ECLI:NL:RBZLY:2008:BF8668

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
2 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.620293-07
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige doorzoeking en bewijsuitsluiting in strafzaak

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, stond de verdachte terecht op beschuldiging van een misdrijf dat verband hield met de Opiumwet. De zitting vond plaats op 26 juni en 18 september 2008, waarbij de verdachte niet in persoon aanwezig was, maar werd vertegenwoordigd door zijn advocaten, mr. A.L. Huurdeman en M. Renes. De officier van justitie, mr. H. Harmeijer, eiste een gevangenisstraf van 16 maanden en verbeurdverklaring van in beslag genomen goederen, waaronder geld en telefoons.

De kern van de zaak draaide om de rechtmatigheid van de doorzoeking van de woning van de verdachte op 29 augustus 2007. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking onrechtmatig was, omdat er geen toestemming was van de bewoner en er geen geldige machtiging van de rechter-commissaris was verkregen. De rechtbank stelde vast dat de doorzoeking niet voldeed aan de wettelijke vereisten, wat leidde tot een onherstelbaar vormverzuim volgens artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.

Aangezien het bewijsmateriaal dat tijdens de onrechtmatige doorzoeking was verkregen, werd uitgesloten van het bewijs, kon de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de tenlastelegging komen. De verdachte werd vrijgesproken van alle beschuldigingen, en de rechtbank gelastte de teruggave van de in beslag genomen goederen aan de rechthebbende. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf werd afgewezen. Deze uitspraak benadrukt het belang van de naleving van wettelijke procedures bij het binnentreden van woningen door de politie.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.620293-07
Uitspraak: 2 oktober 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
[geboortedatum],
[woonplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2008 en 18 september 2008. De verdachte is niet in persoon verschenen en is ter terechtzitting verdedigd door mr. A.L. Huurdeman en M. Renes, advocaten te Amsterdam, die hebben verklaard daartoe uitdrukkelijk te zijn gemachtigd.
De officier van justitie, mr. H. Harmeijer, heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van voorarrest. Hij heeft voorts gevorderd dat het inbeslaggenomen geld ten bedrage van € 380,- alsmede de drie Nokia telefoons worden verbeurdverklaard.
De officier van justitie persisteert bij de vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 07.607370-05
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
BEWIJS
Op 29 augustus 2007 is er op basis van artikel 9 van de Opiumwet binnengetreden in de woning van verdachte zulks ter inbeslagname. Nu er geen toestemming was van de bewoner tot het binnentreden van de woning is daar op basis van artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden een schriftelijke machtiging voor nodig. Deze machtiging, welke voldoet aan de wettelijke vereisten, bevindt zich in het dossier en het binnentreden was derhalve rechtmatig. Echter, artikel 9 van de Opiumwet omvat niet de bevoegdheid om een doorzoeking (huiszoeking) uit te voeren. Onder doorzoeking wordt verstaan een stelselmatig en gericht onderzoek naar de aanwezigheid van voor inbeslagname vatbare voorwerpen. Blijkens het “Verslag binnentreden woning” is er op 29 augustus 2007 wel sprake geweest van een huiszoeking (doorzoeking). Dit wordt ondersteund door het feit dat gebruik is gemaakt van een drugshond, wat duidt op een stelselmatig en gericht onderzoek.
Tot een doorzoeking is bevoegd de rechter-commissaris. Een (hulp)officier van justitie is daartoe slechts bevoegd indien er sprake is van ontdekking op heterdaad of in geval van verdenking van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, bij dringende noodzakelijkheid en indien het optreden van de rechter-commissaris niet kan worden afgewacht. De (hulp) officier van justitie heeft dan wel een machtiging van de rechter-commissaris nodig.
Dat op 29 augustus 2007 sprake was van een dergelijke dringende noodzakelijkheid en het optreden van de rechter-commissaris niet kon worden afgewacht, is niet gebleken. Bovendien was er ook geen machtiging tot doorzoeking afgegeven door de rechter-commissaris.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, waarvan zij dient te beoordelen of aan dat vormverzuim enig rechtsgevolg dient te worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg dan in aanmerking komt. De rechtbank overweegt voorts dat het de verdachte is die door de niet-naleving van het voorschrift is getroffen en dat het zijn belang is dat de overtreden norm beoogt te beschermen. Hij was immers de bewoner van het perceel aan de [adres].
De rechtbank neemt in ogenschouw dat het vereiste van een machtiging van de rechter-commissaris tot doorzoeking van een woning van een zo fundamentele betekenis is voor de bevoegdheid van de politie om een dergelijk dwangmiddel toe te passen, dat door hiertoe over te gaan zonder een dergelijke machtiging belangrijke (strafvorderlijke) voorschriften in aanzienlijke mate zijn geschonden. De rechtbank zal het bewijsmateriaal dat door de onrechtmatige doorzoeking is verkregen daarom uitsluiten van het bewijs.
De verdachte dient van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat na hetgeen de rechtbank voor het bewijs heeft uitgesloten, dit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Uit die beslissing volgt dat het in beslag genomene moet worden teruggegeven en dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen.
BESLISSING
Het ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank gelast de teruggave aan de rechthebbende van de inbeslaggenomen goederen te weten geld ten bedrage van € 380,- en drie Nokia telefoons (nummers 5, 6, 7 en 8 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen).
De rechtbank wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 07.607370-05 bij vonnis d.d. 18 april 2006 voorwaardelijk aan verdachte opgelegde straf.
Aldus gewezen door mr. M.A. Wijnands-Veninga, voorzitter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en A.W.M. van Hoof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 oktober 2008.
Mr. M.A. Wijnands-Veninga voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.