ECLI:NL:RBZLY:2008:BG8551

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
30 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.607297-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord met voorbedachten rade en noodweerexces in steekpartij te Almere

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die op 24 augustus 2008 in Almere de 26-jarige [slachtoffer] heeft doodgestoken, heeft de rechtbank op 30 december 2008 uitspraak gedaan. De verdachte, zonder vaste woon- of verblijfplaats, heeft tijdens een ruzie met het slachtoffer, die de ex-vriend van zijn partner was, een mes gepakt en het slachtoffer in de buik, rug en been gestoken. Het slachtoffer overleed als gevolg van de verwondingen. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van doodslag, maar de rechtbank oordeelde dat er sprake was van moord met voorbedachten rade. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade handelde, aangezien hij het mes had gepakt en had gewacht op de komst van het slachtoffer. De rechtbank verwierp het verweer van noodweer en noodweerexces, omdat de verdachte zich in een situatie had gebracht waarin hij het slachtoffer meende te moeten doden. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 10 jaar op, met een schadevergoeding van € 7.863,68 aan de moeder van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de aard en ernst van het feit een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf vereisten, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die tot een andere beslissing zouden moeten leiden.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.607297-08 (P)
Uitspraak: 30 december 2008
Tegenspraak
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ten lande,
verblijvende in [verblijfplaats]
1. Onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft in het openbaar plaatsgevonden op 16 december 2008. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.E. Vink en van hetgeen door de verdachte en de raadsman van de verdachte,
mr. M.A.M. Pijnenburg, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.
De moeder van het slachtoffer, [moeder slachtoffer], heeft ter zitting gebruik gemaakt van het spreekrecht.
2. Tenlastelegging
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 augustus 2008 in de gemeente Almere opzettelijk en - al dan met voorbedachten rade - [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en - al dan niet na kalm beraad en rustig overleg -, voornoemde [slachtoffer] meermalen althans eenmaal, met een mes, althans een scherp voorwerp, in de zij en/of de buik en/of in de rug, in elk geval in het lichaam gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering
4.1 Vaststaande feiten
De rechtbank stelt de navolgende feiten vast.
In de avond van 24 augustus 2008 vindt er ter hoogte [adres] te Almere een steekpartij plaats. Slachtoffer is de 26-jarige [slachtoffer]. Hij is de ex-vriend van [ex van het slachtoffer], met wie hij twee kinderen heeft. [slachtoffer] is die avond op een verjaardagsfeestje in Lelystad. Via MSN is er contact met de [adres] waar naast [ex van het slachtoffer] ook haar moeder, [moeder] en [verdachte], aanwezig zijn. Ook is er die avond telefonisch contact tussen [slachtoffer] en [ex van het slachtoffer]. Er wordt ruzie gemaakt over de omgang met de kinderen. Van [ex van het slachtoffer] en haar moeder hoort verdachte dat [slachtoffer] eraan komt en van plan is hem ‘te pakken’. Verdachte pakt een mes uit de meterkast, stopt deze in zijn broeksband en wacht de komst van [slachtoffer] af. Als [slachtoffer] arriveert, staat verdachte in de tuin van de van de woning aan de [adres] te Almere. [slachtoffer] raakt eerst in discussie met [ex van het slachtoffer], maar valt dan verdachte aan. Verdachte trekt vervolgens het mes. Verdachte raakt [slachtoffer] in zijn buik, rug en been. [slachtoffer] overlijdt door verstikking ten gevolge van inademen van bloed in combinatie met bloedverlies tengevolge van steek-en snijverwondingen.
4.2 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag op [slachtoffer]. De officier van justitie acht moord niet wettig en overtuigend bewezen.
In het kader van de strafbaarheid van het feit en de verdachte heeft de officier van justitie aangevoerd dat er geen sprake was van noodweer dan wel noodweerexces. Hij heeft daartoe onder meer gesteld dat verdachte er willens en wetens op uit was het conflict met [slachtoffer] aan te gaan en dit conflict met gebruik van het mes te beslechten. Voor dit soort gevallen zijn de wettelijke bepalingen van noodweer en noodweerexces niet geschreven.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de ten laste gelegde doodslag/moord bewezen kan worden, maar dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging nu hem een beroep op noodweer dan wel noodweerexces toe komt. De raadsman heeft daartoe - kort gezegd – aangevoerd dat er sprake was van een noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte een te zwaar verdedigingmiddel heeft gehanteerd dan doet de raadsman subsidiair een beroep op noodweerexces, nu verdachte door een hevige gemoedsbeweging de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden.
4.4 Beoordeling van de tenlastelegging
Verdachte heeft [slachtoffer] met een mes gestoken in zijn buik, rug en been. Met name gezien de lengte van het lemmet (23 cm) van het mes heeft hij door aldus te handelen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de met het mes toegebrachte steken dodelijk zouden zijn.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er bij verdachte naast opzet ook sprake was van voorbedachten rade. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[getuige 1] heeft verklaard dat hij die avond verdachte in de speeltuin bij de [adres] heeft ontmoet. Hij vraagt aan [zoon], de zoon van [ex van het slachtoffer], of hij niet naar bed moet. [zoon] antwoordt dat zijn vader zo komt. [getuige 1] ziet dat verdachte tevoorschijn komt. Verdachte zegt dat [zoon] naar binnen moet omdat zijn vader er aan komt. Als [getuige 1] vraagt of het feest weer is begonnen hoort hij verdachte zeggen: “Dat feest is gauw afgelopen, want slaan helpt niet dan steek ik hem maar neer”. [getuige 1] ziet dat verdachte zijn shirt omhoog trekt en in zijn broeksriem een voorwerp gelijkend op een mes heeft zitten.
[[getuige 2] heeft verklaard dat verdachte op 24 augustus 2008 naar hem riep: “Als ie komt steek ik hem dood”. [getuige 2] ziet dat verdachte achter zijn rug vandaan een groot mes pakt. Als [getuige 2] vraagt wie hij bedoelt antwoordt verdachte “[slachtoffer]”.
[getuige 3] heeft verdachte die avond aan de telefoon. Verdachte zegt tegen hem dat [slachtoffer] naar Almere komt en “Ik heb wat als hij hier komt en als hij niet wil praten dan los ik het op”.[verdachte] vroeg [getuige 3] verder ook om een pistool.
Dat verdachte van tevoren bedacht had dat hij [slachtoffer] zou willen steken met het mes, volgt ook uit zijn eigen verklaring ter terechtzitting. Verdachte was van mening was dat [slachtoffer] hem zou willen pakken. Omdat hij [slachtoffer] uit het verleden kende als een man die agressief en gewelddadig kan zijn, heeft hij een groot mes (totale lengte 35 centimeter) gepakt. Indien hij dan door [slachtoffer] zwaar mishandeld zou gaan worden, dan zou hij [slachtoffer] met het mes steken of afweren, aldus verdachte.
De politie ten slotte heeft van [ex van het slachtoffer] gehoord, dat verdachte zei [slachtoffer] te zullen neersteken.
Op grond van de hierboven genoemde verklaringen komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte van te voren het besluit had genomen de gewelddadige confrontatie met [slachtoffer] niet uit de weg te gaan - door bijvoorbeeld te vluchten, zich te verschuilen in de woning of 112 te bellen -, maar [slachtoffer] in zo een fysieke confrontatie neer te steken. Dat verdachte mogelijk even heeft gedacht dat het niet tot een fysieke confrontatie tussen hem en [slachtoffer] zou komen, doordat [slachtoffer] na aankomst verdachte niet meteen te lijf ging, maar eerst met [ex van het slachtoffer] ging bekvechten doet hieraan niets af. Toen echter door [slachtoffer] de aanval werd geopend en de door verdachte verwachte fysieke confrontatie dan toch daar was, heeft verdachte aan zijn eerder genomen besluit om [slachtoffer] neer te steken gevolg gegeven. Gelet op het nauwelijks aanwezige letsel bij verdachte en hetgeen de getuigen van het gevecht hebben waargenomen, heeft verdachte vrijwel ogenblikkelijk het slachtoffer gestoken. [slachtoffer] heeft dit met de dood moeten bekopen.
De rechtbank kan dan ook tot geen andere conclusie komen dan dat de daad van verdachte niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsbeweging, maar van een enige tijd tevoren genomen besluit om bij een fysieke confrontatie tussen hem en [slachtoffer], hij [slachtoffer] zou steken met het bij zich gestoken mes. Gezien de periode liggende tussen het besluit en de uiteindelijke confrontatie, had verdachte ruim de tijd om na te denken en zich rekenschap te geven over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad. Door desondanks aldus te handelen heeft verdachte [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven beroofd.
5. De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op 24 augustus 2008 in de gemeente Almere opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, voornoemde [slachtoffer], met een mes, in de buik en in de rug gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6. Kwalificatie
Het bewezene levert op:
Moord, strafbaar gesteld bij artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht.
7. Strafbaarheid
Door de verdachte en zijn raadsman is een beroep op noodweer dan wel noodweerexces gedaan.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Zoals hierboven beschreven komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van voorbedachten rade. Het handelen van verdachte was de uitvoering van een tevoren genomen besluit. Verdachte had het besluit om [slachtoffer] te steken reeds genomen op het moment dat er nog geen enkele sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Hoewel er na het door verdachte genomen besluit wel sprake was van een aanranding door [slachtoffer] is deze in het licht van de totale waardering van de feiten van zo’n ondergeschikte betekenis dat van een geslaagd beroep op noodweer danwel noodweerexces geen sprake kan zijn. Door op de mededeling van [ex van het slachtoffer] af te gaan dat [slachtoffer] hem zou willen pakken, vervolgens niet te vluchten of binnen te blijven in de woning, geen 112 te bellen, maar daarentegen een groot mes te pakken en [slachtoffer] daarmee buiten op te wachten, heeft verdachte zichzelf willens en wetens in de situatie gebracht dat hij [slachtoffer] meende te moeten doodsteken.
De verdachte en het feit zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
8. De strafoplegging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake doodslag tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft ontslag van alle rechtsvervolging bepleit nu verdachte volgens hem een beroep op noodweer dan noodweerexces toekomt.
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 24 augustus 2008 opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven beroofd door hem meerdere malen met een mes te steken.
Het opzettelijk en met voorbedachten rade een ander van het leven beroven is een van de zwaarste misdrijven die ons Wetboek van Strafrecht kent. Door toedoen van verdachte is er een jong leven ten einde gekomen en hebben twee kinderen hun vader verloren. Verdachte heeft daarbij de nabestaanden van [slachtoffer] onherstelbaar leed berokkend, zoals ook door de moeder van het slachtoffer ter terechtzitting is verwoord.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De officier van justitie, mr. M.J.E. Vink, heeft ter zitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake doodslag tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren. Nu de rechtbank voorbedachten rade en dus het zwaardere misdrijf moord bewezen acht zal zij verdachte veroordelen tot een hogere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 20 november 2008;
- een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 11 november 2008 uitgebracht door Reclassering Nederland;
- een de verdachte betreffend psychologisch rapport d.d. 26 oktober 2008 uitgebracht door dr. Th.A.M. Deenen;
- een de verdachte betreffend psychiatrisch rapport d.d. 23 oktober 2008 uitgebracht door I. Hazemeijer.
Beide deskundigen komen tot de conclusie dat er bij de verdachte geen sprake is van een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling, en dat de verdachte als volledig toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De rechtbank neemt deze conclusies over en heeft deze betrokken bij haar oordeelsvorming.
9. Vordering van de benadeelde partij
De moeder van het slachtoffer, [moeder slachtoffer] wonende te [woonplaats], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 8.203,-- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering toegewezen kan worden verhoogd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering nu zij ontslag van alle rechtsvervolging heeft bepleit.
De rechtbank overweegt dat bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte bewezen verklaarde feit.
De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 7.863, 68.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De vordering van de benadeelde partij [moeder slachtoffer] dient voor wat de reiskosten betreft te worden afgewezen. Gelet op het bepaalde in artikel 108, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek komen deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 7863, 68 ten behoeve van [moeder slachtoffer].
BESLISSING
Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [moeder slachtoffer], wonende te [woonplaats], van een bedrag van € 7.863, 68 (zevenduizend achthonderd drieënzestig euro achtenzestig cent) vermeerderd met de wettelijke rente.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 7.863, 68 (zevenduizend achthonderd drieënzestig euro achtenzestig cent), ten behoeve van [moeder slachtoffer], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 69 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat inzoverre komt te vervallen.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij [moeder slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. G.P. Nieuwenhuis, voorzitter, mrs. G.J.J. M. Essink en C.W. van Weert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 december 2008.
Mrs. G.P. Nieuwenhuis en G.J.J.M. Essink voornoemd waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.