ECLI:NL:RBZLY:2008:BH0124

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
8 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 08/1107
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van strafontslag en procesbelang bij bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 8 december 2008 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende het strafontslag van eiser, A te B, die werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. P. Reitsma. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het onvoorwaardelijk strafontslag dat hem op 20 februari 2008 was verleend door de korpsbeheerder van de politie regio IJsselland. Eiser betwistte in zijn beroep de overwegingen van verweerder met betrekking tot het gelijkheidsbeginsel en de afhankelijkheid van het oordeel van de strafrechter. De rechtbank oordeelde dat er geen procesbelang meer was, aangezien het strafontslag bij het bestreden besluit van 26 juni 2008 was herroepen. Hierdoor was het bezwaar van eiser gegrond verklaard, en had hij geen belang meer bij het beroep. De rechtbank concludeerde dat de opmerkingen van verweerder over het heropenen van het disciplinair onderzoek slechts een voornemen waren en geen rechtsgevolg met zich meebrachten. Eiser kon in een eventuele toekomstige procedure opnieuw het gelijkheidsbeginsel aanvoeren, maar in de huidige procedure was er geen belang bij de beoordeling van de argumenten van eiser. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer
Registratienummer: Awb 08/1107
Uitspraak
in het geding tussen:
A te B,
eiser,
gemachtigde mr. P. Reitsma
en
de korpsbeheerder van de politie regio IJsselland,
gevestigd te Zwolle, verweerder.
1.Procesverloop
Bij besluit van 20 februari 2008 is aan eiser onvoorwaardelijk strafontslag verleend.
Hiertegen heeft eiser bij brief van 11 maart 2008 bezwaar gemaakt.
Dit bezwaar is bij het bestreden besluit van 26 juni 2008 gegrond verklaard. Het strafontslag is daarbij herroepen. Bij brief van 4 juli 2008 is hiertegen beroep ingesteld. Verweerder heeft verweer gevoerd.
Het beroep is behandeld ter zitting van 25 november 2008. Eiser en zijn gemachtigde zijn verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. M.T.T. Schrijver.
2.Overwegingen
De rechtbank ziet zich primair geplaatst voor de vraag welk procesbelang eiser heeft bij het door hem ingestelde beroep.
De rechtbank stelt vast dat eiser in bezwaar is opgekomen tegen het aan hem verleend strafontslag. Nu dat strafontslag bij het bestreden besluit op bezwaar door verweerder is herroepen en daarmee het bezwaar van eiser is gehonoreerd, heeft eiser in zoverre geen belang bij het beroep.
Het beroep van eiser richt zich tegen de overweging in het bestreden besluit over het gelijkheidsbeginsel en tegen de overweging dat verweerder het disciplinair onderzoek zal heropenen als het Openbaar Ministerie in beroep alsnog ontvankelijk zal worden verklaard.
Verweerder stelt zich bovendien ten onrechte afhankelijk op van het oordeel van de strafrechter, aldus eiser, en ontloopt daarmee ten onrechte zijn eigen tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid.
Het gelijkheidsbeginsel
Verweerder heeft in het bestreden besluit in afwijking van het advies hierover van de bezwarenadviescommissie Politie IJsselland, aangegeven, dat in zijn visie in vergelijking met de situatie van vier collega’s van eiser, geen sprake is van strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel. Eiser is van mening dat verweerder hiermee een definitief voorschot heeft genomen vooruitlopend op een doorstart van de procedure.
In het besluit op bezwaar geeft verweerder echter dienaangaande met zoveel woorden aan ‘dat de opmerking van de bezwarencommissie niet anders kan worden gezien als een opmerking ten overvloede, die als zodanig geen effect heeft op de uitkomst van de onderhavige beslissing op bezwaar’. De overweging in het bestreden besluit maakt volgens verweerder dan ook geen deel uit van dit besluit.
Hierin kan de rechtbank zich vinden. Er is in weerwil van het door eiser gestelde geen sprake van een juridische kwalificatie die in rechte komt vast te staan. Als gevolg hiervan heeft eiser bij de beantwoording van de vraag of het standpunt van verweerder inzake het gelijkheidsbeginsel juist is, geen belang.
Bij een vervolgprocedure tegen een mogelijk nieuw besluit van verweerder in deze zaak,
zal eiser desgewenst weer ten volle een beroep kunnen doen op het gelijkheidsbeginsel.
Heropenen disciplinair onderzoek
Ook voor zover het beroep is gericht tegen de in het bestreden besluit opgenomen opmerking van verweerder om het dossier van eiser weer te openen bij een ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in hoger beroep, is er naar het oordeel van de rechtbank geen belang bij het beroep. Deze opmerking betreft slechts een voornemen en is als zodanig niet op een rechtsgevolg gericht. Van een (voorwaardelijk) besluit waartegen beroep kan worden ingesteld, is in zoverre geen sprake. De enkele omstandigheid dat aldus in de toekomst mogelijk weer een geschil aanhangig zal zijn, impliceert nog geen procesbelang.
Afhankelijkstelling van het oordeel van de strafrechter
In de huidige procedure is er geen belang bij een beoordeling van dit argument, nu het strafontslag bij het bestreden besluit is herroepen.
Voor wat betreft een mogelijke toekomstige procedure is er gelet op hetgeen de rechtbank heeft overwogen onder het kopje Heropenen disciplinair onderzoek, ook geen belang nu in het bestreden besluit niet meer is opgenomen dan een voornemen tot een mogelijk nieuw besluit. Dat daarbij een mogelijke heropening van het dossier afhankelijk wordt gesteld van het verloop van het hoger beroep bij de strafrechter, doet aan het karakter van het voornemen niet af.
Eiser kan het argument dat verweerder zich in zijn besluitvorming te afhankelijk opstelt
van het oordeel van de strafrechter desgewenst tezijnertijd in bezwaar of beroep tegen een mogelijk nieuw besluit aanvoeren.
Nu eiser in alle opzichten geen belang heeft bij zijn beroep, dient dit niet ontvankelijk te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
-
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. G.A. Genee als griffier, op
Afschrift verzonden op: