ECLI:NL:RBZLY:2008:BG6002

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
11 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.607234-08 + 07.607425-06 (tul)
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot diefstal met geweld in de woning van een oudere vrouw

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 11 november 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van afpersing en poging tot diefstal met geweld. De officier van justitie, mr. S.J. Buis, had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de aard en ernst van het bewezen feit, waarbij de verdachte een oudere vrouw in haar eigen woning had aangevallen, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk maakten. De rechtbank overwoog dat de verdachte, door zijn strafrechtelijk verleden en de omstandigheden van de zaak, niet in aanmerking kwam voor een lichtere straf. De rechtbank heeft echter, op basis van psychologische rapportages, besloten een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan geëist door de officier van justitie.

De tenlastelegging omvatte onder andere het binnendringen van de woning van de benadeelde partij, het eisen van geld en het gebruik van geweld. De rechtbank oordeelde dat het geweld niet voldoende was om de verdachte schuldig te verklaren voor afpersing, maar dat er wel sprake was van poging tot diefstal met geweld. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar werd schuldig bevonden aan het subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, met aftrek van voorarrest, en wees de vordering van de benadeelde partij af, omdat het gevorderde bedrag al was teruggegeven. Tevens gelastte de rechtbank de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.607234-08 + 07.607425-06 (tul)
Uitspraak: 11 november 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
verblijvende [verblijfplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.O. den Otter, advocaat te Almere.
De officier van justitie, mr. S.J. Buis, heeft ter terechtzitting gevorderd dat:
- verdachte ter zake het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest;
- de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] zal worden afgewezen, nu de 17 euro die wordt gevorderd reeds aan de benadeelde partij is terug gegeven;
De officier van justitie heeft voorts gepersisteerd bij de ter griffie van deze rechtbank d.d. 7 oktober 2008 ingekomen vordering na voorwaardelijke veroordeling, waarbij de tenuitvoerlegging is gevorderd van de bij vonnis d.d. 23 januari 2007door de meervoudige kamer van de rechtbank Zwolle-Lelystad aan verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging zoals ter terechtzitting gewijzigd)
Ten gevolge van een kennelijke vergissing is in de tenlastelegging in de achtste regel van het subsidiair ten laste gelegde achter “voornoemde” het woord [slachtoffer]vergeten in te voegen. De rechtbank herstelt deze vergissing door na “voornoemde” het woord [slachtoffer] in te voegen. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting wordt de verdachte daardoor in de verdediging niet geschaad.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
BEWIJS
Primair is aan verdachte afpersing ten laste gelegd. Verdachte wordt verweten dat hij door geweld of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag van ongeveer 17 euro en een mobiele telefoon. Het geweld zou volgens de tenlastelegging bestaan uit het feit dat verdachte,
- via een open raam de woning van die [slachtoffer] is binnen gedrongen en/of
- heeft geschreeuwd dat hij geld moest hebben waarop die [slachtoffer] hem geld heeft gegeven en/of
- (vervolgens) nog meer geld wilde hebben en die [slachtoffer] heeft vastgepakt en op bed gegooid en/of bovenop die [slachtoffer] is gaan zitten en/of die [slachtoffer] bij de keel heeft vastgepakt en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, heeft gestompt/geslagen in het gezicht, althans tegen het lichaam.
In het dossier bevindt zich een aangifte van [slachtoffer]. De verdachte verklaart dat hij op [pleegdatum] de woning van aangeefster is binnengedrongen en haar om geld heeft gevraagd. Hij heeft haar ook vastgehouden en op bed gelegd. Hij kan zich niet herinneren dat hij aangeefster heeft geslagen of bovenop haar is gaan zitten. Hij voelde zich wel agressief.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende.
Hetgeen verdachte onder het derde gedachtestreepje is ten laste gelegd heeft plaatsgevonden nadat [slachtoffer] de 17 euro aan hem afgegeven zodat het geweld of de bedreiging met geweld waarmee tot afgifte is gedwongen niet uit deze handelingen heeft bestaan.
Onder het tweede gedachtestreepje is aan verdachte ten laste gelegd dat hij heeft geschreeuwd dat hij geld moest hebben waarop [slachtoffer] hem geld heeft gegeven. Uit de bewijsmiddelen valt echter niet af te leiden dat verdachte ook voordat die [slachtoffer] hem geld gaf heeft geschreeuwd dat hij geld moest hebben. Aangeefster verklaart slechts dat verdachte schreeuwt dat hij meer geld moest hebben, nadat zij hem geld heeft gegeven en ook verdachte zelf verklaart niet over het schreeuwen. Het geweld of de bedreiging met geweld waarmee tot afgifte is gedwongen heeft dus ook niet bestaan uit hetgeen verdachte onder het tweede gedachtestreepje ten laste is gelegd.
Wat rest is het via een open raam de woning van die [slachtoffer] binnendringen. De rechtbank acht dit onvoldoende om van geweld of bedreiging met geweld in de zin van artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht te spreken, zodat verdachte van het primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht, op basis van de aangifte en de verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte, na wijziging van de tenlastelegging, subsidiair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op [pleegdatum] in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van zijn voornemen om in een woning (gelegen aan [adres]) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld, toebehorende aan [slachtoffer], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan van geweld tegen voornoemde [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, opzettelijk, nadat hij zich via een raam toegang tot die woning had verschaft en nadat voornoemde [slachtoffer] verdachte geld had gegeven, tegen voornoemde [slachtoffer] heeft geschreeuwd dat hij meer geld moest hebben en die [slachtoffer] heeft vastgepakt en op bed gegooid en boven op die [slachtoffer] is gaan zitten en die [slachtoffer] bij de keel heeft vastgepakt en die [slachtoffer] meermalen tegen het hoofd heeft geslagen en vervolgens in voornoemde woning heeft gezocht naar geld, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Van het subsidiair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Poging tot diefstal voorafgegaan van geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto artikel 310 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, verdachte heeft een oudere vrouw in haar eigen woning aangevallen, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig. Met name niet nu verdachte niet gemotiveerd is voor behandeling in het kader van een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf.
Wel acht de rechtbank, gelet op met name de psychologische rapportage, termen aanwezig een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 6 oktober 2008;
- een de verdachte betreffend adviesrapport d.d. 23 juli 2008 uitgebracht door Tactus verslavingszorg;
- een de verdachte betreffend psychologisch rapport d.d. 8 oktober 2008 uitgebracht door drs. J.A.M. Gresnigt.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10 en 27 van het Wetboek van Strafrecht..
Benadeelde partij
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] zal worden afgewezen, nu de 17 euro die wordt gevorderd reeds aan de benadeelde partij is terug gegeven.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Gelet op het voorgaande en op het bepaalde in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank termen aanwezig alsnog de gehele tenuitvoerlegging te gelasten van de door de meervoudige kamer van de rechtbank Zwolle-Lelystad bij vonnis d.d. 23 januari 2007 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
BESLISSING
Ten aanzien van de tenlastelegging
Het primair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het subsidiair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het subsidiair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] af.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging
De rechtbank wijst de vordering toe.
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 07.607425-06 bij vonnis d.d. 23 januari 2007 van de meervoudige kamer van de rechtbank Zwolle-Lelystad voorwaardelijk aan verdachte opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Aldus gewezen door mr. C.W. van Weert, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en H. M. Schaak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 november 2008.