ECLI:NL:RBZLY:2008:BG0993

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
14 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.607381-06
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 14 oktober 2008, stond de verdachte terecht voor poging tot zware mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De officier van justitie, mr. B. van de Ven, eiste een gevangenisstraf van twee weken en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot € 100,-. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 19 september 2006 in Lelystad opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen aan het slachtoffer door meermalen te schoppen en te stompen. De verdachte had erkend dat hij boos was op het slachtoffer en dat de aangifte klopte. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsman dat er onvoldoende opzet was voor de zware mishandeling. De rechtbank concludeerde dat de verdachte willens en wetens het risico had aanvaard dat het slachtoffer ernstige verwondingen kon oplopen, wat de opzet in voorwaardelijke zin bevestigde. De rechtbank achtte de feiten lafhartig, vooral omdat het slachtoffer een politieagente was die haar werk deed. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht. De vordering van de benadeelde partij werd niet ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.607381-06
Datum: 14 oktober 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
[geboorteplaats]
[adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 30 september 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.I. Roos, advocaat te Lelystad.
De officier van justitie, mr. B. van de Ven, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- alsmede toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van
€ 100,--;
- toepassing van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht;
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
BEWIJS
De raadsman heeft ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde betoogd dat er onvoldoende aanwijzingen zijn in het dossier om te komen tot een bewezenverklaring van poging tot het opzettelijk – ook niet in voorwaardelijke zin – toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat verdachte niet de opzet
- ook niet in voorwaardelijke zin - heeft gehad die gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer. Verdachte heeft (meermalen) geschopt tegen de benen, de armen en de rug en (meermalen) gestompt tegen het (achter)hoofd van het slachtoffer, zoals blijkt uit de aangifte en de getuigenverklaringen. Het slachtoffer is daardoor komen te vallen en kon niet meer opstaan omdat verdachte haar trapte en met gebalde vuisten tegen haar achterhoofd stompte. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij verschrikkelijk boos was op het slachtoffer en dat de aangifte van het slachtoffer klopt.
Door te handelen zoals hiervoor omschreven heeft verdachte willens en wetens het risico aanvaard dat het slachtoffer ernstige verwondingen had kunnen oplopen. Aldus was de opzet van verdachte in voorwaardelijke zin gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
Feit 1 primair
hij op 19 september 2006 in de gemeente Lelystad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen heeft geschopt tegen de benen en de armen en de rug en meermalen heeft gestompt tegen het achterhoofd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Feit 2
hij op 19 september 2006 in de gemeente Lelystad [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met zijn rechterwijsvinger vanaf de linkerzijde van zijn keel naar de rechterzijde gestreken en meermalen met zijn gebalde rechtervuist in zijn linkerhand geslagen en daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd: “ik vermoord dat wijf” en “ik ga haar vermoorden, vieze, vuile hoer”.
Van het onder 1 primair en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Feit 1
Poging tot zware mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
Hierbij heeft de rechtbank er op gelet, dat het gaat om laffe feiten jegens twee vrouwen gepleegd. Het slachtoffer van de bedreiging is voorts een politieagente, die gewoon haar werk deed.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 04 september 2008.
Benadeelde partij
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] is naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in die vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 primair en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur
van 2 weken.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] in haar vordering niet ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. G.J.J.M. Essink, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en H.M. Schaak, rechters, in tegenwoordigheid van M. Smit, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 oktober 2008.