rol dat (...) familie is van de voorzitter van het College van Bestuur. Verweerder – in de persoon van de voorzitter - heeft dit ter zitting nadrukkelijk weersproken. De rechtbank merkt op dat eiseres deze uitlatingen ter zitting desgevraagd niet nader heeft kunnen onderbouwen.
Pas in de gronden van bezwaar becommentarieert eiseres achteraf de visie van verweerder zeer gedetailleerd en zwakt ze een aantal feiten af tot kleine voorvallen. Deze repressieve opstelling leidt de rechtbank, bezien in het licht van het hierboven beschreven traject waarin - in samenspraak met eiseres- uitgebreid aandacht is geweest voor de functioneringsproblematiek, een schorsing aan de orde is geweest en duidelijke afspraken zijn gemaakt op 9 januari 2006, geenszins tot het oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres tekort schoot in de vereiste vaardigheden als docent en dat daarin ondanks intensieve begeleiding geen verandering is gekomen.
Overigens acht de rechtbank de toonzetting van hetgeen door eiseres in de stukken en ter zitting naar voren is gebracht en die erop duidt dat de verantwoording voor de gehele gang van zaken ligt bij de leiding van de school of in ieder geval bij anderen dan bij eiseres, niet terecht. Zo wijst eiseres er in het bezwaarschrift op dat collegialiteit van belang is, doch dat dan eerst zaken van zwaarder belang zijn: het wisselende werkaanbod, de fluctuerende leerlingenaantallen, de geïsoleerde positie van (...), het onduidelijke schoolbeleid,de zware asielproblematiek, de werkdruk enzovoort. Zij moest als gevolg hiervan op school voortdurend in een spanningsveld functioneren, aldus eiseres. Met verweerder is de rechtbank evenwel van mening dat een dergelijk spanningsveld inherent is aan het docentschap en zeker aan het docentschap op een kleine school. Van eiseres mag als docent verwacht worden dat zij daarmee kan omgaan.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de ongeschiktheid van eiseres voor haar functie toereikend onderbouwd. In de gegeven situatie heeft verweerder ook in redelijkheid tot ontslag kunnen besluiten, nu de jarenlange investeringen van verweerder in eiseres niet het gewenste resultaat hadden. Daarbij komt dat verweerder aan eiseres hulp heeft aangeboden bij het vinden van een werkplek buiten de school en aan het ontslag ook het aanbod was verbonden van een outplacementtraject.
Het beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. G.A. Genee als griffier, op
Afschrift verzonden op: