ECLI:NL:RBZLY:2008:BG3279

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
30 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.607113-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in ontuchtzaak met minderjarige

In de ontuchtzaak tegen de verdachte, die op 30 oktober 2008 door de Rechtbank Zwolle-Lelystad werd behandeld, stond de verdachte terecht voor het plegen van ontuchtige handelingen met twee minderjarige slachtoffers. De feiten vonden plaats op 24 januari 2008 in Almere, waar de verdachte werd beschuldigd van het seksueel binnendringen van een meisje dat nog niet de leeftijd van twaalf jaar had bereikt. Daarnaast werd hem verweten dat hij ontuchtige handelingen had gepleegd met een ander slachtoffer dat ook nog geen zestien jaar oud was. De officier van justitie eiste een werkstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, maar de verdediging, vertegenwoordigd door mr. H.L. van Uchelen, betwistte de bewijsvoering en vroeg om vrijspraak. De raadsman stelde dat er schendingen waren van de vormvoorschriften tijdens de opsporing en vervolging, wat zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting van de aangifte en getuigenverklaringen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank concludeerde dat de toedracht van de gebeurtenissen tussen de verdachte en het slachtoffer niet voldoende was komen vast te staan. Uiteindelijk werd de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten en werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.607113-08 P
Uitspraak: 30 oktober 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
[geboortedatum],
[woonplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.L. van Uchelen, advocaat te Zeewolde.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 januari 2008 in de gemeente Almere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer] ([geboortedatum]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) te plegen, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immers heeft hij, verdachte, toen aldaar, meermalen, in ieder geval éénmaal,
- die [slachtoffer] op de mond gezoend en/of (vervolgens) getracht zijn, verdachtes, tong in de mond van die [slachtoffer] te duwen/brengen en/of
- die [slachtoffer] haar broek uitgetrokken te doen en/of
- met een trilstaaf/dildo en/of een usb-stick, in ieder geval met een voorwerp, die [slachtoffer] (over de onderbroek) op de vagina en/of tussen/over de benen en/of over de borsten en/of over de buik aangeraakt en/of
- de borsten van die [slachtoffer] met zijn, verdachtes, hand(en) en/of vinger(s) betast/aangeraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 244 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 januari 2008 in de gemeente Almere, met [slachtoffer] ([geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen, in ieder geval éénmaal,;
- zoenen op de mond van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) trachten zijn, verdachtes, tong in de mond van die [slachtoffer] te duwen/brengen en/of
- aanraken van die [slachtoffer] (over de onderbroek) op de vagina en/of tussen/over de benen en/of over de borsten en/of over de buik en/of
- betasten/aanraken van de borsten van die [slachtoffer] met zijn, verdachtes, hand(en)
en/of vinger(s);
art 247 Wetboek van Strafrecht
FORMELE VOORVRAGEN
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vordering worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor een schorsing van de vervolging.
BEWIJS EN BEWEZENVERKLARING
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde, te weten een poging tot het seksueel binnendringen, wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur met aftrek van 32 uur in verband met voorarrest, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft gesteld dat bij de opsporing en vervolging in de onderhavige strafzaak niet is gehandeld overeenkomstig de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik. Er is derhalve sprake van schending van vormvoorschriften, hetgeen tot bewijsuitsluiting dient te leiden van de aangifte door de moeder van het slachtoffer en de verklaringen van een tweetal getuigen. Voorts kan aan de verklaring van getuige [verdachte] geen steunbewijs worden ontleend, nu deze niet op eigen waarneming is gebaseerd. De verklaring van het slachtoffer levert onvoldoende wettig bewijs op. Het onderzoek van prof. dr. R. Bullens naar de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer leidt tot twijfel aan de volledige juistheid van die verklaring. De raadsman heeft verzocht om vrijspraak en om opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem zowel primair als subsidiair ten laste gelegde. Daargelaten of het standpunt van de raadsman ten aanzien van de door hem voorgestane bewijsuitsluiting zou moeten worden gevolgd – voorshands lijkt naar het oordeel van de rechtbank overigens geen sprake te zijn van schending van enig vormvoorschrift – mist de rechtbank de overtuiging dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem ten laste gelegde. In onvoldoende mate is de toedracht komen vast te staan van wat zich exact heeft voorgedaan tussen de verdachte en het slachtoffer.
BESLISSING
Het primair en subsidiair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Aldus gewezen door mr. A.J. Louter, voorzitter, mrs. G.H Meijer en H.M. Schaak, rechters, in tegenwoordigheid van M. Smit als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2008.