RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.976427-07
Uitspraak: 11 november 2008
[verdachte]
geboren [geboorteplaa[adres]]
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. V.P.J. Tuma, advocaat te Amersfoort.
De officier van justitie, mr. G.R.C. Veurink, heeft ter terechtzitting gevorderd:
- dat verdachte terzake het onder 3 en 4 ten laste gelegde wordt vrijgesproken;
- de veroordeling van verdachte terzake het onder 1 en 2 ten laste gelegde, in vereniging begaan met andere personen, tot een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek van het voorarrest;
- de verbeurdverklaring van de op de beslaglijst genoemde goederen.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging).
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank ziet geen reden om te beslissen tot nietigheid van de dagvaarding, de onbevoegdheid van de rechtbank, de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie of de schorsing van de vervolging.
Beroep op de onrechtmatigheid van het verkregen bewijs
De raadsman van verdachte heeft, kort en zakelijk weergegeven, aangevoerd dat het onderzoek/de controle op 17 juli 2007 door de Koninklijke Marechaussee (KMar) in de huurvrachtwagen van het bedrijf [naam verhuurbedrijf] onrechtmatig is geweest, als gevolg waarvan het daaruit voortvloeiende bewijsmateriaal dient te worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hieromtrent het volgende.
In het onderhavige dossier bevindt zich een mutatie van de KMar (pagina 194 tot en met 196 van het Start Proces-verbaal onderzoek Pordoi II) waaruit blijkt dat er op 17 juli 2007 bij de meldkamer van de politie een anonieme telefonische melding is binnengekomen inhoudende dat er tussen 20.00 uur vanavond en morgenochtend een transport zou plaatsvinden van 15 illegale Chinezen met een gehuurde vrachtwagen van Hoek van Holland naar Engeland.
Naar aanleiding van deze melding wordt bij de grensdoorlaatpost te Hoek van Holland een gehuurde vrachtauto van verhuurbedrijf [naam verhuurbedrijf] gecontroleerd door de KMar. In de laadruimte van deze vrachtauto treft de KMar 15 personen van de Chinese nationaliteit en 2 personen van de Irakese nationaliteit aan.
De rechtbank is van oordeel dat de desbetreffende ambtenaren van de KMar, mede gelet op de bovengenoemde anonieme melding bij de politie, op grond van het bepaalde in artikel 51, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 bevoegd waren de betreffende vrachtauto te doorzoeken. Aldus is het bewijs naar het oordeel van de rechtbank rechtmatig verkregen.
Ten aanzien van de bewezenverklaring overweegt de rechtbank het navolgende, op grond van de hierna vermelde bewijsmiddelen .
a) de vaststaande feiten
Op 19 september 2007 omstreeks 22.00 uur zijn te Hoek van Holland, bij een controle door de Koninklijke Marechaussee, in de laadruimte van een vrachtauto met het kenteken [XX-XX-XX] 14 personen met een Aziatisch uiterlijk en 2 personen met een Koerdisch uiterlijk aangetroffen. Voor deze vrachtauto was zonder betaling een plaats gereserveerd met de intentie om met een motorschip van de Stena Line naar Groot-Brittanië te reizen . Bestuurder van deze vrachtwagen was [bestuurder 1] [bestuuder 1] wordt door [medeverdachte 1] ook wel [x] genoemd. De twee personen met Koerdisch uiterlijk waren [begeleider 1] en [begeleider 2] . Deze twee Koerden waren mee om de Chinezen te begeleiden. Van de 14 personen met Aziatisch uiterlijk kan gevoeglijk – op grond van de verklaringen van [medeverdachte 1] – worden aangenomen dat het Chinezen betrof, die hier illegaal op doorreis waren .
Kort (enkele minuten) voor deze controle door de Koninklijke Marechaussee was de vrachtauto met het kenteken [XX-XX-XX] nog vergezeld van een personenauto, merk BMW, met kenteken [YY-YY-YY] . In deze BMW zaten [medeverdachte 1] en [verdachte]
[bestuuder 1] had het geld voor de reis gekregen van [medeverdachte 2].
[medeverdachte 1] noemt de vriend van [medeverdachte 3], [medeverdachte 2], ook wel [x]. [bestuuder 1] noemt hem [x] [medeverdachte 1] wordt ook wel [y] genoemd.
[medeverdachte 1] had met twee contactpersonen, [contactpersoon 1] en [contactpersoon 2], afgesproken om een groep Chinezen in Nederland op te vangen en ervoor te zorgen dat de Chinezen in een vrachtauto naar Hoek van Holland zouden komen. De Chinezen waren een paar dagen voor 19 september 2007 vanuit Frankrijk in Zwolle aangekomen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben deze Chinezen die dag van het station opgehaald en gebracht naar de woning aan de Scheldelaan 79 te Zwolle, in gebruik bij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. Na enkele dagen is een aantal Chinezen weggebracht naar een woning in Enschede, aan de [adres], eveneens op naam van [medeverdachte 3]. De Chinezen hebben op deze adressen aan aantal dagen verblijf gehouden.
De vrachtauto met kenteken [XX-XX-XX] was op 19 september 2007 gehuurd van Autoverhuurbedrijf [naam autobedrijf] te Zwolle tot 21 september 2007 18.00 uur. De vrachtauto werd gehuurd door [medeverdachte 3] in tegenwoordigheid van de bestuurder [bestuuder 1]. [bestuuder 1] heeft de betaling gedaan. Het geld voor deze betaling is ter beschikking gesteld door [medeverdachte 1].
[bestuuder 1] is met de vrachtauto in Zwolle geweest, op het adres van [medeverdachte 3], en van daaruit naar Enschede gereden, om vervolgens vergezeld van de BMW naar Hoek van Holland te gaan. De BMW was mee om de weg te wijzen. In Zwolle en Enschede zijn toen de Chinezen in de vrachtauto gestapt.
[verdachte] wist dat er in de vrachtauto met het kenteken [XX-XX-XX] Irakezen zaten die door toedoen van [medeverdachte 1] naar Engeland gebracht moesten worden. Hij wist ook dat die Irakezen hier illegaal waren en dat [medeverdachte 1] voor zijn activiteiten betaald zou worden.
[verdachte] is op 19 september 2007 aanwezig geweest bij het inladen van meubels in de vrachtauto in Zwolle, samen met [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medverdachte 4] en [bestuurder 1] . In Zwolle zijn vervolgens ook de Chinezen uit de woning aan de Scheldelaan 79 in de vrachtauto gestapt. Daar is in ieder geval [medeverdachte 2] bij aanwezig geweest. [verdachte] is op 19 september 2007 met [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [begeleider 2] naar Enschede gereden en ook in de woning aan de [adres] in Enschede geweest, toen daar nog Chinezen aanwezig waren. De Chinezen uit de [adres] zijn door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] naar de vrachtauto begeleid. Toen de Chinezen in de vrachtauto zaten heeft [verdachte] [medeverdachte 1] opgepikt in de BMW en samen zijn zij in de BMW voor de vrachtauto uit naar Hoek van Holland gereden, om deze vrachtauto te begeleiden.
De rechtbank leidt uit de genoemde bewijsmiddelen af dat [verdachte] niet alleen wetenschap had van de smokkel van Irakezen, maar ook van een groep Chinezen, waarbij hij behulpzaam is geweest als bestuurder van de BMW.
Op grond hiervan acht de rechtbank het onder 1 tenlastegelegde bewezen als hierna vermeld.
a) vaststaande feiten
Op 17 juli 2007 omstreeks 21.00 uur zijn te Hoek van Holland, bij een controle op de uitreis van Hoek van Holland naar Harwich, door de Koninklijke Marechaussee Brigade Zuid-Holland, in de laadruimte van een vrachtwagen van autoverhuurbedrijf [naam verhuurbedrijf] met het kenteken [zz-zz-zz], 15 Chinezen en 2 personen met Irakese nationaliteit aangetroffen . Bestuurder van deze vrachtwagen was [bestuurder 2]. Tot de twee personen met Irakese nationaliteit behoorde [medeverdachte 1] (verdachte in deze zaak). De andere Irakees was [naam Irakees], een afgewezen asielzoeker die zonder geldige papieren op reis was van België naar Engeland . Gevoeglijk kan worden aangenomen dat de aangetroffen Chinezen hier illegaal op doorreis waren .
De betreffende vrachtwagen was op 17 juli 2007 omstreeks 09.05 uur gehuurd van autoverhuurbedrijf [naam verhuurbedrijf] te Zwolle. De desbetreffende medewerker van het verhuurbedrijf was [naam medewerker]. Voor de huur van de vrachtwagen kwamen 4 mannen tezamen op het bedrijf, te weten [bestuurder 2] , [medverdachte 1] , [verdachte] en een zeker [xx] . Daags daarvoor waren deze 4 mannen al op het bedrijf geweest om naar de huur van de vrachtwagen te informeren.
In de loop van 17 juli 2007 is de vrachtwagen gereden van Zwolle naar de omgeving van de Nederlands/Belgische grens tussen Breda en Antwerpen. [bestuurder 2] en [xx] zaten in de vrachtwagen, Daarvoor reden [medeverdachte 1] en [verdachte] in een personenauto, merk BMW . Nabij de grens Nederland/België zijn de vrachtwagen en de BMW achter elkaar geparkeerd op een secundaire weg. Daar zijn de Chinezen ingestapt.
b) t.a.v. het tenlastegelegde
a) [medeverdachte 1] en [xx] waren op de hoogte van een op handen zijnd transport van Chinezen naar Engeland. [xx] heeft de naam van [bestuurder 2] getipt als mogelijke chauffeur voor dat transport. [bestuurder 2] is vervolgens voor dat transport benaderd.
b) Op 16 juli 2007 zijn [bestuurder 2], [medeverdachte 1], [xx] en [verdachte] bij de Wijthemerplas nabij Zwolle bij elkaar geweest en hebben zij kort gesproken over de smokkel en met elkaar afgesproken dat ze bij [naam verhuurbedrijf] zouden zeggen, dat ze de spullen van [naam pizzaria] (de pizzeria van [verdachte] ) zouden verhuizen .
c) Op 16 juli 2007 ’s middags zijn [bestuurder 2], [medeverdachte 1], [xx] en [verdachte] naar autoverhuur [naam verhuurbedrijf] te Zwolle gegaan om een vrachtauto te huren. Vanwege het tijdstip konden ze de vrachtauto nog niet meekrijgen. De volgende morgen zijn zij alle vier teruggekomen.
d) Met betrekking tot het huren van de vrachtauto heeft verdachte [verdachte] bij [naam verhuurbedrijf] zowel op 16 juli als op 17 juli 2007 het woord gevoerd, de betaling gedaan en de contracten ondertekend.
e) Bij de doorzoeking van de woning van [verdachte] aan de [adres] te Zwolle is een betalingsbewijs van autoverhuurbedrijf [naam verhuurbedrijf] aangetroffen, betreffende de vrachtauto met kenteken [zz-zz-zz] .
f) In het licht van hetgeen hiervoor onder d) en e) is overwogen hecht de rechtbank geen geloof aan de verklaring van verdachte [verdachte] dat het [bestuurder 2] is geweest die alles regelde, de betaling heeft gedaan en de contracten heeft ondertekend. [medewerker verhuurbedrijf] is een neutrale getuige, die gedetailleerd verklaart over de rolverdeling en er is geen enkele reden om aan zijn verklaringen te twijfelen.
g) [verdachte] heeft het geld voor de betaling van [medeverdachte 1] gekregen. Deze verklaart immers dat hij bij [naam verhuurbedrijf] het geld voor de huur bij zich had.
h) [verdachte] wist dat het de bedoeling van [medeverdachte 1] was om in de vrachtauto Nederland uit te komen.
i) Nadat de vrachtauto en BMW samen terechtgekomen waren op de secundaire weg nabij de grens Nederland/België zijn de Chinezen en de Irakees [naam Irakees] in de vrachtauto gestapt. [verdachte], [bestuurder 2], [xx] en [medeverdachte 1] waren daarbij aanwezig. De rechtbank gaat er vanuit dat zij het instappen van de Chinezen ook gezien hebben.
j) Na het instappen van de Chinezen is ook [medeverdachte 1] in de laadruimte van de vrachtauto gestapt en is de vrachtauto, bestuurd door [bestuurder 2], naar Hoek van Holland gereden. [xx] en [verdachte] zijn met de BMW hun eigen weg gegaan.
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet naar voren komt dat [verdachte] al eerder dan ten tijde van het instappen van de Chinezen bij de grens Nederland/België, wetenschap droeg van de smokkel van Chinezen. Nabij de grens Nederland/België heeft hij de Chinezen zien instappen, maar hij heeft daarna geen handelingen meer verricht waarmee hij behulpzaam is geweest op de illegale doorreis door Nederland.
De rechtbank acht op grond van vorenstaande bewijsmiddelen feit 2 wel bewezen ten aanzien van [medeverdachte 1].
Ten aanzien van feit 3 en feit 4 op de tenlastelegging
De verdachte dient van het onder 3 en 4 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht op grond van bovenstaande overwegingen wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 tot en met 19 september 2007, te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam en/of Zwolle en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
zestien personen met de Irakese en/of Chinese nationaliteit,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie
terwijl hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was,
immers heeft hij, verdachte, toen en daar, en/of één of meer van zijn mededaders
- bovengenoemde personen vervoerd naar Hoek van Holland teneinde die personen naar Engeland over te brengen en
- een auto voor het vervoer naar Hoek van Holland gehuurd en
- het transport van die bovengenoemde personen naar Hoek van Holland begeleid teneinde die personen naar Engeland over te brengen en
- één of meer van die personen vanaf een adres in Enschede opgehaald en
- één of meer van die personen vanaf het station in Zwolle opgehaald en overgebracht naar de woning aan de Scheldelaan 79 ter voorbereiding op het vervoer van die personen naar Engeland en
- de financiële afwikkeling van het transport van die personen naar Engeland geregeld en
aldus het transport en de doorreis naar Engeland van die bovengenoemde personen georganiseerd en gefaciliteerd;
2.
hij op 17 juli 2007 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam en/of Zwolle en/of elders in Nederland, één persoon met de Irakese nationaliteit,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot een andere lidstaat van de Europese Unie,
terwijl hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat die toegang wederrechtelijk was,
immers heeft hij, verdachte, toen en daar, tezamen met één of meer van zijn
mededaders
- bovengenoemd persoon vervoerd naar Hoek van Holland teneinde die persoon naar Engeland over te brengen en
- een auto voor het vervoer naar Hoek van Holland gehuurd en
- het transport van bovengenoemd persoon naar Hoek van Holland begeleid teneinde die persoon naar Engeland over te brengen en
aldus het transport naar Engeland van bovengenoemd persoon georganiseerd en gefaciliteerd.
Van het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Het onder 1 en bewezene levert telkens op:
mensensmokkel, in vereniging begaan door meerdere personen, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 197a, eerste en vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 2 bewezene levert op:
mensensmokkel, in vereniging begaan door meerdere personen,
strafbaar gesteld bij artikel 197a, eerste en vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft tweemaal samen met anderen geprobeerd om een aantal personen, aan wie de toegang en het verblijf in Nederland en Groot Brittannië niet was toegestaan, via en/of vanuit Nederland naar Groot Brittannië te smokkelen.
Door mensensmokkel wordt het overheidsbeleid inzake de bestrijding van illegaal verblijf en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie doorkruist. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij met zijn handelen hieraan heeft bijgedragen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 2 oktober 2008 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Op 13 februari 2008 is door de Reclassering Nederland een Voorlichtingsrapport omtrent de persoon van de verdachte opgemaakt. De reclassering acht een Cognitieve Vaardigheidstraining geïndiceerd, maar onthoudt zich van een strafadvies vanwege de ontkennende houding van verdachte.
Uit het op 15 juli 2008 door de Reclassering Nederland opgemaakte adviesrapport blijkt dat het Elektronisch Toezicht – als bijzondere voorwaarde gesteld bij de schorsing van de voorlopige hechtenis – gestart is op 11 april 2008 en goed is verlopen. Verdachte heeft zich gehouden aan de aanwijzingen van de reclassering.
Ter terechtzitting is door de verdediging onder meer naar voren gebracht dat verdachte bezig is met een opleiding Internationale Groothandel. Verdachte heeft 134 dagen in voorarrest gezeten en 97 dagen onder Elektronisch Toezicht gestaan. De verdediging heeft gepleit voor een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, met een voorwaardelijke straf waarbij een COVA-training als bijzondere voorwaarde wordt opgenomen.
De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden geëist.
De rechtbank is van oordeel dat in casu een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank ook gelet op het feit dat de rechtbank ten aanzien van feit 2 substantieel minder heeft bewezen verklaard dan door de officier is tenlastegelegd, aangezien verdachte wordt vrijgesproken van het smokkelen van Chinezen op 17 juli 2007. Voorts is nadrukkelijk meegewogen dat verdachte niet eerder is veroordeeld, in voorarrest heeft gezeten, een lange tijd onder Elektronisch Toezicht heeft gestaan en bezig is met een schoolopleiding.
Al het vorenstaande in aanmerking nemende is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat verdachte voor de bewezenverklaarde feiten bestraft dient te worden met een deels voorwaardelijk gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht
Ten aanzien van het beslag
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde voorwerpen, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
Ten aanzien van de tenlastelegging
Het onder 3 en 4 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 254 dagen.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 120 dagen, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
De rechtbank gelast de teruggave van de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genoemde papieren aan verdachte.
Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. G.M.J. Vijftigschild en R.A.M. Elbers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 november 2008.
Mrs. Vijftigschild en Elbers voornoemd waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.