RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.976429-07
Uitspraak: 11 november 2008
[verdachte]
geboren op [geboorteplaats]
wonende te [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.E. Borgman, advocaat te Rotterdam.
De officier van justitie, mr. G.R.C. Veurink, heeft ter terechtzitting gevorderd:
- dat verdachte terzake het onder 2 en 3 ten laste gelegde wordt vrijgesproken;
- de veroordeling van verdachte terzake het onder 1 ten laste gelegde, in vereniging begaan met andere personen, tot:
- een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van 2 jaar, en
- een werkstraf van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis;
- de verbeurdverklaring van de op de beslaglijst genoemde goederen.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging).
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De verdachte dient van het onder 2 en 3 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat er bij de gedragingen van [verdachte] geen sprake is geweest van een zodanig bewuste en nauwe samenwerking met andere betrokkenen dat geoordeeld moet worden dat zij deze gedragingen tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd, zoals strafbaar gesteld in het vierde lid van artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte 1 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
zij in de periode van 1 tot en met 19 september 2007, te Zwolle personen met de Irakese en/of Chinese nationaliteit, behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, terwijl zij wist dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was,
immers heeft zij,
- een auto voor het vervoer naar Hoek van Holland gehuurd en
- die personen, althans meerdere van hen één of meer dagen in haar woning onderdak verleend en
aldus de komst naar Nederland en de doorreis naar Engeland van die bovengenoemde personen gefaciliteerd.
Van het onder 1 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Het onder 1 bewezene levert op:
mensensmokkel, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 197a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft de smokkel van een aantal Chinezen en Irakezen gefaciliteerd door een vrachtauto voor het vervoer van de te smokkelen personen te huren en door die personen enkele dagen onderdak te verlenen in haar woning.
Door mensensmokkel wordt het overheidsbeleid inzake de bestrijding van illegaal verblijf en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie doorkruist. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat zij met haar handelen hieraan heeft bijgedragen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 2 oktober 2008 waaruit blijkt dat verdachte in 2008 door de Kantonrechter tweemaal is veroordeeld voor een verkeersovertreding.
Door de verdediging is ter terechtzitting naar voren gebracht dat verdachte een zeer beperkte rol heeft gehad en alleen maar schade heeft geleden als gevolg van de mensensmokkel van 19 september 2007. Inmiddels heeft zij een nieuwe start gemaakt in Enschede. Zij heeft zich volledig gedistantieerd van de groep personen waardoor zij bij mensensmokkel betrokken is geraakt, heeft nog steeds een vaste baan en is begonnen met de aflossing van haar schulden.
De officier van justitie heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en een onvoorwaardelijke werkstraf van 240 uur geëist.
De rechtbank heeft verdachte van een belangrijk strafverzwarend onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken. De behulpzaamheid van verdachte bij het smokkelen van personen via/van Nederland naar Engeland is, naar het oordeel van de rechtbank, van beperkte omvang geweest. Zij is voor een voldongen feit gesteld, doordat de Chinezen in haar woning in Zwolle waren ondergebracht. Om uit die heikele situatie te geraken heeft zij ervoor gekozen om de Chinezen behulpzaam te zijn bij hun doorreis door Nederland door hen in haar woning te laten verblijven en door mee te helpen om ten behoeve van hun reis naar Hoek van Holland een vrachtauto te huren. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor misdrijven.
Al het vorenstaande in de aanmerking nemende is de rechtbank van oordeel dat alleen een werkstraf in casu een passende sanctie is. Daarom zal de rechtbank aan verdachte een werkstraf opleggen.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht
Ten aanzien van het beslag
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan haar toebehorende op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde voorwerpen, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 140 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 70 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf .
De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
De rechtbank gelast de teruggave van de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genoemde papieren aan verdachte.
Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. G.M.J. Vijftigschild en R.A.M. Elbers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 november 2008.
Mrs Vijftigschild en Elbers voornoemd waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.