ECLI:NL:RBZLY:2008:BF8796

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
30 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.977203-06
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot cocaïne en XTC-pillen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 30 september 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De tenlastelegging omvatte drie feiten waarbij de verdachte betrokken was bij de invoer en uitvoer van aanzienlijke hoeveelheden harddrugs, waaronder cocaïne en XTC-pillen. De raadsvrouw van de verdachte voerde aan dat het opsporingsonderzoek onrechtmatig was gestart, omdat er geen toetsbare informatie was die de inzet van bijzondere opsporingsmiddelen rechtvaardigde. De rechtbank oordeelde echter dat de informatie van de Spaanse autoriteiten voldoende was voor de start van het onderzoek en dat er redelijke verdenking bestond voor het gebruik van deze middelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 30 augustus 2006 tot en met 2 september 2006 samen met anderen opzettelijk MDMA en amfetamine buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht. Dit werd bewezen door observaties, telefoontaps en verklaringen van getuigen. De verdachte had een actieve rol gespeeld in het regelen van onderdak voor koeriers en het verstrekken van drugs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn handelen, de gezondheid van vele mensen in gevaar had gebracht en dat hij louter uit financieel gewin had gehandeld.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, rekening houdend met zijn onbekendheid in het justitiële documentatieregister en de ernst van de feiten. De beslissing werd genomen na zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte. De rechtbank verwierp ook de verweren van de verdediging die stelden dat de verklaringen van getuigen niet voor het bewijs mochten worden gebruikt, omdat deze niet zouden zijn ondervraagd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat de opgelegde straf passend was.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.977203-06 (P)
Datum: 30 september 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar minist[verdachte]tegen
[verdachte],
[geboortedatum],
[woonplaats]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 september 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.I.B. Hoffman, advocaat te Almere.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt nader omschreven tenlastelegging)
Voorzover in de tenlastelegging taal en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
Bewijs en bewezenverklaring
De officier van justitie, mr. E.E.H. van Duijnhoven, heeft ter zake van het onder 3 ten laste gelegde de vrijspraak gevorderd van het onderdeel met betrekking tot het vermeende transport van XTC-pillen door de koerier [koerier] omdat niet is komen vast te staan dat het in de tenlastelegging omschreven transport van XTC-pillen hetzelfde transport betreft als waar verdachte over heeft verklaard bij de politie.
De rechtbank kan zich met dit standpunt van de officier van justitie verenigen en zal verdachte vrijspreken van dat onderdeel van het onder 3 ten laste gelegde.
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat de start van het opsporingsonderzoek, en daarmee de aanwending van de gebruikte (bijzondere) opsporingsmiddelen, op onrechtmatige wijze is geschied omdat de start niet is gebaseerd op toetsbare informatie, terwijl die informatie ook geen steun vindt in andere informatie.
De resultaten welke daaruit zijn voortgekomen (telefoontaps, observaties en het resultaat van de doorzoeking van de woning van de verdachte) dienen, aldus het verweer, te worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank verwerpt dit verweer reeds op grond van bestendige jurisprudentie waaruit kort gezegd blijkt dat concrete informatie - zoals in casu afkomstig van de Spaanse autoriteiten inhoudende kort gezegd dat een zekere [verdachte] in Nederland drugs (MDMA) aan koeriers overhandigt en koeriers stuurt om cocaïne te halen - op zich al voldoende is voor de start van een strafrechtelijk onderzoek, terwijl de redelijke verdenking voor de aanwending van de bijzondere opsporingsmiddelen ook tot stand kon komen op basis van die informatie, die op onderdelen ook door andere gegevens wordt ondersteund, waaronder voor verdachte [verdachte] belastende onderzoeksgegevens met betrekking tot de met XTC pillen op Schiphol aangehouden [getuige] -, zoals moge blijken uit de voorhanden zijnde stukken. (noot )
Voorts is door de raadsvrouw aangevoerd dat het verhoor van verdachte door de politieambtenaren niet overeenkomstig de wettelijke voorschriften is gedaan. Zij heeft aangevoerd dat tijdens het verhoor er meer dan normale druk op verdachte is uitgeoefend door de verhorend ambtenaren om een bekennende verklaring van hem te verkrijgen.
De rechtbank constateert dat de raadsvrouw aan dit verweer geen conclusie heeft verbonden en dat de stelling louter berust op een verder niet door andere gegevens onderbouwde mededeling van de verdachte. Mede gelet op de op ambtseed opgemaakte processen-verbaal van de verhoren van verdachte, waaruit niet blijkt van enige ongeoorloofde druk of dat verdachte om die reden van enige verklaring is teruggekomen, wordt dit verweer door de rechtbank verworpen.
Het verweer van de raadsvrouw dat de verklaringen van de getuigen [getuige] en [getuige] niet voor het bewijs mogen worden gebezigd omdat de verdediging geen gelegenheid heeft gehad die getuigen te ondervragen, laat de rechtbank buiten beschouwing nu die verklaringen niet zullen worden gebezigd voor het bewijs.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn onder de vaststaande feiten en de noten daarbij nader aangegeven.
A. Vaststaande feiten
Ter zake van feit 1
Op 23 februari 2007 vindt er een observatie plaats op Schiphol waaruit blijkt dat verdachte met [betrokkene] contact heeft. Op 03 maart 2007 komt [betrokkene] aan op Schiphol met in zijn bezit een tas waarin zich 3 kilo cocaïne bevindt. Het douane laboratorium doet een test op een monster van de aangetroffen stof waaruit blijkt dat het cocaïne bevat. De verdachte bekent zijn rol bij de politie. (noot )
Ter zake van feit 2
Bij een uitreiscontrole op Schiphol van [getuige] op 2 september 2006 treft de douane in een wielrenbroekje een hoeveelheid XTC-pillen aan.
De test op monsters van de pillen door het douanelaboratorium wijst uit dat het om amfetamine en om MDMA handelt.
Verdachte verklaart ter terechtzitting onder meer dat [betrokkene] hem had verteld dat het om XTC-pillen handelde en dat hij, verdachte, die persoon naar een hotel moest brengen en dat hij 500 euro als beloning zou ontvangen. (noot )
Ter zake van feit 3
Uit een (in het Nederlands vertaalde) samenvatting door Franse autoriteiten van het onderzoek inzake [getuige] blijkt onder meer dat [getuige] op 05 november 2005 op doorreis via Parijs in Frankrijk is aangehouden met in zijn bezit een hoeveelheid XTC-pillen. Uit de (vertaalde) rapportage van het “Laboratoire TOXLAB s.a.r.l. blijkt dat monsters van de onder [getuige] in beslaggenomen pillen zijn onderzocht en dat deze amfetamine bevatten.
De verdachte verklaart ter terechtzitting, dat hij wist dat het om een transport van XTC-pillen handelde en dat bij dit transport ook een zekere [betrokkene] was betrokken. De verdachte verklaart tegenover de politie dat hij [getuige] kent, dat [getuige] twee keer is geweest en dat aan [getuige] twee keer een koffer met XTC-pillen is verstrekt. Een keer door [betrokkene] en een keer door hemzelf. Bij de politie verklaart verdachte dat de keer dat hij de koffer met XTC pillen aan [getuige] gaf, dat dat de pillen waren die in Parijs in beslag zijn genomen. (noot )
B. Het standpunt van het openbaar ministerie
Op basis van de verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting en bij de politie, de verklaringen van de aangehouden koerier [betrokkene] en de onder hem in beslaggenomen cocaïne, de aanhoudingen van de koeriers [getuige] en [getuige] en de onder hen in beslaggenomen hoeveelheden XTC-pillen, de rapportages van de laboratoria, de bij verdachte thuis aangetroffen stukken, de observaties en de telefooncontacten, acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1, 2 en 3 is ten laste gelegd.
C. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en dat verdachte derhalve daarvan dient te worden vrijgesproken.
D. Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft in zijn verklaringen tegenover de politie en in zijn verklaring ter terechtzitting van 16 september 2008 (gedeeltelijk) erkend dat hij samen met anderen de in de tenlastelegging genoemde feiten heeft begaan, zoals hiervoor onder de vaststaande feiten aangegeven.
E. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 13 februari 2007 tot en met 03 maart 2007 te Almere en/of Amsterdam en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ongeveer 3 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de wet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 30 augustus 2006 tot en met 02 september 2006 te Almere en/of Amsterdam en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, pillen van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine, zijnde MDMA en amfetamine middelen als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk daartoe
- (telefonisch) contact onderhouden met C. [getuige] en/of een of meerdere andere perso(o)n(en) en/of
- het verblijf van voornoemde [getuige] geregeld.
3.
hij in de periode van 13 augustus 2005 tot en met 19 mei 2006 te Almere en/of Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, pillen van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk daartoe
- voornoemde pillen verstrekt aan [getuige].
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Feit 1, 2 en 3 telkens:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder A, van de Opiumwet, gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 van die wet juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF
De officier van justitie heeft gevorderd de veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie waaruit blijkt dat verdachte onbekend is in dat register.
Bij de bepaling van de hoogte van de straf heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft liefst tot driemaal toe een actieve en essentiële rol gespeeld bij invoer en uitvoer van flinke hoeveelheden harddrugs. Hij heeft voor koeriers niet alleen onderdak geregeld en ze in Nederland begeleid, maar hij heeft ook geld overgemaakt voor het cocaïnetransport en daadwerkelijk een koffer met XTC pillen verstrekt.
Voorts heeft hij - zoals uit diverse tapgesprekken (zaaksdossier 1, pagina 016 e.v.) volgt - vluchten naar Afrika proberen te regelen voor het drugstransport door [betrokkene].
Verdachte heeft louter en alleen aan zichzelf heeft gedacht en hij heeft puur uit oogpunt van geldelijk gewin de gezondheid van vele mensen die de drugs hadden willen gaan gebruiken ernstig in de waagschaal gesteld.
De oplegging van straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) jaar.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Aldus gewezen door mr. G.J.J.M. Essink, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en A.W.M. van Hoof, rechters, in tegenwoordigheid van M. Smit, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 september 2008.
Mr. Van Hoof was buiten staat dit vonnis te ondertekenen.