ECLI:NL:RBZLY:2008:BG5590

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
28 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/790001-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • H.Th. Pos
  • G.P. Nieuwenhuis
  • G.E.A. Neppelenbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor flessentrekkerij met groente en fruit

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van flessentrekkerij met groente en fruit, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad op 28 oktober 2008 uitspraak gedaan. De officier van justitie, mr. W.S. Ludwig, eiste een gevangenisstraf van 15 maanden voor de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het medeplegen van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling de beschikking over die goederen te verzekeren, en het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten 1, 2, 3a en 3b, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten.

De rechtbank overwoog dat de feiten bewezen waren en dat de verdachte strafbaar was, zonder dat er feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid zouden opheffen. Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten en het strafrechtelijke verleden van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat een gedeeltelijke onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk was, omdat een lichtere straf niet zou recht doen aan de ernst van de feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

Daarnaast verklaarde de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk in zijn vordering, omdat het voegingsformulier niet correct was ingevuld. De rechtbank benadrukte het belang van snelheid en vertrouwen in het handelsverkeer, vooral bij bederfelijke levensmiddelen, en stelde vast dat de verdachte en zijn mededaders schade hadden veroorzaakt aan de leveranciers en de branche als geheel.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer : 07.790001-08
Uitspraak : 28 oktober 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
[geboortedatum] [geboorteplaats],
[adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2008, waarbij verdachte is verschenen.
De officier van justitie, mr. W.S. Ludwig, heeft ter terechtzitting gevorderd:
- de veroordeling van verdachte ter zake het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
- de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk te verklaren in de vordering.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
Voor wat betreft het onder 3 cumulatief tenlastegelegde zal de rechtbank het gedeelte vóór “en/of” aanmerken als “3a” en het gedeelte na “en/of” als “3b”.
BEWIJS
De rechtbank overweegt dat voor wat betreft het onder 2 ten laste gelegde de rechtbank ambtshalve is gebleken dat het tenlastegelegde feit ook in Spanje strafbaar is.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2, 3a en 3b ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding)
Van het onder 1, 2, 3a en 3b meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Feit 1:
Medeplegen van een beroep of gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of anderen de beschikking de beschikking over die goederen te verzekeren, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij de artikelen 47 en 326a van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2:
Medeplegen van een gewoonte maken van witwassen, strafbaar gesteld bij de artikelen 420ter en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 3a en 3b, telkens:
Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, strafbaar gesteld bij artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht.
De feiten en de verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een gedeeltelijke onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijke verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 17 september 2008.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat het navolgende meegewogen. Snelheid en vertrouwen zijn belangrijke pijlers in het handelsverkeer, zeker als het om (bederfelijke) levensmiddelen gaat. Verdachte en diens mededaders hebben nietsontziend stelselmatig aan deze pijlers gezaagd. De leveranciers die zij met een financiële strop hebben opgezadeld zijn daarmee niet de enige benadeelden. De branche als zodanig heeft door het handelen van verdachten schade opgelopen.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partij
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] te [plaats] dient naar het oordeel van de rechtbank niet ontvankelijk te worden verklaard, omdat het voegingsformulier is ingevuld en ondertekend door [betrokkene]. Uit geen enkel zich in het dossier bevindend stuk valt op te maken dat deze persoon namens de benadeelde partij [slachtoffer] te [plaats] gemachtigd is tot het invullen van het genoemde voegingsformulier.
BESLISSING
Het onder 1, 2, 3a en 3b tenlastegelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1, 2, 3a en 3b meer of anders tenlastegelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 6 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] te [plaats] in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. H.Th. Pos, voorzitter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en G.E.A. Neppelenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. van Olst-van Esch, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 oktober 2008.
Mr. G.E.A. Neppelenbroek voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.