ECLI:NL:RBZLY:2008:BG5827
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- W. Miltenburg
- F.P. Dresselhuys-Doeleman
- K. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voogdij en toepassing van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie
In deze zaak heeft de Raad voor de Kinderbescherming op 26 november 2008 een verzoekschrift ingediend tot voorlopige voogdij over de minderjarige [Baby J.], geboren op [datum] 2008 te Gent, België. De Raad verzocht de rechtbank om de voogdijinstelling, Bureau Jeugdzorg Overijssel, te belasten met de voorlopige voogdij, omdat de vrouw en de man, die zich als ouders van [Baby J.] hebben geregistreerd, dit onder valse voorwendselen hebben gedaan. De Raad baseerde zijn verzoek op artikel 1:272 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 10 van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka). De rechtbank heeft kennisgenomen van de schriftelijke onderbouwing van het verzoek, een akkoordverklaring van de voogdijinstelling, en pleitnotities van de Raad. De vrouw en de man, bijgestaan door hun advocaat, hebben verweer gevoerd en betwist dat er sprake is van feiten die tot ontzetting of ontheffing van het gezag kunnen leiden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en de man [Baby J.] zonder de vereiste beginseltoestemming in hun gezin hebben opgenomen, wat in strijd is met de Wobka. De rechtbank oordeelt dat de Raad onvoldoende feiten heeft aangedragen die tot toewijzing van het verzoek op primaire grond zouden kunnen leiden, maar dat de voorlopige voogdij wel noodzakelijk is om de situatie van [Baby J.] te waarborgen. De rechtbank heeft overwogen dat de veiligheid van [Baby J.] moet worden gewaarborgd en dat er een onderzoek moet plaatsvinden naar de meest geschikte gezagsmaatregel.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de voogdijinstelling met de voorlopige voogdij over [Baby J.] te belasten voor de duur van zes maanden, met de bevoegdheid om alle beslissingen ten aanzien van persoon en vermogen van [Baby J.] te nemen. De rechtbank heeft de uitvoering van de voorlopige voogdij opgedragen aan de voogdijinstelling, en het verzoek van de vrouw en de man om hen te belasten met de voogdij is afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft de termijn voor het indienen van een verzoek om gezagsvoorziening vastgesteld op twaalf weken.