ECLI:NL:RBZLY:2008:BG3697

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
28 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/440312-07
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van poging doodslag en zware mishandeling na verkeersincident

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag en zware mishandeling, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad op 28 oktober 2008 uitspraak gedaan. De officier van justitie, mr. A.J. de Loor, eiste een taakstraf van 240 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaar. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. L.M.J. Leerkes, werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersincident waarbij de aangever, een politieman, gewond raakte.

Tijdens de zitting op 14 oktober 2008 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De rechtbank overwoog dat de verklaringen van de aangever en getuigen niet voldoende waren om de schuld van de verdachte wettig en overtuigend te bewijzen. De verdachte had verklaard dat hij een stuurcorrectie naar links had gemaakt en dat hij al naar de linkerrijbaan was uitgeweken voordat hij de plek van de aangever bereikte. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzettelijk de kans had genomen om de aangever te verwonden of van het leven te beroven.

De rechtbank oordeelde dat de snelheid van de verdachte niet eenduidig kon worden vastgesteld, en dat de schatting van de aangever, die ook politieman was, met enige omzichtigheid moest worden benaderd. Gezien het gebrek aan objectieve bewijsstukken en de inconsistenties in de verklaringen, werd de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Het bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven, en de rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.440312-07
Uitspraak: 28 oktober 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte]
geboren [geboorteplaats]
wonende te [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L.M.J. Leerkes, advocaat te Deventer.
De officier van justitie, mr. A.J. de Loor, heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte te veroordelen ter zake het primair ten laste gelegde tot:
• een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis;
• een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, met als bijzondere voor¬waarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de reclassering, ook indien dit inhoudt het volgen van een ambulante behandeling in een (forensische) psychiatrische polikliniek;
• ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 2 jaar.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
BEWIJS
De verdachte dient van het primair en subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit de verklaringen van zowel aangever als de getuigen als verdachte zelf blijkt dat verdachte op enig moment een stuurcorrectie naar links heeft gemaakt. Verdachte en zijn vriendin verklaren dat verdachte al naar de linkerrijbaan was uitgeweken ruim voordat de auto de plek waar aangever stond had bereikt. Aangever alsmede de getuige [X] verklaren dat de auto pas is uitgeweken ter hoogte van de plek waar aangever stond alvorens deze opzij sprong. Hoewel aldus niet met volle zekerheid de vraag kan worden beantwoord of verdachte de uitwijkmanoevre tijdig heeft ingezet, kan worden aangenomen dat dit is gebeurd in de nabijheid van de plek waar aangever stond. In de omstandigheid dát verdachte naar links is uitgeweken ziet de rechtbank een belangrijke aanwijzing dat verdachte nadrukkelijk een aanrijding heeft willen voorkomen.
Daarnaast acht de rechtbank van belang dat over de snelheid waarmee verdachte heeft gereden, geen eenduidigheid bestaat. Aangever [Y] heeft de snelheid geschat op 60 tot 65 km/u maar heeft daarover ter zitting verklaard dat dit niet meer is geweest dan een pure inschatting, dat hij niet meer weet of er meer auto’s reden en dat hij is afgegaan op het motorgeluid en het omhoog komen van de neus van de auto bij het optrekken. Verdachte heeft daarentegen verklaard dat hij in de tweede of derde versnelling reed. Het feit dat aangever tevens politieman is maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat op voorhand van de door hem aangegeven snelheid kan worden uitgegaan. Bij een vermenging van hoedanigheden als hier aan de orde (slachtoffer/politieman) dient de door aangever geschatte snelheid met enige omzichtigheid te worden benaderd. Nu objectieve aanknopingspunten ontbreken die de juistheid van de schatting van aangever zouden kunnen bevestigen, kan aan de door aangever ingeschatte hoogte van de snelheid geen doorslaggevende betekenis worden toegekend.
Een en ander brengt de rechtbank tot de conclusie dat in dit geval, anders dan door de Officier van Justitie is betoogd, niet bewezen kan worden geacht dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans om aangever van het leven te beroven dan wel om hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
BESLISSING
Het primair en subsidiair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 oktober 2008.