RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.630130-08
Uitspraak: 23 december 2008
[verdachte]
uit onderzoek gebleken en door verdachte op zitting bevestigd: geboren op [geboortejaar]
wonende te [adres]
thans verblijvende [xxx]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 juli 2008, 23 september 2008 en 11 december 2008. De verdachte is verschenen, op 11 december 2008 bijgestaan door mr. D.C. Vlielander, advocaat te Utrecht.
De officier van justitie, mr. W.S. Ludwig, heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 2. ten laste gelegde en de veroordeling van verdachte terzake het onder 1. ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de inbeslaggenomen drugs en wapens worden onttrokken aan het verkeer, dat de inbeslaggenomen administratie wordt teruggegeven aan verdachte en dat de inbeslaggenomen telefoons en het inbeslaggenomen geld verbeurd worden verklaard.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks 1 april 2006 tot en met 24 april 2008 in de gemeente(n) Deventer en/of Zutphen en/of Olst-Wijhe en/of elders in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/o[xxx] en/of een of meer ander(en), dealers- en/of gebruikershoeveelhe(i)d(en), in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 24 april 2008 in de gemeente Deventer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 40 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 3 Opiumwet
Ten gevolge van een kennelijke vergissing staat in de tenlastelegging onder 1. in de eerste regel "in of omstreeks" in plaats van "in of omstreeks de periode van". De rechtbank herstelt deze vergissing door het laatste te lezen voor het eerste. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting wordt de verdachte daardoor in de verdediging niet geschaad.
De verdachte dient van het onder 2. ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De raadsman heeft aangevoerd dat niet duidelijk wordt uit het proces-verbaal hoe de stemherkenning (van verdachte) tot stand is gekomen. De rechtbank overweegt het volgende. Een onderzoeksteam onder de naam [xxx] heeft zich gedurende langere tijd gericht op verdachte en zijn medeverdachten. Daarbij hebben observaties plaatsgehad en zijn telefoongesprekken opgenomen. Het aantal verdachten was beperkt, en zij werden telefonisch veelal met de voornaam aangesproken, zodat het niet louter stemherkenning is waardoor verdachte bij bepaalde gesprekken in beeld kwam. Dat de stemmen van verdachte en (naar nu blijkt) zijn broer op elkaar lijken maakt dat niet anders.
Zijdens de verdediging is opgemerkt dat is gewerkt met enkelvoudige fotoconfrontaties, en dat de rechtbank daarbij extra op haar hoede dient te zijn. De rechtbank is van oordeel dat bij het bezigen van enkelvoudige fotoconfrontaties voor het bewijs grote behoedzaamheid op zijn plaats is. Dat klemt temeer waar een enkelvoudige fotoconfrontatie het dragende bewijs vormt. In onderhavige zaak is daarvan echter geen sprake. De enkelvoudige fotoconfrontaties vormen een onderdeel van het bewijs en dragen daaraan slechts in geringe mate bij.
Hoe de raadsman kan menen dat de inbeslagname van de € 500,00 aan de [adres] onrechtmatig is geweest nu hij ter zitting aangaf dat verdachte zelf toestemming tot doorzoeking heeft gegeven, kan de rechtbank niet inzien.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1. ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 april 2006 tot en met 24 april 2008 in de gemeenten Deventer en Zutphen en Olst-Wijhe en elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/o[xxx] en anderen, gebruikershoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Van het onder 1. meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 1.:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Verdachte heeft gedurende een langere periode gehandeld in cocaïne en zelfs enige tijd de handel geheel van zijn tijdelijk afwezige broer overgenomen. Aan de gezondheid van de gebruikers heeft hij, zelf geen gebruiker, zich niets gelegen laten liggen. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen geld ten bedrage van € 540,00 dient te worden verbeurdverklaard, omdat dit geld kan worden aangemerkt als handelsgeld verkregen door middel van het onder 1. bewezen verklaarde feit.
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) gelasten van de inbeslaggenomen agenda’s en het aantekenboekje, nu voorshands niet duidelijk is wie als zodanig kan/kunnen worden aangemerkt.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 6 november 2008.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 33, 33a, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 2. ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1. ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1. meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
De rechtbank verklaart verbeurd het in beslag genomen geld (€ 540,00)
De rechtbank gelast de bewaring van de inbeslaggenomen agenda’s, het aantekenboekje en de paspoorten/id-kaarten ten behoeve van de rechthebbende(n).
Aldus gewezen door mr. H.Th. Pos, voorzitter, mrs. C.A.M. Heeregrave en E.M. de Veij Mestdagh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 december 2008.
Mr. Heeregrave voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.