ECLI:NL:RBZLY:2008:BG5459

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
11 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/976403-07
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensensmokkel en strafmaatmotivering in de zaak tegen verdachte

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mensensmokkel, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad op 11 november 2008 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het helpen van zestien personen met de Irakese en Chinese nationaliteit bij hun illegale toegang tot Nederland en het organiseren van hun doorreis naar Groot-Brittannië. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, betrokken was bij het vervoeren van deze personen in een vrachtauto en het regelen van de financiële afwikkeling van hun transport. De feiten vonden plaats in de periode van 1 tot en met 19 september 2007, waarbij de verdachte een leidende rol speelde in de uitvoering van deze delicten.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlasteleggingen 1 en 2, maar heeft hem vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet als initiator van een internationaal netwerk kan worden gezien, maar dat zijn handelen wel bijdraagt aan de smokkel van een groot aantal illegale personen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn wens om in Nederland een toekomst op te bouwen en zijn recente verkrijging van een verblijfsvergunning.

De rechtbank heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, met de voorwaarde dat een deel van deze straf (6 maanden) niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. De uitspraak is gedaan in het kader van de strijd tegen mensensmokkel en de bescherming van de integriteit van het immigratiebeleid.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.976403-07
Uitspraak: 11 november 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboorteplaats]
wonende te [adres]
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.J. Roelse, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie, mr. G.R.C. Veurink, heeft ter terechtzitting gevorderd:
- dat verdachte ter zake van het onder 3 ten laste gelegde wordt vrijgesproken;
- de veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, in vereniging begaan met andere personen, tot een gevangenisstraf van 2 jaar met aftrek van het voorarrest.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
FORMELE VOORVRAGEN
De rechtbank ziet geen reden om te beslissen tot nietigheid van de dagvaarding, de onbevoegdheid van de rechtbank, de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie of de schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Ten aanzien van feit 1:
a) ten aanzien van de vaststaande feiten
Op 19 september 2007 omstreeks 22.00 uur zijn te Hoek van Holland, bij een controle door de Koninklijke Marechaussee, in de laadruimte van een vrachtauto met het kenteken [XX-XX-XX] 14 personen met een Aziatisch uiterlijk en 2 personen met een Koerdisch uiterlijk aangetroffen. Voor deze vrachtauto was zonder betaling een plaats gereserveerd met de intentie om met een motorschip van de Stena Line naar Groot-Brittanië te reizen . Bestuurder van deze vrachtwagen was [bestuurder 1]. [bestuurder 1] wordt door [verdachte] ook wel [x] genoemd. De twee personen met Koerdisch uiterlijk waren [begeleider 1] en [begeleider 2] . Deze twee Koerden waren mee om de Chinezen te begeleiden. Van de 14 personen met Aziatisch uiterlijk kan gevoeglijk – op grond van de verklaringen van [verdachte] – worden aangenomen dat het Chinezen betrof, die hier illegaal op doorreis waren .
Kort (enkele minuten) voor deze controle door de Koninklijke Marechaussee was de vrachtauto met het kenteken [XX-XX-XX] nog vergezeld van een personenauto, merk BMW, met kenteken [YY-YY-YY] . In deze BMW zaten [verdachte] en [medeverdachte 1]
[bestuurder 1] had het geld voor de reis gekregen van [medeverdachte 2].
[verdachte] noemt de vriend van [medeverdachte 3], [medeverdachte 2], ook wel [Y]. [bestuurder 1] noemt hem [Y].
[verdachte] had met twee contactpersonen, [contactpersoon 1] en [contactpersoon 2], afgesproken om een groep Chinezen in Nederland op te vangen en ervoor te zorgen dat de Chinezen in een vrachtauto naar Hoek van Holland zouden komen. De Chinezen waren een paar dagen voor 19 september 2007 vanuit Frankrijk in Zwolle aangekomen. [verdachte] en [medeverdachte 2] hebben deze Chinezen die dag van het station opgehaald en gebracht naar de woning aan de Scheldelaan 79 te Zwolle, in gebruik bij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. Na enkele dagen is een aantal Chinezen weggebracht naar een woning in Enschede, aan de [adres], eveneens op naam van [medeverdachte 3]. De Chinezen hebben op deze adressen aan aantal dagen verblijf gehouden.
De vrachtauto met kenteken [XX-XX-XX] was op 19 september 2007 gehuurd van Autoverhuurbedrijf [naam] te Zwolle tot 21 september 2007 18.00 uur. De vrachtauto werd gehuurd door [medeverdachte 3] in tegenwoordigheid van de bestuurder [bestuurder 1]. [bestuurder 1] heeft de betaling gedaan. Het geld voor deze betaling is ter beschikking gesteld door [verdachte].
[bestuurder 1] is met de vrachtauto in Zwolle geweest, op het adres van [medeverdachte 3], en van daaruit naar Enschede gereden, om vervolgens vergezeld van de BMW naar Hoek van Holland te gaan. De BMW was mee om de weg te wijzen. In Zwolle en Enschede zijn toen de Chinezen in de vrachtauto gestapt.
b) ten aanzien van het tenlastegelegde:
Verdachte [verdachte] heeft het onder 1. tenlastegelegde bekend. Van de zijde van de verdediging is ten aanzien van dit feit geen vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van feit 2:
a) vaststaande feiten
Op 17 juli 2007 omstreeks 21.00 uur zijn te Hoek van Holland, bij een controle op de uitreis van Hoek van Holland naar Harwich, door de Koninklijke Marechaussee Brigade Zuid-Holland, in de laadruimte van een vrachtwagen van autoverhuurbedrijf [naam] met het kenteken [zz-zz-zz], 15 Chinezen en 2 personen met Irakese nationaliteit aangetroffen . Bestuurder van deze vrachtwagen was [bestuurder 2]. Tot de twee personen met Irakese nationaliteit behoorde [verdachte] (verdachte in deze zaak). De andere Irakees was [naam Irakees], een afgewezen asielzoeker die zonder geldige papieren op reis was van België naar Engeland . Gevoeglijk kan worden aangenomen dat de aangetroffen Chinezen hier illegaal op doorreis waren .
De betreffende vrachtwagen was op 17 juli 2007 omstreeks 09.05 uur gehuurd van autoverhuurbedrijf [naam] te Zwolle. De desbetreffende medewerker van het verhuurbedrijf was [naam medewerker]. Voor de huur van de vrachtwagen kwamen 4 mannen tezamen op het bedrijf, te weten [bestuurder 2] , [verdachte] , [medeverdachte 1] en een zeker [xx] . Daags daarvoor waren deze 4 mannen al op het bedrijf geweest om naar de huur van de vrachtwagen te informeren.
In de loop van 17 juli 2007 is de vrachtwagen gereden van Zwolle naar de omgeving van de Nederlands/Belgische grens tussen Breda en Antwerpen. [bestuurder 2] en [xx] zaten in de vrachtwagen. Daarvoor reden [verdachte] en [medeverdachte 1] in een personenauto, merk BMW . Nabij de grens Nederland/België zijn de vrachtwagen en de BMW achter elkaar geparkeerd op een secundaire weg. Daar zijn de Chinezen ingestapt.
b) t.a.v. het tenlastegelegde
Verdachte [verdachte] heeft het onder 2. tenlastegelegde bekend. Van de zijde van de verdediging is ten aanzien van dit feit geen vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van feit 3:
De verdachte dient van het onder 3 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht op grond van voorgaande overwegingen wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 tot en met 19 september 2007, te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam en/of Zwolle en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
zestien personen met de Irakese en/of Chinese nationaliteit,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie
terwijl hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was,
immers heeft hij, verdachte, toen en daar, en/of één of meer van zijn mededaders
- bovengenoemde personen vervoerd naar Hoek van Holland teneinde die personen naar Engeland over te brengen en
- een auto voor het vervoer naar Hoek van Holland gehuurd en
- het transport van die bovengenoemde personen naar Hoek van Holland begeleid teneinde die personen naar Engeland over te brengen en
- één of meer van die personen vanaf een adres in Enschede opgehaald en
- één of meer van die personen vanaf het station in Zwolle opgehaald en overgebracht naar de woning aan de Scheldelaan 79 ter voorbereiding op het vervoer van die personen naar Engeland en
- de financiële afwikkeling van het transport van die personen naar Engeland geregeld en
aldus het transport en de doorreis naar Engeland van die bovengenoemde personen georganiseerd en gefaciliteerd;
2.
hij op 17 juli 2007 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam en/of Zwolle
en/of elders in Nederland, meer personen met de Irakese en/of Chinese nationaliteit,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie
terwijl hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was,
immers heeft hij, verdachte, toen en daar, en/of één of meer van zijn mededaders
- bovengenoemde personen vervoerd naar Hoek van Holland teneinde die personen naar Engeland over te brengen en
- een auto voor het vervoer naar Hoek van Holland gehuurd en
- het transport van die bovengenoemde personen naar Hoek van Holland begeleid teneinde die personen naar Engeland over te brengen en
- de financiële afwikkeling van het transport van die personen naar Engeland geregeld en
aldus het transport en doorreis naar Engeland van die bovengenoemde personen georganiseerd en gefaciliteerd.
Van het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het onder 1 en 2 bewezene levert telkens op:
mensensmokkel, in vereniging begaan door meerdere personen, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 197a, eerste en vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
STRAFBAARHEID
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft tweemaal samen met anderen geprobeerd om een aantal personen, aan wie de toegang en het verblijf in Nederland en Groot Brittannië niet was toegestaan, via en/of vanuit Nederland naar Groot Brittannië te smokkelen. Verdachte had een leidende rol bij de uitvoering van deze delicten.
Door mensensmokkel wordt het overheidsbeleid inzake de bestrijding van illegaal verblijf en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie doorkruist. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij met zijn handelen hieraan heeft bijgedragen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 26 september 2008 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Op 28 februari 2008 is door de Reclassering Nederland een voorlichtingsrapport uitgebracht omtrent de persoon van de verdachte. In dit rapport staat beschreven dat verdachte zelf naar Engeland gesmokkeld wilde worden om daar iets van zijn leven te maken en mensensmokkelaars heeft geholpen als betaling voor zijn eigen smokkel.
De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf met reclasseringstoezicht en een cognitieve vaardigheidstraining als bijzondere voorwaarden.
Ter terechtzitting is door de verdediging onder meer naar voren gebracht dat het verdachte niet lukte om in Nederland een toekomst op te bouwen omdat hij geen duidelijkheid kreeg over zijn verblijfsstatus. Om die reden wilde verdachte destijds naar Engeland en is hij betrokken geraakt bij mensensmokkel. Inmiddels heeft verdachte - door het generaal pardon – een Nederlandse verblijfsvergunning en wil hij in samenwerking met de reclassering in Nederland zijn bestaan opbouwen. De verdediging heeft gepleit voor een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, met een voorwaardelijke straf waarbij reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde wordt opgenomen.
De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaar geëist.
Hoewel verdachte niet gezien moet worden als een initiator in een internationaal netwerk, maar aan een dergelijk netwerk uit eigen belang slechts dienstbaar is geweest, vat de rechtbank de onderhavige feiten toch ernstig op. Het gaat immers om de smokkel van een groot aantal illegale personen, circa 29 in getal, waarbij verdachte een leidende rol in de uitvoering heeft gehad. Anderzijds speelt mee dat, hoewel mensensmokkel veelal gepaard pleegt te gaan met mensonterende omstandigheden, van verdachte niet gezegd kan worden dat hij ook daaraan een bijdrage heeft geleverd.
De rechtbank is van oordeel dat de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden in beginsel passend en geboden. De persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals door de reclassering verwoord en door de verdediging ter terechtzitting naar voren gebracht, zijn echter voor de rechtbank aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank vat de feiten echter al met al zo ernstig op, dat de op te leggen sanctie moet inhouden dat verdachte, ondanks de aftrek van het voorarrest, nog een deel van de vrijheidsstraf zal moeten ondergaan.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het onder 3 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 6 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. G.M.J. Vijftigschild en R.A.M. Elbers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 november 2008.
Mrs. Vijftigschild en Elbers voornoemd waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.