RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.600527-07 (P)
Uitspraak: 11 november 2008
Tegenspraak
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [adres].
1. Onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft in het openbaar plaatsgevonden op 28 oktober 2008 te Lelystad. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen door de verdachte en de raadsman van verdachte, mr. R. A. Oliemans, advocaat te Bergen op Zoom, naar voren is gebracht.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
Hij in of omstreeks de periode van [periode] in de [pleegplaats], (telkens) [slachtoffer] (destijds genaamd [slachtoffer]), geboren op [geboortedatum], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- meermalen, althans eenmaal, de borsten en/of vagina van die [slachtoffer] betast en/of vastgepakt en/of gestreeld en/of
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] gebeft en/of
- meermalen, althans eenmaal, zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of
- meermalen, althans eenmaal, zijn verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
- meermalen, althans eenmaal, zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
- meermalen, althans eenmaal, zijn penis laten likken en/of kussen en/of zich laten pijpen door die [slachtoffer];
hij in of omstreeks de periode van [periode] in de [pleegplaats], (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, [slachtoffer] (destijds genaamd [slachtoffer]), geboren op [geboortedatum], bestaande die ontucht telkens) hierin dat hij, verdachte,
- meermalen, althans eenmaal, de borsten en/of vagina van die [slachtoffer] betast en/of vastgepakt en/of gestreeld en/of
- meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] gebeft en/of
- meermalen, althans eenmaal, zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of
- meermalen, althans eenmaal, zijn verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
- meermalen, althans eenmaal, zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
- meermalen, althans eenmaal, zijn penis laten likken en/of kussen en/of zich laten pijpen door die [slachtoffer];
art 247 Wetboek van Strafrecht
art 245 lid 1 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de aangifte betrouwbaar is. Dat [slachtoffer] pas bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij nog tot haar 22e seksueel contact heeft gehad met verdachte doet aan de betrouwbaarheid van de aangifte volgens de officier van justitie niet af. De aangifte wordt volgens de officier van justitie ondersteund door de verklaring van de moeder van aangeefster, [moeder].
De officier van justitie vordert de veroordeling van verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie houdt daarbij rekening met het tijdsverloop en de gezondheidstoestand van de verdachte.
De officier van justitie vordert de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, omdat deze niet van eenvoudige aard is, nu het seksuele contact ook heeft plaatsgevonden na de 18e verjaardag van aangeefster.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de aan hem ten laste gelegde feiten. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat verdachte weliswaar een seksuele relatie met aangever heeft gehad, maar dat het een en ander is gebeurd nadat [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren had bereikt. Volgens de verdediging is er geen enkel steunbewijs voorhanden dat het verhaal van verdachte onjuist is, veeleer is juist het verhaal van aangeefster aan grote twijfel onderhevig.
De verdediging heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen.
4.3 Bespreking van de standpunten.
Aan verdachte is – kort weergegeven- ten laste gelegd dat hij in de periode van [periode] ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] die toen de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, en/of dat hij in de periode van [periode] ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind [slachtoffer].
De rechtbank stelt vast dat er seksuele handelingen zijn verricht tussen aangeefster en verdachte. Dit wordt door aangeefster verklaard en door verdachte erkend. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de in de tenlastelegging omschreven handelingen hebben plaats gevonden gedurende de ten laste gelegde periode(n), toen aangeefster nog minderjarig was.
Aangeefster heeft verklaard dat zij dertien jaren oud was toen verdachte voor het eerst seksuele handelingen bij haar verrichtte. Verdachte heeft zowel bij de politie als tijdens het onderzoek ter terechtzitting verklaard dat hij alleen seksuele handelingen bij aangeefster heeft verricht toen zij de leeftijd van achttien jaren al had bereikt.
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen dient de rechtbank te beschikken over meer bewijs dan alleen de verklaring van aangeefster.
Door aangeefster is verklaard dat er rond haar 15e seksuele handelingen zijn verricht op campin[camping]. Uit het proces-verbaal van verhoor van een medewerkster van [camping] blijkt inderdaad dat de familie [familie] in 1997 en 1998 op [camping] is geweest en in 1999 en 2000 daar een seizoensplek heeft gehad. Volgens de medewerkster hebben zij vanaf 30 september 2000 geen vakantie meer doorgebracht op het park.
Ook verdachte verklaart dat er seksuele handelingen zijn verricht op camping [camping], volgens hem zou dit echter zijn geweest in 2004. Aangeefster bevestigt dat er ook na 2000, namelijk in 2005, seksueel contact tussen haar en verdachte is geweest op [camping].
Nu zowel aangeefster als verdachte verklaren dat zij ook na 2000 op [camping] zijn geweest en daar seksueel contact hebben gehad kan uit het proces-verbaal van verhoor van de medewerkster van [camping] niet worden afgeleid dat het seksuele contact moet hebben plaatsgevonden in de periode 1997-2000. De verklaring van de medewerkster van [camping] en de daarbij gevoegde bijlagen kunnen daarom niet bijdragen aan het bewijs.
Zowel aangever als verdachte hebben ook verklaard over een boot waarop seksuele handelingen zijn verricht. Verdachte verklaart weliswaar dat hij deze boot eind 1999 kocht en na ongeveer een half jaar weer verkocht, uit de stukken van watersportvereniging [watersportvereniging] volgt echter dat het lidmaatschap van de haven van verdachte heeft geduurd van 22 januari 2002 tot 1 april 2003. Dit komt overeen met de verklaring van verdachte dat aangeefster negentien jaren oud was toen de seksuele handelingen op de boot plaatsvonden.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de verklaring van verdachte, dat hij op zijn boot seksueel contact heeft gehad met aangeefster en dat hij deze boot bezat in 2000, niet kan bijdragen aan het bewijs.
Door de moeder van aangeefster, [moeder], is een verklaring afgelegd. Zij heeft gezien dat verdachte met zijn vingers in de vagina van aangeefster zat, maar dit was in 2003, aangeefster was toen in ieder geval negentien jaren oud. Zij heeft zelf niets gezien, gehoord of gemerkt van seksuele handelingen gedurende de ten laste gelegde periode. Ook deze verklaring kan niet bijdragen aan het bewijs.
Nu naar het oordeel van de rechtbank slechts de verklaring van [slachtoffer] als bewijs gebezigd kan worden, kan het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen worden, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
5. Vordering van de benadeelde partij
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer] in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren, nu de verdachte van het aan hem ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Het ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet- ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mrs. H.M. Schaak en C.W. van Weert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 november 2008.