RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer : 07.600869-08 (P)
Uitspraak : 4 november 2008
[verdachte],
[geboortedatum] [geboorteplaats],
[adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.R. Bügel, advocaat te Dronten.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A. Kamper en van hetgeen de raadsman van verdachte en verdachte zelf naar voren hebben gebracht.
Ter terechtzitting is een schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer] voorgelezen.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 januari 1992 tot en met 18 januari 1995 in [plaats], me[slachtoffer]achtoffer] (geboren op [geboortedatum]), die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- meermalen, althans eenmaal, de billen en/of de borsten en/of de vagina van die [slachtoffer] betast en/of vastgepakt en/of gestreeld en/of
- meermalen, althans eenmaal, zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
- meermalen, althans eenmaal, zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht;
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 januari 1992 tot en met 18 januari 1997 in [plaats] meermalen, althans eenmaal, ontucht heeft gepleegd met het aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige kind, [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte,
- meermalen, althans eenmaal, de billen en/of de borsten en/of de vagina van die [slachtoffer] heeft betast en/of vastgepakt en/of gestreeld en/of
- meermalen, althans eenmaal, zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of
- meermalen, althans eenmaal, zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een kennelijke taalfout. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank zal de twee hierboven genoemde cumulatief ten laste gelegde feiten hierna respectievelijk aanduiden als feit A en feit B.
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vordering en dat geen redenen aanwezig zijn voor schorsing van de vervolging.
De vaststaande feiten
Verdachte had een relatie met [betrokkene]. [betrokkene] is de moeder van [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer]). [slachtoffer] is geboren op [geboortedatum]. De relatie met [betrokkene] begon toen [slachtoffer] 13 of 14 jaar oud was en heeft circa vier jaar geduurd. In deze periode woonde verdachte samen met [betrokkene] en [slachtoffer] aan de [adres].
Op een avond, toen [betrokkene] afwezig was en verdachte en [slachtoffer] alleen thuis waren, vroeg verdachte aan [slachtoffer] of hij haar mocht masseren. Op verzoek van verdachte trok [slachtoffer] haar kleren uit en kwam zij bij hem in bed liggen.
Bewijs voor feit B
Verdachte heeft bekend dat hij [slachtoffer] vervolgens heeft gemasseerd, waarbij hij haar borsten, billen en vagina heeft betast en waarbij hij zijn vinger in haar vagina heeft gebracht .
Volgens [slachtoffer] heeft tevens geslachtsgemeenschap plaatsgevonden . [slachtoffer] heeft dit direct nadat haar moeder achter het misbruik kwam ook aan haar moeder verteld . Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij toen het gebeurde dronken was en daardoor niet zeker meer weet of hij geslachtsgemeenschap met [slachtoffer] heeft gehad . Ter terechtzitting heeft verdachte ontkend geslachtsgemeenschap met [slachtoffer] te hebben gehad. Volgens verdachte was hij tijdens zijn verhoor bij de politie in de war omdat hij vlak daarvóór was meegenomen naar het politiebureau en daar werd opgehouden voor verhoor.
De rechtbank constateert echter dat uit de overige verklaringen van verdachte tegenover de politie niet valt af te leiden dat hij zodanig in de war was dat hij niet in staat was om een juiste verklaring af te leggen. Bovendien is verdachte niet teruggekomen op zijn verklaring dat hij die avond dronken was hetgeen – zo heeft hij ook tegenover de politie verklaard - van invloed kan zijn geweest op zijn herinnering. Om die redenen hecht de rechtbank meer waarde aan de verklaring van [slachtoffer], die steun vindt in de verklaring van haar moeder. De rechtbank acht daarom ook de geslachtsgemeenschap bewezen.
Ten tijde van de hierboven beschreven handelingen was [slachtoffer] volgens de verklaring van verdachte ter terechtzitting 16 jaar oud. Hoewel de verklaringen in het dossier over de exacte leeftijd van [slachtoffer] enigszins uiteen lopen – [slachtoffer] zelf spreekt van 15 of 16, verdachte spreekt in zijn verklaring tegenover de politie van “een jaar of 15” – staat vast dat [slachtoffer] ten tijde van de seksuele handelingen tussen haar en verdachte minderjarig was. Het onder B ten laste gelegde is daarmee bewezen.
Bewijs voor feit A
De rechtbank acht met de officier van justitie het onder A ten laste gelegde niet bewezen omdat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de hierboven beschreven seksuele handelingen tussen verdachte en [slachtoffer] vóór haar zestiende verjaardag plaatsvonden.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder B ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij in de periode van 19 januari 1992 tot en met 18 januari 1997 in [plaats] eenmaal ontucht heeft gepleegd met het aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige kind[slachtoffer]achtoffer], geboren op [geboortedatum], bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte,
- de billen en de borsten en de vagina van die [slachtoffer] heeft betast en vastgepakt en gestreeld en
- zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht en
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht.
Van het onder A ten laste gelegde en het onder B meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Het bewezene levert op:
ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, strafbaar gesteld bij artikel 249, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor wat te zijnen laste bewezen is verklaard.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
De officier van justitie heeft het volgende gevorderd:
Ten aanzien van feit A:
Vrijspraak
Ten aanzien van feit B:
Een werkstraf voor de duur van 30 uren, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 15 dagen hechtenis
Bij haar beslissing omtrent de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 24 september 2008, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens een strafbaar feit;
- een rapport d.d. 17 oktober 2008, uitgebracht door I. Stiphout, reclasseringswerker van reclassering Nederland, waarin wordt geconcludeerd dat geen problemen zijn geconstateerd op de diverse leefgebieden en dat, nu verdachte first offender is en het delict geruime tijd geleden plaatsvond, een verplicht reclasseringscontact of een behandeling voor zedendelinquenten niet is geïndiceerd.
De rechtbank stelt voorop dat voor ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf is geïndiceerd. Verdachte heeft op grove wijze misbruik gemaakt van het overwicht dat hij als feitelijke verzorger op het slachtoffer had. De rechtbank neemt echter tevens in aanmerking dat het misbruik eenmalig was en dat dit meer dan tien jaar geleden heeft plaatsgevonden. Sindsdien is verdachte niet veroordeeld voor een ander delict. Onder deze omstandigheden dient een straf vooral een symbolische functie te hebben. De rechtbank zal verdachte dan ook conform de eis van de officier van justitie veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 30 uren.
De raadsman van verdachte heeft bepleit om een deel van de door de officier van justitie gevorderde werkstraf voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank ziet hier echter geen aanleiding toe. Een (nog) lager onvoorwaardelijk strafdeel zou immers geen recht doen aan de ernst van het gepleegde delict. Bovendien valt, mede gelet op bovenvermelde conclusie van het reclasseringsrapport, niet in te zien welk nut een voorwaardelijk strafdeel in dit geval nog zou hebben.
De oplegging van straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partij [slachtoffer]
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd en een vordering ingediend ter hoogte van € 680,67. Zij vordert vergoeding van ziekte- en therapiekosten, reiskosten en immateriële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het causaal verband tussen de (psychische) problemen die [slachtoffer] thans ondervindt en de ontucht die meer dan tien jaar geleden – eenmalig - plaatsvond, echter niet eenvoudig worden vastgesteld. De vordering van de benadeelde partij is dan ook niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering met betrekking tot dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Het onder A ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder B ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder B meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 30 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 15 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in haar vordering niet ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. H.M. Schaak, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en C.W. van Weert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. van Olst-van Esch, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 november 2008.
Mr. G.H. Meijer voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.